Nog eens de gedenkplaat voor de Britse oorlogsdoden in de Sint-Maartenskerk in Ieper
Artikel overgenomen uit 'Westland Gidsenkroniek', jaargang 2010, nr. 3, Tijdschrift van de West-Vlaamse Gidsenkring Ieper-Poperinge-Westland
Auteur: Wilfried Beele
Zoals uit de titel hierboven blijkt, is dit een kleine toevoeging aan de degelijke bijdrage die Roger Verbeke in 1998 in dit tijdschrift aan dit onderwerp gewijd heeft.
(1)
Mijn belangrijkste bron daarvoor is het voortreffelijke parochieblad 'De Tuinklokke', met als ondertitel 'parochieblad van Yper, inzonderheid van Sint-Maartens'. Het zag het levenslicht op zondag 2 maart 1930, en het is, met een gemiddelde van tien afleveringen
(2) van vier goedgevulde ongenummerde bladzijden per jaargang, blijven verschijnen tot zondag 28 januari 1940, bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog dus
(3). Als afkorting voor 'De Tuinklokke' zal ik hier DTK gebruiken, met daarna een cijfer dat verwijst naar het nummer van de aflevering in de jaargang.
De
gedenkplaat waarvan sprake is natuurlijk die welke zich bevindt aan de westelijke muur onder het doksaal. Het is een zogenaamde Cathedral Tablet, zoals er in de jaren '20 en '30, door de toenmalige I.W.G.C.
(4), een aantal aangebracht werden in kathedralen of andere belangrijke kerken, in omgevingen waar tijdens de Eerste Wereldoorlog troepen van het Britse Imperium gelegerd of ingezet werden. Bij ons in België zijn er dat vijf, en in Frankrijk veertien. En met het oog op de rampzalige oorlogsgebeurtenissen alhier, is het volstrekt begrijpelijk, dat de keuze in onze streek gevallen is op onze Ieperse Sint-Maartenskerk, toen weliswaar geen echte kathedraal meer
(5), wel een gewezen kathedraal, die in de volksmond die naam behouden heeft.
Dat er hier een dergelijke plaat zou komen, werd al op
15 maart 1930 aangekondigd, na afloop van een bezoek van de directeur van de I.W.G.C. aan de toen bijna afgewerkte kerk. En aangezien ook de toenmalige pastoor-deken Julien Vermaut voor de onthulling ervan zijn principiële toestemming gegeven had, leek de zaak helemaal in kannen en kruiken. Er diende alleen nog gewacht te worden op de volledige afwerking van de heropbouw, die voor 11 mei 1930 voorzien was, en het was zo geregeld dat de inwijding van de kerk en de onthulling van de Cathedral Tablet kort daarop zouden volgen
(6).
En men wou er blijkbaar geen gras over laten groeien, vermits als datum voor de
plechtige inwijdingsceremonie al van meet af aan
maandag 12 mei 1930, de daaropvolgende dag dus, vooropgesteld werd. Maar men had toen buiten de waard gerekend. Door allerlei vertragingen in verband met de heropbouw, heeft men die grote ceremonie noodgedwongen nog een paar maanden moeten verdagen.
Daarentegen heeft men het, zoals we wellicht allemaal weten, niet nodig geoordeeld, de volledige afwerking van de heropbouw af te wachten om tot de daadwerkelijke ingebruikneming van het kerkgebouw over te gaan. Dat gebeurde al op
Palmzondag 13 april 1930 en het ging gepaard met een heuse viering die men de "
blijde intrede" noemde. Maar dat was in een kerkgebouw, waarvan de toren toen nog in de steigers stond en de bouw van de nieuwe torenspits nog aangevangen moest worden
(7).
Blijkbaar was de keuze daarvoor van Palmzondag niet toevallig, want dat is de dag waarop in de liturgie de zegevierende intrede van Jezus in Jeruzalem herdacht wordt. En, althans volgens de aankondiging ervan in DTK2 van zondag 23 maart, was het de bedoeling om op die manier de geleidelijk verwaterde traditie van de Palmprocessie weer in ere te herstellen:
"Hedendaags doet het volk niet meer meê, en door die onverschilligheid is de schoone plechtigheid van Palmzondag vereenvoudigd geweest, en minder begrijpelijk geworden.
Welnu, die onverschilligheid en onwetendheid schudden wij af, voor goed!
Nu of nooit, ter gelegenheid van de blijde intrede in onze oude, herbouwde Kathedraal, moet de plechtigheid van Palmzondag tot haar volle recht komen, tot haar volle beteekenis en liturgische pracht.
Yper zal het voorbeeld geven".
Daarna volgt dan in diezelfde DTK2 nog het dagprogramma, dat ik hier verkort weergeef. In de vroege ochtend begon het al met drie gelezen missen in de noodkerk in de Elverdingestraat
(8). Daarna volgde de plechtige palmwijding met uitdeling van gewijde palmtakken. Vandaar trok men in processie, via de Leet, naar de Kathedraal, waar om 10 uur de eerste solemnele hoogmis gezongen werd. 's Namiddags, na de vespers in diezelfde noodkerk, werden dan het H. Sacrament en het beeld van O.-.L.-V. van Tuine, via de versierde en bevlagde hoofdstraten van de parochie, eveneens in processie, naar de Kathedraal overgebracht. En om vier uur werd die "heuglijke dag" daar met een plechtig lof afgesloten.
En als merkwaardig detail, wil ik hier nog aanstippen, dat men, in DTK3 van Palmzondag 13 april zelf, heeft laten weten dat men voor deze 'Koninklijke Intrede' op die dag, niet alleen alledaagse inheemse buksboomtakken zal wijden, maar dat er "
dit jaar ook echte palm- en olijftakken (uit Italië) voorhanden zullen zijn". Men wou er dus blijkbaar alles voor doen, opdat deze Palmzondag 1930, koste wat kost, "Een zegedag!" en "Yper's 'schoonste dag' sedert de oorlog!" zou worden.
(9)
En het was trouwens ook, vooral dan voor de parochiegemeenschap, een dag waarop geschiedenis geschreven werd. Vanaf die dag immers was het liturgische leven eindelijk weer definitief heropgestart in de Sint-Maartenskathedraal, ook al stond die er toen nog ten dele onafgewerkt bij. De pas vermelde DTK3, alsook de volgende DTK4 van zondag 11 mei, staan dan ook bol van allerlei kerkelijke activiteiten, waarvan ik er hieronder in voetnoot enkele opsom
(10).
Maar wat ik in die DTK4 van 11 mei, voor ons althans, van veel groter belang vind, is de officiële mededeling van het uitstel van de plechtige inwijdingsceremonie. Geen dag te vroeg eigenlijk, want die was tot nader order, al twee maanden lang, nog altijd voor de dag daarop aangekondigd:
"De plechtige Consacratie (11) van St-Maartenskerk was voorloopig gesteld op 12 Mei aanstaande.
De plechtigheid moet verschoven worden tot een lateren datum en zij zal met grooten luister geschieden, als feestelijke inzet van een nieuw liturgisch leven.
Intusschentijd zullen de voltooiingswerken aan de Kathedraal, vooral aan den buitenkant, in orde gebracht worden."
Al bij al een bondige mededeling, die bovendien uitmunt door vaagheid, aangezien men het houdt bij "tot een latere datum". En zelfs in de volgende DTK5 van 8 juni, "
Hoogdag van Sinxen", wordt nog altijd geen nieuwe datum vooropgesteld. Men wou blijkbaar absoluut vermijden weer eens voorbarig te werk te gaan.
Wel vinden we in die DTK5 weer allerlei oproepen van liturgische aard, waarvoor ik weer naar voetnoot verwijs
(12).
Maar van veel grotere historische waarde is voor ons natuurlijk DTK6 van zondag 13 juli. Daarin immers wordt, op het laatste nippertje weliswaar, triomfantelijk de datum van dinsdag 15 juli 1930 aangekondigd als de grote dag van de plechtige inwijding van de heropgebouwde kathedraal:
Ypers Kathredraal wordt geconsacreerd!
Op Dinsdag 15 Juli aanstaande zal de Sint-Maartenskerk, onze heropgebouwde kathedraal, gewijd en gezalfd worden door
Zijn Hoogwaardigheid Mgr Lamiroy,
Oud-Deken van Yper.
Iedereen wordt uitgenoodigd tot die grootsche plechtigheid.
Zij begint met gesloten deuren, om 8 u.
De overbrenging der Relikwiëen zal plaats hebben om 9 ½ u. en dan worden de geloovigen in de kerk toegelaten.
Om 11 u. zal de Plechtige Hoogmis opgedragen worden door Z. Eerw. Heer Kanunnik Delaere, oud-deken van Yper, met Pontificale Assistentie van
Zijn Hoorwaardigheid Mgr Waffelaert,
Bisschop van Brugge.
15n Juli begroeten wij als een hoogfeest en een zegen.
Heel de Ypersche bevolking zal er aan houden met vrome geestdrift mee te vieren en de huizen te bevlaggen. De plechtige Consecratie (13) van Sint-Maartenskathedraal luidt de geestelijke herleving in van onze aloude roemrijke stad.
We nemen aan dat alles op die dag naar wens verlopen is, ofschoon ons daarover in de volgende DTK7 van O.-L.-V.-Hemelvaart 15 augustus, met geen woord gerept wordt. We vinden er alleen wat uitvoerige toelichting over oorsprong en betekenis van de twaalf nieuwe, consecratiekruisen
(14), die voor de inwijding van een kerk een grote symbolische waarde hebben, en hier in onze kerk netjes symmetrisch geplaatst werden, telkens twee op de oost- en de westmuur, en telkens vier op de noord- en de zuidmuur.
Maar wist je dat er ondertussen op onze nieuwe gotische kerktorenspits nog altijd geen nieuwe haan prijkte. En is een kerktoren zonder haan soms niet even onooglijk als een haan zonder kop? Maar geen nood, ook dit euvel werd nu verholpen. Die kwam er op zaterdag 18 oktober 1930, zodat men hem, in DKT9 van zondag 26 oktober, stilzwijgend kon laten kraaien:
"God zij gedankt!
Zaterdag 18 October, werd het kruis
geplaatst op den hoogen kerktoren, tot voltooiing en bekroning van onze heerlijke Kathedraal.
We verheugen ons om die zege en danken God om zijn milden zegen.
Het monumentale kruis met den zinnebeeldigen haan is het werk van onzen Yperschen kunstsmid Gustaaf Delahaye" (15).
En hoe is het inmiddels gesteld met de onthulling van de Britse gedenkplaat, waarmee ik mijn verhaal eigenlijk aangevangen had? Zoals R. Verbeke ons meedeelt, was de plaatsing daarvan aanvankelijk voorzien op een datum kort na de aanvankelijk geplande kerkinwijding van 12 mei. En na de verdaging daarvan tot 15 juli, werd die van de onthulling van de gedenkplaat verschoven naar zondag 3 augustus 1930, de eerste zondag van augustus, Tuindag voor de Ieperlingen. Een ideale dag dus.
Ook dat ging toen echter voorlopig nog niet door, om een totaal andere reden. Want, zo lezen we bij Verbeke, op 22 juli 1930 verbood bisschop Mgr. Waffelaert, onverwacht die geplande plechtigheid, in samenspraak Mgr. Lamiroy, die sinds augustus 1929 hulpbisschop was. Men verwees naar de voorschriften van de Congregatie der Riten. Die congregatie van de pauselijke adviseurs in zake liturgie verbood in 1922 namelijk het aanbrengen van grafstenen binnen de kerken voor personen die niet in deze kerken begraven waren. En scrupuleus als men toen was, vreesde men blijkbaar voor de mogelijkheid dat de zaak wel eens in een onverkwikkelijke procedurekwestie zou kunnen ontaarden. Die vrees bleek echter al gauw ongegrond te zijn. Op 17 augustus 1930 kwam de bisschop van Brugge op zijn beslissing terug, na de vaststelling dat het verbod van de Congregatie hier niet van toepassing was. Aansluitend gaf de minister van Justitie op 11 september 1930 de toestemming voor het aanbrengen van de Britse gedenkplaat.
Maar het is niet duidelijk wanneer die plaat onthuld werd, zegt R. Verbeke ons verder. En als aanloop tot een mogelijke verklaring daarvoor, voegt hij daar nog woordelijk aan toe, dat in het jaar van het Belgische eeuwfeest de ene plechtigheid de andere opvolgde. Een onverholen gissing dus, als zou die lacune in de berichtgeving hierover wellicht aan die drukke tijdsomstandigheden toe te schrijven zijn. En ook dat is uiteraard niet a priori uit te sluiten.
Toevallig dacht ik dan echter bij mezelf: als er daarover ook maar ergens iets geboekstaafd is, dan zou dat toch logischerwijze in het bloedeigen parochieblad 'De Tuinklokke' kunnen zijn. Desnoods wat later dan te verwachten was, dus na dat eeuwfeestjaar misschien. En inderdaad, in DTK6 van zondag 12 juli 1931 vind ik een heel bescheiden onopvallende afbeelding van die gedenkplaat, met daaronder de zakelijke vermelding: "
Foto van de sierlijke gedenkplaat, opgericht in St-Maartens (26 Mei 1931), ter gedachtenis van de Britische soldaten gesneuveld in den grooten krijg 1914-1918". En meer hoeft dat voor ons in feite niet te zijn. We weten nu namelijk dat die onthulling daar zonder twijfel plaatsvond op dinsdag 26 mei 1931. Uitstel dus, ontzettend lang zelfs, maar geen afstel.
Maar waarom komt die melding in 'De Tuinklokke' pas anderhalve maand na datum, vroeg ik me dan af. Ik zocht dan maar in de voorafgaande DTK5 van zondag 31 mei 1931, en vond er, in voetnoot, onopvallender nog, volgende aankondiging: "
In ons volgend nummer geven wij de foto van de sierlijke gedenkplaat opgericht in de Kathedraal, 26 Mei ll., ter gedachtenis van de Britische soldaten gesneuveld in den grooten krijg 1914-1918", in identiek dezelfde bewoordingen als onder de foto later.
Blijkbaar was de foto in die jaren '30 amper vijf dagen na de feiten nog niet beschikbaar. En zo komt het dat ik datzelfde opbeurende nieuwsberichtje nu met veel plezier, totaal onverwacht, zelfs tweemaal heb kunnen lezen.
Eigenlijk is deze bijdrage over die Britse gedenkplaat wat langer uitgevallen dan ik verwacht had. Maar dat heeft zijn reden. Ook de plaatsing ervan is veel later gebeurd dan aanvankelijk gepland. En dat is dan zo goed als volledig te wijten aan de heropbouw van de Kathedraal, die maar bleef aanslepen. En zo komt van het ene het andere.
Ik had me zelfs al afgevraagd of ik niet beter twee verschillende artikelen geschreven had, om beide zaken apart te houden. Dan had ik echter voortdurend heen en weer moeten verwijzen, wat nog uitvoeriger had kunnen worden, terwijl ik nu wat van de hak op de tak gesprongen ben, wat een nogal rommelige indruk kan geven. Maar voor mijn penitentie wil ik hier nog een verduidelijkende samenvatting aan toevoegen. Baat het niet, het schaadt ook niet.
Er was dus half maart 1930 overeengekomen dat de Britse gedenkplaat geplaatst zou worden, van zodra de heropbouw van de Kathedraal voltooid was, op de te voorziene datum van 11 mei. Maar de vertraging was te aanzienlijk. Het nog onafgewerkte kerkgebouw werd dan al definitief in gebruik genomen op Palmzondag 13 april, in de hoop dat de plechtige inwijding op 12 mei zou kunnen gebeuren. Het is uiteindelijk 15 juli geworden. Met daarna nog als apotheose de afwerking van de torenspits op 18 oktober.
En die vertraging in de heropbouw had ook zijn weerslag op het aanbrengen van de gedenkplaat, waarvoor men tot na de inwijding van de kerk op 15 juli diende te wachten. Tuindag 3 augustus werd dan voorzien, maar ondertussen kwam er kort daarop onverwacht nog die ongegronde bisschoppelijke vrees voor een mogelijke procedurefout, met alle gevolgen van dien. Resultaat: onthulling pas op 26 mei 1931. Eind goed, al goed.
----------
Voetnoten:
- Roger VERBEKE, De gedenkplaat voor de Britse oorlogsdoden in de Sint-Maartenskerk in Ieper, Gidsenkroniek Westland,1998, nr. 6, p. 191-198.
- Alleen 1930 en 1931 hebben elf afleveringen.
- Dat is de enige aflevering die er in 1940 nog verschenen is. Men begint er met een oproep tot gebed 'Voor den vrede': "Wij zijn het jaar 1940 ingetreden, niet zonder vrees en kommer. Vrees om hetgeen gebeuren kan; kommer, om wille van den huidigen toestand die 't leven hard en lastig maakt voor velen. Elken Vrijdag, te 7 u., wordt in St Maartenskerk de H. Mis opgedragen voor het behoud van den vrede in ons land en de vertroosting van alle bedrukten….".
- De I.W.G.C., opgericht op 21 mei 1917, is de voorloper van de huidige C.W.G.C. De officiële naamswijziging dateert van 1 april 1960. Imperial werd toen gewoonweg vervangen door Commonwealth, omdat men de oude benaming voorbijgestreefd achtte. Het is dus een anachronisme de huidige benaming te gebruiken, als men het heeft over de periode die aan de naamswijziging voorafgaat.
- Etymologisch gaat het woord kathedraal terug op het Latijnse cathedra: "leunstoel, leerstoel, bisschopszetel", letterlijk dus: "kerk met een bisschopszetel".
- Voor al deze gegevens over de Britse gedenkplaat verwijs ik naar de onder voetnoot 1 vermelde studie van Roger Verbeke, waarvan ik het (her)lezen ten zeerste aanbeveel, vooral dan omwille van de unieke deskundige beschrijving die hij ons daarvan bezorgd heeft.
- Dat blijkt b.v. uit een foto genomen door Antony in april 1930. Uit: De Sint-Maartenskathedraal te Ieper, een bundel studies naar aanleiding van 60 jaar kerkwijding (1930 - 1990), p. 77.
- Deze noodkerk was in de gebouwen van de huidige St.-Michielsschool in de Elverdingestraat.
- Uit de aanhef van het relaas over deze dag in DTK4 van zondag 11 mei.
- Eerst uit DTK3 van 13 april. Het begon al vanaf de volgende dag, maandag 14 april: "Te 7 u. Solemnele Dankmis om onze blijde terugkeer in de Kathedraal". En met 'Paschen': "Wij zijn dubbel gelukkig, wij Ieperlingen, dat hoogheilig mysterie te mogen vieren in onze prachtig-herrezen Kathedraal". En dat daarbij nog een extra gebruik opgeroepen werd tot het vervullen van de paasplicht, ligt voor de hand. En in de volgende DTK4 van zondag 11 mei is de hoofdschotel de oproep tot het deelnemen aan "de Kruisprocessies", gedurende "de drie dagen vóór Ons Heer Hemelvaart", ook "Kruisdagen" genoemd.
- Er staat wel degelijk consacratie, ook al is het elders in 'De Tuinklokke" meestal consecratie. Sedert lang eigenlijk spelt men, o.m. naar analogie met het Frans, consecratie naast consacreren. Maar als afleiding van het Latijnse sacer: "heilig", moet het etymologisch toch ooit consacratio naast consacrare geweest zijn (vgl. nu nog sacraal en sacrament). Vandaar de neiging bij sommige mensen met een Latijnse vorming, zoals priesters, om soms nog te schrijven.
- Zoals b.v. een oproep tot het vieren van de hoogdag van Sinksen op 8 juni, met gelegenheid tot het verdienen van een volle aflaat, tot het vieren met vrome geestdrift van de H. Sacramentsdag op donderdag 19 juni, tot deelname aan de H. Sacramentsprocessie van de Sint-Maartenskerk op de daaropvolgende zondag 22 juni, en ook aan de Bloemenhulde op donderdag 26 juni, de vooravond van het feest van het H. Hart, op vrijdag 27 juni, en noem maar op.
- In tegenstelling met hierboven, staat het woord consecratie hier wel in de gebruikelijke spelling.
- Elders ook wijdings- of apostelkruisen genoemd.
- Gustaaf Delahaye (1878-1942) was niet alleen een vermaard kunstsmid. In 1905 werd hij o.m. lid van de Ieperse Brandweer, tot aan zijn overlijden, waar hij het tot adjudant bracht. In 1914-1915 speelde hij een belangrijke rol als toezichter en later administrateur in het H. Hartgesticht, dat tot hospitaal omgevormd was. Zijn manuscript over die periode werd door Jozef Geldhof in 1974 opgenomen in "Oorlogsdagboeken over Ieper 1914-1915". In 1921 werd hij gemeenteraadslid, en van 1931 tot 1941 schepen. Hij was drager van verscheidene eretekens (Samengevat uit het boek "Een leven lang. Herinneringen 1909-1988", in dat laatstgenoemde jaar uitgegeven door zijn schoonzoon Lucien Duflou (p. 108-112).
Gepubliceerd 30/12/2012.