04 January 2018
- De Panne
- Bron: Gemeente De Panne
De Eerste Wereldoorlog wijzigde grondig de geschiedenis van de hele wereld. In de vele boeken, naslagwerken en getuigenissen wordt niet vaak het verhaal van de kinderen belicht.
Wanneer in oktober 1914 de Belgische, Franse en Engelse legers zich achter de IJzer terugtrekken, worden alle scholen en onderwijsinstellingen in het niet-bezette België ingenomen door soldaten en vluchtelingen en worden er gewonden in onder gebracht. Onderwijzers worden massaal opgeroepen om hun dienstplicht te vervullen. Ook de voortdurende bombardementen en evacuaties bemoeilijken het onderwijs. Daarbij komt nog dat veel ouders hun kinderen liever veilig thuis houden, waar ze kunnen helpen in het huishouden of op het veld.
OPVOEDING VOOR KINDEREN
De frontkinderen die in kelders slapen en tussen de soldaten ‘tjolen’, ook wel ‘l’Espoire de la Belgique’ genoemd, baren de oorlogsministers zorgen. Niet alleen omwille van de veiligheid; ze zijn ook bang om gespuis te kweken en hebben het over ‘de verwildering van een generatie’. Na de eerste gasaanval in Boezinge wordt het voor iedereen duidelijk dat de frontzone geen plek is voor kinderen. Er wordt naar oplossingen gezocht om hen weg te houden van de straat en het oorlogsgevaar, en hen een goede scholing te geven. Er zullen, later, om het land weer op te bouwen, immers veel nieuwe, goed opgeleide Belgen nodig zijn. De overheid werkt daarom een onderwijsplan uit, waarbij in ieder dorp in minstens één school, of als dat niet mogelijk is, in boerderijen, barakken of tenten, de lessen hervat worden in het halvedagstelsel. Een tweede maatregel is het opstarten van zowel binnen- als buitenlandse schoolkolonies.
Voorbeelden hiervan zijn onder meer, de zogenaamde ‘scholen van de Koningin’ in Vinkem, de scholen in Cayeuxsur-Mer en de scholen van Fontenay-aux-roses bij Parijs. In eerste instantie krijgen de kinderen uit de dorpen het dichtst bij het front en de kinderen van wie de ouders onvoldoende bestaansmiddelen hebben, voorrang.
SCHOOLKOLONIES
In de tweede helft van mei 1915 vertrekt een eerste treinkonvooi met 152 meisjes en 148 jongens. Allemaal kinderen zonder hun ouders, die er geen idee van hebben waar ze naartoe gaan. Aan hun ouders is gezegd dat ze maar een paar maanden wegblijven, ‘tot de oorlog gedaan is’. Het zouden uiteindelijk jaren worden. Op 18 mei 1915 komt de groep, begeleid door 5 onderwijzers en 14 religieuzen, aan in het station ‘Gard du Nord’ in Parijs. Na een kort verblijf in het oude seminarie van Saint-Sulpice, worden de jongens en de meisjes van elkaar gescheiden, ook al hebben hun ouders hen op het hart gedrukt om voor elkaar te zorgen. De jongens nemen hun intrek in de schoolkolonies van Garches en Champlan terwijl de meisjes naar een voormalig meisjespensionaat in de Rue de la Santé in Parijs trekken. Omdat dit transport zo goed verloopt, volgen er massaal aanvragen van ouders en ‘moet’ men in een paar maanden tijd duizenden kinderen in buitenlandse schoolkolonies opvangen. Tegen het einde van de oorlog zijn er tussen 11.000 en 16.000 kinderen geëvacueerd. Niet alleen in Frankrijk worden kinderen opgevangen. Ook Zwitserland, dat tijdens de oorlog strikt neutraal blijft en relatief ver weg is, herbergt zo’n 9.000 Belgen, vooral kinderen uit de Westhoek. Mevrouw Mary Widmer-Curtat, een vooraanstaande arts uit Lausanne, doet in 1914 al een oproep in de plaatselijke pers om Belgische vluchtelingen te helpen, waarop een zestigtal personen positief antwoordt.
Ze wordt voorzitster van het hulpcomité van het kanton Vaud en wat later ook van het ‘Comité Central de l’Oeuvre d’hospitalisation des refugiés belges’. Vanaf het begin is het de bedoeling om kinderen te helpen, maar de eerste konvooien die in Zwitserland toekomen, blijken vooral uit gezinnen met kinderen te bestaan, alsook mannen die vluchten om aan hun dienstplicht te ontsnappen.
KINDEREN VAN DE IJZER
Wanneer Mary Widmer een bezoek brengt aan Koningin Elisabeth, die tijdens de oorlog in De Panne verblijft, en zij openlijk het plan steunt om Belgische kinderen uit de frontstreek, ‘de kinderen van de IJzer’, een opvangplaats in Zwitserland aan te bieden, komt er een doorbraak. De overbrenging wordt het werk van Georgie Fyfe, een verpleegster bij het Schotse Rode Kruis, die de hulporganisatie ‘Le Foyer écossais’ leidt. In juni en juli 1915 vertrekken de eerste konvooien met in totaal 154 kinderen uit de Westhoek naar Zwitserland. Na twee jaar bevinden zich al 2.000 kinderen onder de hoede van de Zwitserse hulpcomités. Deze ‘kinderen van de Koningin’ vertrekken meestal uit de stations van Adinkerke en Haezebroeck. Van daaruit gaan ze eerst naar Parijs en verblijven ze kort in feestzaal ’Salle Wagram’ in afwachting van hun vertrek naar Zwitserland. Onder deze kinderen waren er ook verschillende Adinkerkenaars en Pannenaars.
WIST JE DAT?
- De kinderen voor hun vertrek, op het perron een stuk chocolade kregen van de Koningin?
- De Amerikaanse Rockefeller Foundation de kosten van het verblijf van 500 Belgische kinderen op zich nam? En dat deze kinderen ook wel de ‘Rockefellers’ genoemd werden?
- De kinderen na de oorlog vaak niet direct naar huis konden, omdat hun ouders zelf ook nog op de vlucht waren?
- Schrijfster Anne Provoost een boek geschreven heeft met de titel ‘Kinderen van de IJzer’? Haar grootmoeder, Anna Vandewalle, was namelijk ook een ‘koloniekind’.