DE PETROLEUMTANKS 1914-1918
Na de IJzerslag van oktober 1914, zijn een deel van de linkeroever van de IJzer en enkele eilandjes in het overstroomde gebied in handen gebleven van de Duitsers. De twee uitgebrande ‘Petroleumtanks’ ten noorden van kilometerpaal 16 op de linkeroever, staan nog gedeeltelijk overeind en bieden een uitstekend zicht op de omringende vlakte. De Duitsers hebben deze brandstofreservoirs dan ook meteen als observatiepost ingericht.
Van hieruit kunnen ze alle activiteiten in de Belgische stellingen nauwkeurig volgen en de stand van de kanonnen steeds precies lokaliseren.
De uit biezen gevlochten kogelschermen verbergen niet alle activiteiten. Bovendien gaan ze bij onguur weer regelmatig stuk. Het aanleggen van de loopgraven wordt dan ook dikwijls een hachelijke onderneming, omdat de klei hier zeer zwaar is en de aanleg hoofdzakelijk bovengronds moet gebeuren. Daarom wordt er overwegend tijdens de nacht gewerkt. De lange tocht achter de linies om zandzakjes te halen verloopt niet zonder risico. De gemiddelde aanvoer van zandzakjes wordt op 7500 per nacht geschat, d.i. zowat 150 ton.
De Petroleumtanks zijn een grote bron van ergernis voor de Belgische soldaten en herhaaldelijk hebben ze geprobeerd die te vernietigen. In het voorjaar 1915 wenst de legerleiding het aantal voorposten uit te breiden naar de monding van de Reigersvliet toe. De Petroleumtanks staan duidelijk in de weg. Een nieuwe aanval mislukt. Op nadrukkelijke vraag van de Fransen en de Britten, die in mei 1915 met een offensief willen starten, voeren de Belgen enkele afleidingsmanoeuvres uit. De Petroleumtanks worden als doelwit gekozen. Op 3 mei geeft generaal Jacquet, hoofd van de 3de Legerdivisie, de opdracht aan de 3de Brigade. In de nacht van 9 op 10 mei gaan 3 compagnies van het 1ste Jagers te Voet onder rechtstreeks bevel van majoor C. Huyghe over tot de aanval. Het artilleriegeschut is behoorlijk versterkt door twee kanonnen van de divisieartillerie en twee van de 5de Legerdivisie. Niettegenstaande een uitermate drassig terrein en met een gebrekkige artillerieondersteuning naderen de soldaten toch tot op 75 m van de tanks, maar de Duitse mitrailleurs slaan de aanval af. De twee daaropvolgende nachten wordt de aanval nogmaals hernomen, maar tevergeefs. Het opzet is mislukt. Er zijn vele slachtoffers: 36 doden en 115 gewonden. Kolonel A. Bernard, bevelhebber van het regiment, wordt uit zijn functie ontheven, omdat hij zogezegd tekort geschoten is in zijn taak.
De tanks schijnen ongewoon sterk te zijn. Ze waren enkele jaren voordien door een internationaal handelsbedrijf gebouwd en bedoeld om de streek van Diksmuide van petroleum te voorzien. Opzij van de tanks bevindt zich een conciërgewoning en een voorraadmagazijn. De stalen reservoirs staan op een stevige betonnen constructie. Het ene reservoir is reeds in elkaar gezakt, het andere staat nog rechtop, maar is doorzeefd met kogelgaten.
Na de mislukte aanval van 10 mei 1915 wordt er een andere techniek toegepast, men probeert de tanks ondergronds te bereiken door een omtrekkende beweging langs het oosten te maken. In de buurt van kilometerpaal 16 worden de bestaande putten en gangen met elkaar verbonden en een nieuwe gang gegraven in de richting van de Petroleumtanks. Tot ieders verrassing blijken de Duitsers van hun kant hetzelfde te doen.
Ze naderen elkaar tot op enkele meters afstand en het komt nogmaals tot een pijnlijk treffen. De Belgische troepen staken hun pogingen om de Petroleumtanks te vernietigen. De loopgraaf, al vlug ‘Dodengang’ genoemd, omwille van de talrijke slachtoffers die er vallen, wordt verder versterkt en aan het einde voorzien van een sappenhoofd d.i. een muizenvalbunker en een stevige betonnen bunker. Op enkele tientallen meters afstand is er ondertussen een Duitse bunker gebouwd.
In oktober 1915, nadat het einde van de gang is prijsgegeven, wordt er met opzet een bres geslagen in de oever van de IJzer en loopt het water landinwaarts.
Uit een oorlogsverhaal vernemen we dat de soldaten steeds met groot genoegen kijken naar de oplaaiende vlammen in de Petroleumtanks, telkens als een beschieting de nog overgebleven olie doet ontvlammen.
Voor de Belgische soldaat zijn de Petroleumtanks het symbool van de vijandelijke aanwezigheid op de linkeroever van de IJzer. Pas op het einde van de oorlog worden de tanks door de Duitsers opgegeven. Met recht herinnert de naamsteen van de Petroleumtanks aan die plaats waar zoveel slachtoffers vielen.
(Bron: Catalogus ‘Naamstenen 1914-1918’, Provincie West-Vlaanderen 1988)