De Slag aan de IJzer - 30 oktober 1914
Van ‘s morgens heel vroeg en in de stromende regen vielen de Duitsers op zowat alle plaatsen aan de IJzer aan en wachtte keizer Wilhelm II in Tielt op de zegemelding. Frisse Duitse troepen werden ingezet. Vijandelijk geschut opende overal de aanval; waarna de infanterie tot de actie overging. Aanvankelijk werden successen gemeld. De Duitsers geraakten over de spoorberm en omstreeks 07 uur vielen Ramskapelle en Pervijze (station) in handen van de soldaten van von Beseler. Dat waren dan wel de enige punten waar de Belgische linie doorbroken werd. Naast Belgische werden ook Franse koloniale troepen uit Algerië ingezet om Ramskapelle te heroveren. Omstreeks 11 uur begonnen daar lijf-aan-lijf-gevechten die de hele middag en ook ‘s nachts voortgezet zouden worden. Het dorp kon evenwel slechts gedeeltelijk heroverd worden.

Op andere plaatsen meer naar het zuiden werden de Duitsers door de verdedigers in een defensieve stelling gedrongen. De 3de Divisie nam wel 300 Duitsers gevangen, maar erger was het bericht van de Vierde Divisie dat nog slechts 12 van hun 23 kanonnen bruikbaar waren.

Om 20 uur werd de spuisluis opnieuw geopend. Tot 01 uur kon het water geruisloos de sloten en lage weiden innemen. Vóór de spoorberm lag een 2 km breed watertapijt en tot aan Pervijze waren de weilanden uiterst drassig geworden. Dit zou nog grote problemen geven want het water uit de polders kon nu niet meer via de Overlaat van Veurne-Ambacht geloosd worden. Dit kon door de Oude-Veurnevaart en het Kattensas maar ten dele opgelost worden. Later werd via het kanaal van Lo water afgevoerd, maar het bleef beredderen.


Op 30 oktober 1914 bereikten de Duitsers het verwoeste Pervijze en Ramskapelle

Een half uur vóór middernacht maakte de 6de Duitse Reservedivisie bekend dat de aanval niet voortgezet kon worden. De Duitsers - die geen Karel Cogge ter beschikking hadden - veronderstelden dat de IJzer buiten zijn oevers getreden was en hielden de zware regenval van de voorbije dagen verantwoordelijk voor de wateroverlast. Ze hoopten toen nog dat de ontwateringskanaaltjes dit ongemak vlug zouden wegwerken...

De Duitse kapitein Otto Schwink schreef over die gebeurtenissen een boek dat in 1919 in het Frans vertaald en in Brussel uitgegeven werd:

‘In de ochtend van 30 oktober 1914 zou de vijand de genadeslag krijgen. Om 6u30’ begint de aanval. Onze troepen slagen erin tot vlakbij Pervijze en de spoorlijn door te dringen. Eén regiment gelukt het zelfs om Ramskapelle te bereiken. De vijandelijke verdediging is gebroken! Piloten melden kolonnes die naar Veurne terugtrekken. Noch de kanonnen van de Engelse oorlogsschepen die vanop 17 km schieten, noch de ononderbroken tegenaanvallen van Belgen en Fransen slagen erin om de zegevierende troepen van von Beseler een halt toe te roepen. ‘s Avonds is Ramskapelle volledig in onze handen. Het vechten gaat in alle hevigheid door.

‘s Anderendaags zal de aanval hernomen worden. Maar tegen 23u30’ meldt een stafofficier van de 6de Divisie dat, wegens het stijgen van het water, de aanval afgelast wordt. Wat gebeurt er? Onze heldhaftige soldaten blijven op post, maar het water reikt op enkele plaatsen tot aan hun knieën. De modder zuigt hen vast en wie gaat liggen, is verloren...

Terugtrekken is gevaarlijk, maar dit maneuver wordt schitterend uitgevoerd ondanks de moeilijke oriëntatie in dit ondergelopen land. Geen enkel kanon, niet één gewonde is in de handen van onze tegenstrevers gebleven. De hele actie wordt zo perfect uitgevoerd, dat de vijand pas na ons vertrek beseft wat er gebeurt...’ (citaat uit ‘Le Furnes-Ambacht submergé en 1914’ - pag. 188-189). 

Met dank aan :
  • Jacques Bauwens - tekst
  • Dirk Debacker - "Die Nobele Rose”