Opgraving Belgische linie WO I in Zuidschote
Artikel overgenomen uit de Gidsenkroniek Ieper-Poperinge-Westland, Jaargang 2015-1

Auteur: Koenraad Dumoulin

Op 29 november 2014 vond in de namiddag  een opendeurdag plaats rond de opgravingen van een sectie van de Belgische linie uit de Eerste Wereldoorlog in de Ooststraat te Zuidschote (bij Boezinge / Ieper).  

ARCHEO7, de archeologische dienst van de zeven gemeenten in de Zuidelijke Westhoek, toonde er de resultaten van de opgravingen die er zijn gekomen door de aanleg van een nieuwe FLUXYS-gasleiding. Het betreft momenteel de grootste archeologische werf in Vlaanderen.

Een vijfhonderdtal bezoekers bezochten deze archeologische site, verdeeld over drie rondleidingen. Het was droog en er stond een frisse wind zodat het bezoek zonder al te veel modder aan de schoenen succesvol kon verlopen.

In de Ooststraat, aan de toegang tot de site, had ARCHEO7 enkele informatieborden aangebracht, wat het één en ander kon verduidelijken voor het bezoek werd aangevat of om de bekomen informatie na de rondleiding nog eens dieper te laten doordringen.

De site ligt dicht tegen de Grenadiersstraat, waar een monument herinnert aan de heldhaftige weerstand van de Belgische Grenadiers die op deze plaats de lijn konden houden tijdens de Duitse gasaanval van 22 april 1915. Iets verder staat een goed bewaarde Belgische bunker met twee openingen voor mitrailleurvuur gericht op Steenstrate brug. Het is een stille getuige van de laatste oorlogsjaren toen de Belgische lijn versterkt werd om elke nieuwe doorbraakpoging van Duitse zijde te verhinderen. Aan Steenstrate brug staat ook een monument voor het Belgische 3de linieregiment dat voor de eerste wereldoorlog een garnizoen in de Ieperse Infanteriekazerne huisvestte ( De Montstraat 2 te Ieper ) en zich hier ook heldfhaftig weerde tegen de Duitse aanval van april 1915. Piet Chielens van het IFFM Ieper gaf een militair historische inleiding en situeerde de site in relatie tot de chronologie van de Eerste Wereldoorlog en de positie van de Belgische, Franse, Britse en Duitse troepen in de Ieperboog.

Vervolgens kregen de bezoekers toegang tot de site zelf waarbij deskundige uitleg werd gegeven door de ARCHEO7 archeologen Simon Verdegem en Bert Heyvaert. De opgravingen konden van op de hoger gelegen berm en korte afstand goed bekeken worden.

Gidsen Koen Dumoulin en Pol Lefever bij de archeoloog



Het aanleggen van de nieuwe gasleiding door de maatschappij FLUXIS over een afstand van 74 km van Alveringem tot Maldegem met een aftakking van 7 km van Houthulst tot Lange-mark-Poelkapelle doorkruist de frontzone van de Eerste Wereldoorlog en noodzaakt een munitiesanering.

De munitiesanering gebeurt door private ontmijners over een breedte van zestig meter die door middel van gronddetectie alle spring-tuigen uitgraven. 

Tot nu toe haalde de dienst DOVO van de Krijgsmacht ongeveer 6.000 stuks munitie op, gaande van handgranaten tot de grote 21cm artilleriegranaten met een gewicht van 120 kg. Soms vinden deze ontmijners ook interessante stukken, zoals de Franse mortier in gebruik bij het Belgisch leger die op de affiche voor de opendeur staat afgebeeld.


Naast munitie werden ook nog stoffelijke resten van dertien soldaten gevonden. Deze resten worden momenteel onderzocht. Het gaat vermoedelijk om negen Duitse en twee Franse soldaten en daarnaast  menselijke resten van ledematen (voetbeentjes en dijbeen). Eenmaal het forensisch onderzoek beëindigd, en ingevolge hun identificatie naar nationaliteit, zullen de stoffelijke resten via de politie aan de aangewezen ambassades overgedragen worden.

Maar de aanleg van de gasleiding bood ook de mogelijkheid van wetenschappelijk archeo-logisch onderzoek. Over een afstand van 16 kilometer werden in een breedte van dertig meter met archeologische methodiek sleuven getrokken en zones onderzocht. Dit geeft inzicht in het frontlandschap, gaande van de achterhoede met de soldatenbarakken en hun afvalkuilen (dit geeft een beeld van het verbruik van de troepen) naar de eerste, tweede en derde linie en de gevechts- en verbindingsloopgraven en dit met inbegrip van het “niemandsland” van zowel de Belgische als van de Duitse zijde. Naast de loopgraven werden ook bodems van schuilplaatsen in de gevechtszone en granaattrechters aan-getroffen.

Aan de  bezoekers wordt een duidelijk beeld gegeven aan de Belgische zijde van een verbindingsloopgraaf (Boyau) van de Ooststraat die gaat in de richting van de gevechtsloopgraaf (Tranchée de Courtrai ) aan de oever van het Ieperleekanaal:
  • Hoe de loopgravenlijn in 1914 ontstond door de aaneenschakeling van individuele schuttersputten die tijdens de eerste Belgisch/Franse chaotische gevechten met de Duitsers gegraven werden toen de bewegingsoorlog tot stilstand kwam. Eenmaal de lijn gestabiliseerd was ontstond een rechte verbindingsloopgraaf door het naar elkaar toe graven van deze schutterskuilen.
  • Deze kuilen en de verbindingsloopgraaf  waren ondiep, slechts 60 cm onder het maaiveld, waarschijnlijk door het grondwater. Om hoofd en borst te beschermen werd een hogere borstwering aangelegd door een gracht langs de loopgraaf uit te graven die tevens een hindernis zou vormen bij een mogelijke aanval. Door de opgehoopte aarde werd de loopgraaf dieper.
  • Na de (gas)aanval van april 1915 werd deze verbindingsloopgraaf uitgewerkt tot een mogelijke gevechtsloopgraaf in tweede lijn, evenwijdig aan het kanaal. De rechte lijn werd duidelijk gewijzigd in een U-vormige (of  zigzag ) loopgraaf  die een betere beschutting biedt tegen enfilade-vuur en inslaande artillerie- en mortier-granaten omdat de bochtige constructie de schokgolf, granaatscherven of kogels kan absorberen. Bij een rechtlijnige loopgraaf is de kans op verliezen immers veel groter. Duidelijk werd aangetoond dat gedeelten van de rechtlijnige verbindingsloopgraaf dichtgegooid werden om de U-vorm uit te werken.


     
  • Passerellen of loopplankjes tonen duidelijk de bodem en grillige U-vorm van de loopgraaf aan. Zij leiden naar een kruispunt met een andere loopgraaf en ook naar de bodem van wat eens een schuilplaats, mortierstelling of commando-post moet geweest zijn. Er werden geen restanten van de zijwanden van deze loopgraven aangetroffen. Vermoed wordt, wat door het fotoarchief wordt bevestigd, dat de Belgen hier houten vlechtwerk als versteviging van de wanden gebruikten.
  • Na de gasaanvallen van 1915 en dit tot 1918 wordt de nieuwe lijn volgens de genievoorschriften uitgewerkt. Van improvisatie naar professionalisering (van die periode zal wellicht ook de bunker in de Grenadiersstraat stammen ).
  • Het aantreffen van stukken “decauville-spoor”, rails met metalen dwarsliggers, duidt op de aanwezigheid van smalspoor voor het aanbrengen van munitie en proviand.
De voorwerpen die tijdens het archeologisch onderzoek worden aangetroffen worden allemaal gewassen en geïnventariseerd. Wellicht zullen zij in één of meerdere musea als frontrelicten gestockeerd worden.

Er werden ook sporen van de IJzertijd, Bronstijd, Romeinse tijd en de Middeleeuwen aangetroffen. Dit onderzoek gaat dieper dan de zestig centimeter die nodig is voor het onderzoek naar de Eerste Wereldoorlog. Zo werden reeds drie Middeleeuwse potten-bakkerssites gevonden die duiden op deze activiteit in het landschap dat nu een puur agrarisch karakter heeft.

Eenmaal het archeologisch onderzoek is afgerond zal de diepe sleuf voor de gasleiding getrokken worden en zullen alle sporen verdwijnen. Omdat alles wetenschappelijk gearchi-veerd wordt, is het proces en het resultaat van het onderzoek voor de toekomst bewaard.

Het bezoek was de moeite waard, te meer omdat het een site betreft waar onze Belgische “piotten” de lijn hebben gehouden van 1914 tot 1918 en vele grootvaders en grootooms uit onze regio er “hun” oorlog gediend hebben. Het was duidelijk dat vele bezoekers even aan hun familieverhalen moesten terugdenken.


Gepubliceerd 20/01/2016.