De laatste honderd dagen (8 augustus tot 11 november 1918)
Artikel overgenomen uit de Gidsenkroniek Ieper-Poperinge-Westland, Jaargang 2018/3
Door Koenraad Dumoulin
Dit artikel is een vervolg op de bijdrage "Het Duitse lenteoffensief of de Kaiserschlacht (21 maart tot 18 juli 1918)" dat eerder op WO1.be werd gepubliceerd.
Deze bijdrage is een vervolg op het artikel over het Duitse lenteoffensief van 21 maart tot 18 juli 1918 of de "Kaiserschlacht", verschenen in de gidsenkroniek nr 1 van 2018. Waar veelal bij de hieraan verbonden geschiedenis van de Ieperboog weinig gesproken wordt over het groter geheel van de immense inspanningen die door beide oorlogsvoerende partijen geleverd werden is dit zeker het geval bij het bespreken van de "Laatse honderd dagen". Hier beperkt men zich gewoonlijk tot "het bevrijdingsoffensief" van eind september 1918 waarbij de Duitse verdediging van de Ieperboog in enkele dagen tijd door een intergeallieerde krachtinspanning doorbroken werd en het verhaal van de Grote Oorlog rond Ieper een einde neemt.
Deze bijdrage beoogt een algemeen inzicht te geven in de laatste drie maanden van de Eerste Wereldoorlog, periode van 8 augustus tot 11 november 1918, waarin nog duizenden soldaten zouden sneuvelen of gewond raken en het grootste aantal van de Belgische militairen zou vallen voor wat onze deelname aan de Grote Oorlog betreft.
In deze periode was de internationale diplomatie ook druk actief om, afhankelijk van hun positie, tot een aanvaardbare wapenstilstand te komen, een onvoorwaardelijke overgave met winst af te dwingen of bij dreigende ondergang te redden wat er nog te redden viel. Door politieke druk zou nog voor de wapenstilstand van 11 november 1918 de Duitse generaal Ludendorff ontslagen worden en de Duitse Keizer afstand nemen van zijn kroon om daarna in ballingschap naar het kasteel "Huis Doorn" in Nederland vertrekken.
Het einde van de "Kaiserschlacht"
Het Duitse lenteoffensief was een berekende gok van het Duitse opperbevel geweest. In juli 1918 betekende het mislukken ervan een ware ramp. Deze offensieven hadden Duitsland 800.000 slachtoffers gekost.
Op 20 juli schreef Kroonprins Rupprecht in zijn dagboek over de gevechten bij Villers-Cotterêts: "We staan op een keerpunt in de oorlog....., we moeten nu naar het defensief overgaan; ... daarbij komt nog dat we al het terrein dat we in de lente veroverd hebben nu terug zullen moeten prijsgeven".
Veldmaarschalk Haig had in januari 1918 terecht de risico's van een grootschalige en finale aanval door Duitsland voorspeld toen hij akkoord ging met zijn inlichtingendienst dat "Indien Duitsland aanvalt en faalt, dan zal zij er aan tenonder gaan".
In de zomer van 1918, na het falen van de "Kaiserschlacht" waren de geallieerden nu inderdaad aan zet.
De geallieerden slaan hard terug bij Amiens (8 augustus 1918)
Op 8 augustus 1918 om 04:20 uur startte het Britse offensief met de Australische en Canadese korpsen als speerpunt en met gebruik van elke operationele tank die ze ter beschikking hadden. In een goed geplande aanval ten oosten van Amiens brachten ze de Duitsers een fatale slag toe.
Het aanvalsplan gebruikte veel taktieken en technologiën die in de vorige jaren ontwikkeld waren:
- Een verrassende en verwoestende artilleriebeschieting die overging in een kruipende barrage;
- het beschieten van gronddoelen vanuit vliegtuigen
- en de inzet van alle 552 voertuigen van het Tank Corps, waarvan 350 Mark V tanks, het nieuwste en meest effectieve type op dat moment.
Een blauwdruk voor deze grote aanval bij Amiens was vooraf getest op 4 juli toen het dorp Hamel in minder dan twee uren veroverd werd door het Australische Korps. Hierbij werd gecoördineerd gebruik gemaakt van alle wapens, taktieken en technieken, met inbegrip van de nieuw aan het front aangekomen Mark V tanks en zelfs het droppen van munitie met parachutes. De Australische bevelhebber, Luitenant-Generaal John Monash toonde dat hij begreep wat "slag leveren" was geworden: Een samenspel van de verschillende wapens en eenheden die elk
hun taak uitvoeren als instumenten van een orkest onder leiding van de bevelhebber die het geheel moet leiden en alle elementen op het juiste ogenblik moet inzetten om te komen tot een "symphony of battle".
Geallieerd opperbevelhebber Foch was tot besluit gekomen dat de beste strategie voor de komende tegenaanval er in zou bestaan dat elk van de geallieerde legers afzonderlijk hun eigen offensieven zouden organiseren. Van cruciaal belang was dat deze offensieven beperkte en haalbare objectieven hadden en beperkt waren in tijd en ruimte. Er mocht geen eenzijdige grote doorbraak als doel gesteld worden. De bedoeling was om de Duitse reservedivisies her en der over de ganse frontlinie aan te trekken, hun gevechtswaarde aan te tasten en hen constant over het ganse Westelijk front in beweging te houden.
De slag bij Amiens werd door Ludendorff beschreven als de "dies ater", de zwarte dag van het Duitse leger. Het resultaat van deze Britse verrassingsaanval toonde aan hoe laag het moreel van de Duitse troepen was gezonken. De sleutels van het succes waren snelheid, verrassing en hetmisleiden van de vijand. Het was de eerste Blitzkrieg-type aanval uit de geschiedenis. Het Britse vierde leger (het hernoemde vijfde leger) dat zo smadelijk teruggeslagen was door de Duitsers in het Lenteoffensief, brak de Duitse linies in één dag over een breedte van 25 kilometer en maakte een vordering van 13 kilometer diep. Het was een triomf voor de Britten en hun nieuwe methodiek: met volle kracht toeslaan, teamwork, integratie van alle wapens en reorganiseren en plannen voor een volgende aanval op de zwakste punten, beter dan te blijven doorgaan op punten waar de weerstand alleen maar sterker werd door de aangetrokken Duitse reserve.
Door de slag van 8 augustus 1918 werd het vertrouwen in het Britse leger hersteld en het moreel versterkt na de smadelijke terugtocht van de lente 1918.
Die dag verloren de Duitsers 28.000 manschappen en 400 kanonnen. Tekenend voor het lage moreel van de Duitse troepen was dat ongeveer 12.000 man zich hadden overgegeven. Er vond een kentering plaats; de Duitsers hadden de hoop op de overwinning opgegeven en het werd duidelijk dat ze zich alleen nog verdedigden om een vrede door onderhandeling te bekomen.
Het geallieerde offensief van de laatste honderd dagen was succesvol ingezet en zou uiteindelijk resulteren in niet minder dan tien opeenvolgende geallieerde aanvallen, telkens op een andere plaats en tijdstip.
Ludendorff vraagt om uit zijn functie ontheven te worden
Het was een feit: Het Duitse leger was op de loop. Ludendorff vroeg om ontheven te worden van zijn verantwoordelijkheden maar moest van de Keizer en Hindenburg op post blijven. Op 10 augustus deelde hij de Keizer mee dat de oorlog beëindigd moest worden. Tot grote verbazing, want dit was de generaal die hem een maand voordien nog gezegd had dat de oorlog zo goed als gewonnen was.
Op 13 en 14 augustus, tijdens de "Kaiserkonferenz" in Spa herhaalde hij zijn visie dat Duitsland geen enkel ander alternatief had dan om vredesonderhandelingen te vragen met Nederland als tussenpersoon. De politieke en sociale onrust in Duitsland samen met het ontbinden van het moreel aan het front lieten geen andere oplossing toe. Hij wilde nu onderhandelen vanuit de positie waarbij Duitsland nog de bezette delen van België en Frankrijk in handen had.
Zijn visie werd versterkt door het vooruitzicht om de strijd te moeten aanbinden met het Amerikaans leger dat nu snel posities innam in de Franse sector ten Westen van Verdun. Zijn divisies waren geen partij voor de 28.000 manschappen tellende Amerikaanse divisies met een totaal van anderhalf miljoen frisse soldaten, ondanks het feit dat ze onervaren waren.
Haig wil de overwinning nog in 1918 afdwingen
Veldmaarschalk Haig was één van de weinige geallieerde generaals die klaar zag en de eindoverwinning nog in 1918 wilde behalen. Op 21 augustus 1918 deelde hij op een vergadering aan de verwonderde minister van munities (Winston Churchill) mee dat iedereen zich tot het uiterste moest inzetten om nog in de herfst een eindbeslissing af te dwingen.
Het was in augustus duidelijk geworden dat de prestaties die de Fransen in de aanval leverden over het algemeen ondermaats waren, met uitzondering van het tiende leger onder leiding van generaal Mangin. Het was veldmaarschalk Haig en zijn BEF die nu het tempo van de geallieerde operaties bepaalden en de zwaarste last van de operaties op zich namen.
Op 21 augustus valt het Britse derde leger aan ten Zuiden van Arras.
Op 22 augustus herovert het Britse vierde leger de stad Albert aan de Somme.
Op 23 augustus vallen beide voornoemde legers samen met het US tweede korps aan bij de Somme over een front van 55 kilometer breed.
Op 26 augustus drijft het Britse vijfde leger de Duitsers uit hun verdedigingslijn bij Arras.
Op 29 augustus trekken de Duitsers zich terug uit de Leieboog in Noord-Frankrijk en geven hiermee het grootste gedeelte van het terrein prijs dat ze daar in april 1918 gewonnen hadden. De Kemmelberg komt opnieuw in Britse handen. Ze zien kans op te rukken naar een linie die loopt van Voormezele over Ploegsteert en Neuve-Chapelle tot Givenchy met aansluiting op de Notre Dame de Lorette heuvel en de Vimy Ridge.
Op 31 augustus breekt het Australische korps van het vierde leger door over de rivier de Somme bij Peronne en verovert de heuvel Mont Saint-Quentin.
Op 3 september vallen de Canadezen aan ten Oosten van Arras tussen Drocourt en Quéant over een breedte van 50 kilometer en dringen de Duitsers terug uit deze vooruitgeschoven positie van de Hindenburglinie.
Tegen half september 1918 zijn de Britse troepen aan het Sommefront tenminste 40 kilometer diep doorgedrongen over een breedte van 65 kilometer. De Duitse frontlijn begaf het overal en de gevechtslijnen van 1916 werden herwonnen. Wanneer de Fransen vanuit het Zuiden tussen St. Quentin en Rheims oprukken kan Ludendorff niets anders dan een georganiseerde terugtocht op de Hindenburglinie te bevelen, maar hij trekt nog verder terug en beveelt op het "Canal du Nord " terug te vallen.
De Duitste weerstand bleef sterk in bepaalde plaatsen maar op andere was het moreel volledig gebroken. De terugtrekkende Duitsers steunden vooral op hun strategisch goed geplaatste en vastberaden machinegeweer-troepen die zich opstelden op de hoogten, bij natuurlijke hindernissen en aan belangrijke kruispunten.
De Amerikaanse aanval bij St.Michel (12-16 september 1918)
Generaal Pershing maakte het generalissimo Foch niet gemakkelijk. Hij wilde niet deelnemen aan operaties die de verspreiding van zijn divisies over de geallieerde legers zouden betekenen. Haig vroeg om Amerikaanse steun bij een aanval in het Noorden in de richting van Mézières maar Pershing wilde een grootschalige aanval bij Saint Michel uitvoeren. Uiteindelijk werd beslist dat de Amerikanen een beperkte aanval zouden uitvoeren op de "Michel Stellung" en daarna onder Pershing zelf hun grootste inspanningen op de sector Maas-Argonne zouden richten.
Nu Pershing zijn doel bereikt had, stond hij dan toch toe dat enkele Amerikaanse divisies elders aan het Westfront bij geallieerde formaties zouden blijven. Vandaar dat Amerikaanse divisies ook vanuit de Ieperboog aan operaties deelnamen.
Nu de "US Army" als een geheel onder generaal Pershing de strijd konden aanbinden opende de US First Army een offensief bij St. Michel, ten Zuid-Oosten van Verdun. Tien Amerikaanse en twee Franse divisies, gesteund door 2.900 kanonnen en 273 tanks, vielen in twee wiggen aan om de Duitsers te omsingelen. De Duitsers die volop bezig waren deze sector te ontruimen waren totaal verrast. Ze gaven zich massaal over. Op het einde van de dag werden alle objectieven gehaald: Het uitknijpen van de St. Michel-boog en het verkorten van het front over een afstand van 26 kilometer met daarbij 16.000 Duitse krijgsgevangenen en 440 buitgemaakte kanonnen. Niettemin hadden de onervaren en half-getrainde Amerikaanse "doughboys" zware verliezen geleden.
Opperbevelhebber Foch: "Tout le monde à la bataille"
Ondanks het feit dat de Amerikaanse troepen aan het front nog niet volop op sterkte waren realiseerde Foch zich dat het Duitse leger nu echt op de loop was en beval een aantal gelijktijdige aanvallen waar meestal naar gerefereerd wordt als "The final grand offensive", het "Bevrijdingsoffensief" of " l'Offensive de libération". Iedereen moest hiertoe een inspanning leveren, "Tout le monde à la bataille" en dat gold ook voor het Belgisch leger. Dit offensief verliep volgens de planning in vier stappen.
Stap 1: Frans-Amerikaanse aanval op Meuse-Argonne (26 september 1918)
In minder dan twee weken werden door het organisatietalent van Kolonel Geroge C. Marshall 600.000 Amerikaanse troepen verplaatst naar de streek van de Maas-Argonne. Op 26 september 1918 openen de Franse en Amerikaanse troepen met 25 divisies ten Zuiden van Verdun bij de Meuse en de bossen van de Argonne een aanval wat hun eindoffensief zou worden (Meuse-Argonne). Het werd voor de Amerikanen de bloedigste slag van de eerste wereldoorlog. In zes weken tijd vorderden ze 100 kilometer diep maar ten koste van 26.000 doden en 95.000 gewonden. De Duitsers leden 130.000 verliezen, er werden 26.000 soldaten krijgsgevangen genomen en 870 kanonnen buitgemaakt.
Stap 2: Britse aanval op de Canal du Nord bij Cambrai (27 september 1918)
Op 27 september 1918 vallen vier divisies van het eerste en derde Britse leger aan ten Noorden en Zuiden van Cambrai en kunnen, tegen alle verwachtingen van het Duitse opperbevel in, het Canal du Nord oversteken in hun nadering naar de Hindenburglinie.
Stap 3: Belgisch - Brits - Franse aanval uit de Ieperboog (28 september 1918)
Op 28 september 1918, onder leiding van Koning Albert, vallen 12 Belgische, 10 Britse en 6 Franse, waarvan 3 cavaleriedivisies aan vanuit de Ieperboog in de sector van de Britse "Flanders Army Group/Legergroep Vlaanderen". De eerste dag wordt er een doorbraak van 10 kilometer geforceerd. Tegen het vallen van de avond waren de troepen door de Ieperboog gebroken en werden de Duitse troepen van de bekende heuvelrug verdreven:
- Langemark en Poelkapelle door de Belgische 9de infanteriedivisie
- Passendale door de Belgische Karabiniers en Grenadiers (6de en 12de infanteriedivisie)
- Zonnebeke en Broodseinde door het 17de Belgische Linie (8e infanteriedivisie)
- Beselare door Schotten van de Britse 29ste divisie
- Geluveld door de Worcesters van de Britse 29ste divisie
Op de tweede dag werd de heuvelrug tussen Mesen en Wijtschate terug ingenomen en werd Warneton bereikt. De dagen daarop werden bijkomend 3 Franse en 2 Amerikaanse divisies toegevoegd maar gehinderd door logistieke problemen en slechte verbindingen, eindigt de doorbraak op een diepte van 30 kilometer.
Stap 4: Britse aanval op de Hindenburglijn ten Noorden van St.Quentin (29 september 1918)
Op 29 september 1918 valt het Britse vierde leger ten Noorden van St.Quentin, na een hevige inleidende artilleriebeschieting, de Hindenburglinie aan op een breedte van 18 kilometer. Amerikanen en Australische troepen hebben alle moeite om de lijn te doorbreken maar de de Britse North Midland divisie slaagt er in om het kanaal bij Saint Quentin over te steken, de Hindenburglinie door te knippen en een zeer groot aantal van de Duitse verdedigers krijgsgevangen te nemen.
Ludendorff houdt stand maar wordt uiteindelijk ontslagen: 28 september tot 26 oktober 1918
Op 28 september krijgt Ludendorff een zenuwinzinking. Hij kon de aanhoudende druk niet meer aan. In een ongecontroleerde woedeuitbarsting legt hij de blaam van de nakende ondergang van het Duitse leger op de Keizer, het Duitse volk, de Marine en de politici in de Reichstag. Iedereen kreeg de schuld, behalve hijzelf. Had hij tijdens de Kaiserschlacht alleen gefocust op de knooppunten van Amiens en Haesebrouck om de Britse logistieke toevoer af te knijpen in plaats van zijn krachten te versnipperen, dan was de huidige situatie wellicht heel anders geweest.
De overspannen generaal zocht Hindenburg op en zei hem dat er nu geen ander alternatief meer was dan te pogen om een onderhandelde vrede te bekomen. De Keizer kreeg op het groot hoofdkwartier in Spa te horen dat de oorlog niet meer gewonnen kon worden.
Op 9 oktober gaat Ludendorff naar Berlijn en heeft er een gesprek met de rijkskanselier. Ludendorff meende dat het gebrek aan soldaten en de revolterende sfeer in het vaderland de hoofdoorzaak van de slechte situatie waren. Rijkskanselier Prinz Max von Baden wilde zich van de toestand volledig op de hoogte stellen en gaf Ludendorff een lijst met 21 vragen die binnen de week beantwoord moesten worden.
Op 17 oktober, bij de volgende bijeenkomst, slaagt Ludendorff er in de regering enige moed in te spreken. Er werd besloten om de onderhandelingen met de Amerikanen ingevolge de eisen van President Wilson gaande te houden en tijd te winnen om tot een eervolle wapenstilstand te komen. De mogelijkheid moest openblijven om op een later tijdstip de vijandelijkheden weer te hervatten; Duitsland moest zich niet op genade of ongenade aan de geallieerden overleveren. Samen met Admiraal Scheer slaagde hij er ook in om de rijkskanselier te overtuigen om de onderzeebootoorlog niet te beëindigen, wat één van de eisen van President Wilson was.
Ludendorff ging gesterkt naar zijn hoofdkwartier in Spa terug, overtuigd van een perspectief op een eervolle beëindiging van de strijd. Toen hij enkele dagen later vernam dat de onderzeebootoorlog toch werd gestaakt en de bevelen daartoe reeds waren uitgegaan besloot hij dat de weg naar de kapitulatie was ingeslagen: "Wir hatten den Weg der Kapitulation beschritten". De ommezwaai in de besluitvorming van de rijkskanselier wijtte hij aan politieke intrige en dit zou tijdens een naoorlogs interview door een Britse journalist als de "dolkstoot theorie" verwoord worden.
President Wilson zond, in overleg met de geallieerden, opnieuw een nota aan de Duitse regering met nog zwaardere eisen, waaronder het aftreden van keizer Wilhelm II en de kennisgeving dat de geallieerden alleen met een democratisch verkozen Duitse regering wilden onderhandelen. Hindenburg en Ludendorff konden hiermee niet akkoord gaan. Deze laatste stelde, onder naam van Hindenburg, op 24 oktober een dagorder op dat door een soldaat van de stafdienst aan de politieke oppositie werd doorgespeeld. In dit order, dat nog niet aan de troepen verspreid was, werd gesteld dat de nota van president Wilson onaanvaardbaar was en in strijd met de Duitse eer, zodat er niets anders overbleef dan de vijandelijkheden voort te zetten. Door dit dagorder werd de indruk gewekt dat het opperbevel, zonder voorafgaande goedkeuring van de regering en de rijksdag, uit eigen initiatief had besloten de strijd voort te zetten. Op de rijksdag werd dit dagorder een reden tot felle kritiek op de legerleiding en men eistte het ontslag van Eerste Kwartiermeester Generaal Ludendorff.
Op de avond van 26 oktober 1918 werden Hindenburg en Ludendorff ontboden bij de keizer. Deze deelde Ludendorff zonder omhaal mee dat hij niet langer van zijn diensten gebruik wilde maken. Generaal Wilhelm Groner nam zijn plaats in. Hindenburg bleef aan als chef van de generale staf.
Het einde in zicht: oktober - 9 november 1918
In de daaropvolgende dagen rukten de geallieerde troepen verder op. In het Noorden worden belangrijke steden bevrijd die sedert 1914 in handen van de Duitsers waren: Rijsel/Lille, Douai, Oostende en Zeebrugge. In het centrum wordt de Hindenburglinie verder opgeruimd en wordt Cambrai bevrijd. In het Zuiden rukken Franse en Amerikaanse troepen op door de Argonne en dringen door tot Sedan.
De Duitse troepen poogden een gecontroleerde terugtocht te organiseren en de ontplooide troepen die de aftocht moesten dekken boden hier en daar fel weerstand maar deze konden de totale ondergang alleen maar maskeren.
Het eindoffensief aan het Westelijk front begon op 4 november over een 50 km breed front in de richting van Maubeuge en Mons. De Britse troepen stonden terug waar ze de strijd begonnen waren. Haig wierp zijn eerste, derde en vierde leger in de strijd tegen de Duitsers die zich verschanst hadden achter een gekanaliseerde strook van de Samber en in het bos van Mormal. De strijd was hard maar er werden bruggehoofden over het kanaal gemaakt. In het Zuiden viel het Franse Eerste leger aan in de richting van Guise (Maubeuge). Er was een doorbraak over een 70 km breed front.
Op 9 november plande Foch de genadeslag of zijn "coup de grâce". Elk geallieerd leger kreeg volgend order: "De vijand, ontredderd door onze herhaalde aanvallen, trekt terug over het gehele front. Het is belangrijk om onze acties te coördineren en uit te buiten. Ik doe beroep op de energie en het initiatief van de chefs en hun legers om beslissende resultaten te behalen."
Uiteindelijk moest zijn order niet uitgevoerd worden want binnen twee dagen was de oorlog voorbij.
Het ontslag van keizer Wilhelm II: 9 november 1918
Op 29 oktober had keizer Wilhelm II Berlijn verlaten en zijn intrek genomen in Spa bij zijn groot hoofdkwartier. Op 30 oktober beval Admiraal Scheer de Duitse vloot om in de Noordzee een allerlaatste gevecht aan te gaan met de Britse vloot. Er brak muiterij uit in Wilhelmshaven en Kiel. Daar, op 3 november, vervoegden matrozen de stakende arbeiders en brak de Duitse revolutie uit. Deze revolutie breidde zich uit naar de straten van Berlijn. Het zou het einde betekenen van het Duitse keizerrijk.
De regering eistte het vertrek van de keizer, eerst voorzichtig, maar steeds luider en duidelijker. Wilhelm II verzette zich tot het uiterste, maar de druk werd te groot. Op advies van Hindenburg verliet hij op 9 november 1918 het groot hoofdwartier en vroeg asiel aan in Nederland. Hij trok zich terug in het kasteel "Huis Doorn" bij Utrecht. Hij zou er in 1941 overlijden en er begraven worden. Nooit keerde hij nog naar Duitsland terug.
Op 9 november 1918 maakte rijkskanselier Prinz Max von Baden het Duitse volk kenbaar dat de Keizer was afgetreden.
Het einde en het offer van de laatste 100 dagen: 11 november 1918
De laatste 100 dagen verliepen verre van gemakkelijk. Deze waren zo bloedig geweest als elke voorgaande campagne. De Britten verloren tussen 8 augustus en 11 november meer dan 350.000 man, tenminste zoveel als tijdens de Slag aan de Somme (Battle of the Somme 1916) of de Derde Slag van Ieper (Battle of Passchendaele 1917) maar met het verschil dat zij nu bijna 165 km gevorderd waren. Bij de Amerikanen vielen 117.000 slachtoffers in 47 dagen.
De overwinning was natuurlijk een geallieerde overwinning, een inspanning van de coalitie, maar de cijfers tonen aan dat deze van de BEF (British Expeditionary Force) de zwaarste en de meest beslissende zijn geweest. Het Britse leger maakte minder dan een derde uit van de geallieerde machten maar leed veruit de hoogste verliezen; daarbij nam het meer dan de helft van de Duitsers krijgsgevangen (189.000) en ongeveer 40 procent van de Duitse artilleriestukken buit. De Britse troepen hadden onder veldmaarschalk Haig de grootste overwinning uit hun geschiedenis behaald.
En in die periode, gelijk lopend met de krijgsverrichtingen, wanneer soldaten van alle nationaliteiten nog sneuvelden bij duizenden, probeerde Duitsland een zo voordelig mogelijke wapenstilstand te onderhandelen. Maar de Centrale mogendheden en het Duitse Keizerrijk waren aan het imploderen wat voor hen nefaste gevolgen zou hebben bij de lopende vredesonderhandelingen.
De wapenstilstand 11 november 1918 om 11:00 uur
Op 7 november 1918 had een Duits konvooi met de inderhaast door de rijkskanselier aangestelde onderhandelaar Matthias Erzberger het Duits groot hoofdkwartier in Spa verlaten en reed in de nacht naar de Franse gevechtslijn. Hij moest een wapenstilstand bekomen. Het zou nog vier dagen duren maar de wapenstilstand kwam er op 11 november 1918 om 11:00 uur waarbij de geallieerden de grote overwinning in de Grote Oorlog behaalden.
Heel snel verdween bij de Duitsers elke hoop op ruimte voor onderhandelingen. Op 8 november kwam de Duitse delegatie aan in Tergnier in Picardië om er in een speciale trein ondergebracht te worden. De volgende dag reed de trein naar het bos van Compiègne en plaatste zich naast de commando-trein van Foch die onder de bomen stond opgesteld. Foch wilde hen niet op zijn groot hoofdkwartier in Senlis ontvangen omdat hij meende dat ze een doelwit konden vormen voor een allerlaatste luchtaanval om de onderhandelingen af te breken. De Duitse delegatie werd er heel koel ontvangen door Foch en Admiraal Sir Wemyss als gezant voor het Britse Rijk. Er was geen Amerikaanse of Belgische vertegenwoordiger aanwezig.
Toen Foch vroeg naar de reden van hun komst meldde de Duitse delegatie onwennig dat zij om een wapenstilstand verzochten. Foch antwoordde dat wanneer ze om een wapenstilstand vroegen, hier de geallieerde condities lagen en ze deze te nemen of te laten hadden; hijzelf was volkomen bereid en paraat om de oorlog verder te zetten. Erzberger boog onder deze dreiging omdat Duitsland niet meer in staat was om strijd te voeren. Hij zou nog 36 uren tevergeefs pogen om betere voorwaarden te bekomen. Een afgevaardigde werd naar Spa gestuurd met de finale geallieerde eisen. Het Duitse Opperbevel argumenteerde hard om zachtere voorwaarden te bekomen, waarschuwde voor een mogelijke Bolsjevieke revolutie in gans Europa, de nood om wapens te behouden voor de interne veiligheid en de onmogelijkheid om het Duitse volk te voeden door de geallieerde blokkade. Erzberger kon bekomen dat de geallieerden er zouden op toezien dat Duitsland niet door hongersnood getroffen zou worden. Om 05:00 uur in de morgen van de 11de november tekende Erzberger voor Duitsland. Drie uur later, om 08:00 uur werd het definitieve document getekend: Alle gevechtshandelingen moesten die dag om 11 uur een einde nemen.
Dit dringend (flash) bericht werd naar alle eenheden gestuurd: "Hostilities will cease at 11:00". In de loopgraven was de impact onmiddellijk hoor- en voelbaar: Kanonnen vuurden hun laatste salvo's af en zwegen; vele batterijen verschoten al hun vuurklare munitie om er van af te zijn.
Soldaten sneuvelden nog in deze allerlaatste minuten. Veel Duitse machinegeweren bleven vuren tot 11:00 uur stipt. Rapporten spreken over een laatste lange vuurbui, waarna de Duitse mittrailleurschutters opstonden en weg wandelden of kwamen toegewandeld en de hand van hun vijand schudden, of over een machinegeweerschutter die opstond, een theatrale buiging maakte, zich omkeerde en wegwandelde om achter de heuvel te verdwijnen.
Toen de artillerie zweeg en het stil werd konden vele soldaten de nieuwe realiteit moeilijk vatten. Terwijl men achter de linies wild feest vierde, werd het nieuws in de gevechtzone met ongeloof aanhoord. Deze dag werd door de meeste frontsoldaten herinnerd als een zeer stille dag. Soldaten zaten rond de kampvuren en haalden herinneringen op, anderen sliepen. Wachtposten werden nog steeds uitgezet en officieren deden hun rondes, maar nu in volle zicht.
Eenheden in de reserve kregen toespraken van hun officieren, kerkdiensten, voetbalwedstrijden en een dubbel rantsoen sterke drank. De nationale hymnes werden gezongen, de treinen bliezen hun stoomfluit en over gans het frontgebied galmden de kerkklokken. Soldaten en burgers die het nieuws nog niet gehoord hadden vroegen verbaasd wat er gaande was.
De wapenstilstand was natuurlijk maar een staakt het vuren. In theorie kon de strijd elk moment weer losbarsten. Maar toen de vrede dagen en weken ging duren konden de miljoenen mannen in uniform eindelijk gaan denken over hun demobilisatie en over hun toekomstig burgerleven.
De Grote Oorlog had ongeveer 16 miljoen levens gekost, waarvan 10 miljoen militaire en 6 miljoen burgerlijke doden. Bijkomend werden nog 20 miljoen mensen gewond of verminkt.
Gedreven door revanche volgden de geallieerden een zeer harde lijn bij de vredesonderhandelingen. Niet iedereen was het daarmee eens; onder hen veldmaarschalk Haig die als commentaar gaf dat de staatslieden moesten trachten Duitsland niet zo erg te vernederen zodat er in de komende jaren geen verlangen naar wraak zou ontstaan. De geschiedenis, toen nog toekomst, heeft uitgewezen dat dit met de Vrede van Versailles niet gebeurde en hij meer dan gelijk had. De volgende generatie maakte zich klaar voor het verderzetten van de strijd.
Bronnen:
- Boek: "A history of the first World war in 100 objects", John Hughes-Wilson, IWM consultant Nige Steel. Editor Mark Hawkins-Dady - Cassel Illustrated ISBN 978-1-84403-918-0 - www.octopusbooks.co.uk
- Boek: "De eerste wereldoorlog - Het Westfront", Peter Simkins, 1994 - Rebo productions Lisse ISBN 90 366 0758 2
- Boek: "Oorlog in België 14-18", Luc De Vos, Tom Simoens, Dave Warnier en Franky Bostyn, WBooks, Davidsfonds Uitgeverij, ISBN 978-94-625-8020-6
- Boek: "De mythe van 1918 - De werkelijkheid over de laatste honderd dagen van de Eerste Wereldoorlog", J.H.J. Andriessen, 2004 Uitgeverij Aspect bv Soesterberg, ISBN 90-5911-118-4
Gepubliceerd op WO1.be op 27/04/2020.