Peter Pan's Niemandsland
Artikel overgenomen uit de Gidsenkroniek Ieper-Poperinge-Westland, Jaargang 2013-5

Auteur: Emmanuel David

Model for Barrie’s Peter Pan”. Dit is de omschrijving van de Commonwealth War Graves Commission bij het graf van George Llewelyn Davies op Voormezeele Enclosure No 3.  De 21-jarige George,  Second Luitenant bij de 4th Rifle Brigade,  stierf op 15 maart 1915. George’s laatste brief was gericht aan James Barrie, de bedenker van Peter Pan. Ligt de échte Peter Pan begraven in de Ieperboog…?

George werd op 20 juli 1893 in Paddington (Londen) geboren als eerste van vijf zonen van Arthur Llewelyn Davies en Sylvia Du Maurier. Vader Arthur was een succesvol advocaat in London en Sylvia was de dochter van de gekende cartoonist en schrijver George Du Maurier1. Zij was de zus van acteur Gerald Du Maurier. De vijf broers groeiden op in de betere middenklasse van London, eerst in Paddington en later in de wijk Notting Hill.

In 1897 wandelde het dienstmeisje Mary Hodgson geregeld met de kleuters George en Jack en baby Peter in het nabije park Kensington Gardens. Op een blauwe maandag ontmoetten ze er de schrijver James Barrie en zijn St-Bernardshond, Porthos.  De jongens en James  werden snel beste vrienden en samen verzonnen ze fantastische verhalen over feeën, piraten en baby Peter die ’s nachts door de ramen naar buiten vloog…  In 1902 publiceerde Barrie ‘The Little White Bird’, een verhaal over de avonturen van de nooit opgroeiende baby Peter Pan in Kensington Gardens, waar na sluitingstijd de feeën uit de boomholtes verschijnen. Twee jaar later bracht Barrie het stuk ‘Peter Pan, or the Boy Who Would Never Grow Up’2 voor het eerst in het Duke of Yorke’s Theatre (Westminster, London) op 27 december 1904. In dit toneelstuk debuteerden Tinkerbell, Kapitein Haak en De Verloren Jongens (cfr. Davies broers) op het eiland ‘Neverland’. Het toneelstuk was meteen een enorm succes3 en werd in 1905 een Broadway-productie in het Empire Theatre, 40th Street, New York.

Familie Davies in Berhamsted in 1901 (vlnr Jack, Sylvia met Michael, Arthur op stoel met Peter in schoot, George)



In 1904 verhuisde de Davies-familie  naar Egerton House, een herenhuis in Berkhamsted, Hertforshire, 40 km buiten Londen. ‘Uncle Jim’, zoals de broers Barrie noemden, was ondertussen een vriend aan huis. Enkele jaren later keerde het tij echter wanneer Arthur besmet raakt met een zeldzame kwaadaardige speekseltumor aan de linkerwang. Hij onderging twee operaties waarbij zijn linkerkaakbeen tevergeefs werd geamputeerd. De kanker bleef zich verder uitzaaien. De gefortuneerde Barrie betaalde mee in de medische zorgen en bracht veel tijd door bij Arthur tot die uiteindelijk in 1907 bezweek. Drie jaar later stierf ook zijn vrouw Sylvia aan longkanker. Kort voor haar dood vertrouwde ze haar zonen  aan Mary Hodgson, haar broer Guy Du Maurier en Barrie toe. 

George Llewelyn Davies op Trinity College



Barrie, die sinds zijn succes een klein fortuin had verdiend, zorgde ervoor dat de broers niets te kort kwamen en betaalde hun dure schoolgeld, boeken, sportgerei, …  George blonk op Eton College uit in sport (vooral cricket) en drama. Hij werd verkozen tot de elite social club Pop. In 1913 startte hij zijn studies aan Trinity College in Cambridge waar hij lid werd van de Amateur Dramatic Club. Hij werd aanzien als een extroverte en minzame kerel met verantwoordelijkheidszin. In Cambridge schreef George wekelijks aan ‘Uncle Jim’…

Eind juli 1914 brachten George, Michael en Nico de vakantie door bij Barrie in Auch Lodge, nabij de Bridge of Orchy, in Argyllshire, Schotland. Hun broer Peter zou hen vervoegen maar maakte eerst zijn zomerkamp af aan Eton in het Officer’s Training Corps4 (OTC).

Op 6 augustus arriveerde Peter in Argyllshire met een circulaire bij zich van de adjudant van het OTC waarbij studenten werden verzocht zich op te geven bij de ‘Special Reserve’ of ‘Territorial Force’. Peter en George keerden de volgende dag terug naar London, in een wagon vol reservisten. In de namiddag arriveerden ze in Cambridge waar de korpsadjudant als Majoor van de Rifle Brigade hen doorverwees naar het ‘Rifle Depot’ in Winchester.

Toen de broers in het depot aankwamen, klopten ze bij toeval aan bij het kantoor van de Luitenant Kolonel Hon. Brownlow (DSO) van het 6th (Special Reserve) Battalion van de King’s Royal Rifles. De kolonel was geïrriteerd door de verdwaalde bezoekers en vroeg wat ze wilden.

 “Wel – uh – Sir, wij werden geadviseerd door Majoor Thornton om hier na te vragen voor een commissie”, zei George.
“Oh, bolle Thornton in Cambridge, eh?” Wat is jullie naam?”
“Davies, sir.”
“Op welke school zitten jullie?”
“Eton, sir.”
“In het Corps?”
“Ja, sir, sergeant.”
“Sporten jullie? Cricket?”
“Well, sir, eigenlijk haalde ik de elf.”
“Oh, werkelijk?”


De kolonels interesse was gewekt. Hij had  in zijn studententijd namelijk zelf in Eton cricket gespeeld. Plots besefte hij dat George dé Davies was die 59 had geslagen bij Lord’s. Hij was hier zelf getuige van geweest.

“Oh, wel, dan is het goed. Neem deze formulieren, vul ze in, laat ze ondertekenen door jullie vader en stuur ze terug naar mij. Alles wat je dan nog rest is jullie uniformen halen… en wachten tot jullie jullie namen zien verschijnen in de London Gazette.”

Beide broers worden aangesteld als Second-Lieutenant in de Special Reserve van de 6th Rifles KRRC. Vervolgens keerden George en Peter terug naar Schotland om hun visvakantie verder te zetten. 

Ondertussen ontving Barrie een oproep van premier Asquith om zijn plannen voor een revue te annuleren en zich te focussen op een opzwepend propagandastuk  over de geallieerden. In tegenstelling tot vele andere schrijvers, stemt Barrie in.

Op 9 september werden George en Peter opgeroepen om zich te vervoegen bij het 6th Battalion King’s Royal Rifle Corps, dat na de mobilisatie eind augustus, verhuisde van het depot in Magdalen Hill Camp (Winchester) naar Sheerness, Kent. Barrie was intussen op de Lusitania5 vertrokken naar New York om steun te vragen voor de geallieerden. Bij zijn aankomst werd hij terstond door de Consul-Generaal en de Britse ambassadeur aangesproken om zijn opzet te staken.6 Barrie sloot zich op in een suite in het Plaza Hotel. Een journalist van de New York Herald slaagt er op 24 september toch in om de kamer binnen te dringen en een zeldzaam interview met de schrijver af te nemen. “Het is vreemd dat de echte Peter Pan – ik noemde hem zo – nu naar de oorlog trekt. Hij werd de verhalen die ik hem vertelde beu, en zijn jongere broer raakte geïnteresseerd. Het was zo leuk om die twee over zichzelf te horen vertellen” vertelde Barrie.

Na enkele maanden opleiding werd George begin december toegevoegd aan het 4th Battalion Rifle Brigade, net voor zijn vertrek vanuit Campden Hill Square (Winchester) naar Le Havre op 21 december. In zijn rugzak stak ‘The Little White Bird’.

Tijdens zijn verblijf aan het front schreef George ‘Uncle Jim’ regelmatig. Barrie drukte in zijn brieven zijn zorg en hoop uit dat George het goed zou maken. George, die aan het front ongetwijfeld erbarmelijke toestanden meemaakte, stelde hem steeds gerust.

Het 4th Battalion Rifle Brigade werd als onderdeel van de 80ste brigade bij de 27ste Britse Divisie gevoegd. Vanaf eind januari 1915 bemanden de Rifles in periodes van wacht de sector bij Sint-Elooi. De frontlinie was er in beroerde staat  doordat de Franse troepen noch de tijd noch de manschappen hadden gehad om de loopgraven tijdens de winter uit te bouwen. Daarbovenop kwam nog dat ze er tijdens de harde winter zonder aangepaste kledij hadden moeten leven. De loopgraven waren zodoende niet meer dan uitgegraven afzonderlijke putten met hier en daar een verbindingsgracht (zie kaart). De loopgrachten stonden vol modder, water en afval  en er was nog geen afwatering. In deze toestand moesten de manschappen, waaronder George, het front houden. Tijdens hun rust verbleven ze in Westouter, Reningelst en Dikkebus.

Terwijl George nabij Sint-Elooi was, lag zijn oom Guy Du Maurier amper 4 kilometer zuidelijker. Guy was Luitenant-Kolonel bij het 3de bataljon Royal Fusiliers. Beiden vermelden in hun brieven een prachtig ‘white chateau’7. George beschreef het als “helemaal wit met vier grote pilaren aan de voorzijde, één ervan beschadigd”. Op 20 februari 1915 schreef George aan Barrie dat hij blut was. Hij vroeg om 100 francs in biljetten op te sturen vanuit het wisselkantoor op Charing Cross (Londen). In een brief aan Barrie op 7 maart beschreef hij voor het eerst de gruwel aan het front. Hij vertelde Barrie een scène waarbij een soldaat naast hem zijn hoofd verloor door een scherpschutter. Twee dagen later kwam zijn oom Guy8 om nabij Wijtschate. Barrie schreef op 11 maart over zijn dood aan George die de brief ontving op 14 maart.

Tegenaanval van de 4de Rifle Brigade op Sint-Elooi en ‘The Mound’ op 15 maart 1915 (schets van Kolonel Harrington)



Op de avond van 14 maart 1915 lag het 4th Battalion Rifle Brigade op rust in Reningelst wanneer ze plots werden opgeroepen naar Dikkebus. De Duitsers hadden om 17 uur die dag hun eerste mijn onder het gehucht Sint-Elooi9 tot ontploffing gebracht. Vervolgens hadden ze de eerste Britse loopgraven, de heuvel (‘The Mound’) ten zuiden van het kruispunt  en delen van het gehucht na zware artilleriebeschietingen ingenomen. Kort na middernacht kwam de 4th Battalion Rifle Brigade aan op de Kruisstraathoek, 1 km ten noordwesten van Voormezele. Brigadier-generaal Fortes-cue vernam er rond 3 uur dat de eerste tegenaanval van de 82ste Brigade op St-Elooi mislukt was.  Hij beval de 4th Rifles Brigade om de weg naar Voormezele te nemen en van daar langs de weg naar St-Elooi te trekken voor een tegenaanval en het kruispunt en de Britse frontlijn terug te nemen. De Princess Patricia’s Canadian Light Infantry moesten hen links flankeren en aanvallen via de weg Ieper-Mesen, vanuit Shelley Farm (S15 op kaart). Op de Sint-Elooisweg in Voormezele, tussen de beschutting van de laatste huizen, staken de soldaten de bajonetten op alvorens verder te trekken richting St-Elooi. Op dit ogenblik kreeg kolonel Thesiger van de 4de Rifle Brigade bericht dat ook de belangrijke Rifle Brigade Trench (op kaart ‘R.B.’) en KSLI Trench ten oosten van Sint-Elooi in Duitse handen zijn. Hij beval zijn bataljon naar Bus House10 ter trekken, 500 m ten noorden van Sint-Elooi.

Kort voor zonsopgang, rond 4u30, waren de PPCLI11 nog steeds niet op de linkerflank verschenen waarop Thesiger besloot alleen, zonder steun, aan te vallen. Hij liet B-compagnie onder bevel van majoor Harrington als steun in Bus House achter en voerde de drie andere compagnieën aan naar Crimean Support Trench (S9) waar een omgevallen boom over de Sint-Elooisweg een goede locatie was voor verdere bevelen. Bij aankomst aan Crimean S9 kwamen de Rifles vanuit Rifle Brigade Trench onder zwaar vuur te liggen. Onder leiding van kapitein Pryce viel D-compagnie als eerste op de loopgracht aan. Vijftien minuten later vielen de verschillende pelotons van C-compagnie onder  leiding van kapitein Selby-Smyth op Sint-Elooi aan. Ze werden hierbij gesteund door de A-compagnie onder leiding van luitenant Stopford Sackville. Wanneer Majoor Harrington om 5  uur nog steeds geen bericht heeft ontvangen bij Bus House, trekt hij met B-compagnie  op Sint-Elooi ten aanval. In de vroege morgen van 15 maart heroverde de 4de Rifle Brigade het gehucht Sint-Elooi en de Britse loopgraven. Enkel de heuvel ‘The Mound’ konden ze niet innemen. De verliezen na de aanval waren hoog: 5 officieren en 28 soldaten werden gedood, 4 officieren en 59 soldaten raakten gewond en 1 officier en 6 soldaten raakten vermist.

Second luitenant Aubrey Tennyson schrijft enkele dagen na de aanval een brief aan George’s broer, Peter Davies (Signal Officer bij de Royal Corps of Signals) in Frankrijk. “Het bataljon naderde Sint-Elooi om de Duitsers uit het gehucht te drijven. Luitenant Stopford Sackville marcheerde naast George onderweg naar Sint-Elooi waarbij George zei dat hij een voorgevoel had dat hij zou sterven. Hij vroeg om niet begraven te worden nabij een van de dorpen achter het front maar dat hij liever begraven werd vlakbij de loopgraaf waar hij viel. Hij zei dat het de mooiste dood was die je je kon wensen en dat hij begraven wilde worden waar hij gedood werd. Hij was de eerste officier die om het leven kwam die avond. De kolonel sprak alle officieren van C-compagnie toe voor ze in de aanval gingen. George zat op een bank met de anderen toen hij een schot in het hoofd kreeg en bijna onmiddellijk stierf. Hij kan geen pijn gehad hebben. Het was onmogelijk om zijn wensen in te willigen en hem daar te begraven. Zijn lichaam werd naar het dorp teruggebracht. Hij werd begraven links van de weg12 … buiten Voormezele… Ze deden er alles aan om het graf te verzorgen en er werden viooltjes geplant.

Enkele ogenblikken voordat de Rifles opgeroepen werden om in reserve een tegen-aanval bij Sint-Elooi te steunen, schreef George zijn laatste brief aan Barrie:

“Houd je sterk, oom Jim, en herinner wat een goede ervaring dit is voor een kerel die erg ijdel was voordien. Heer, ik zal trots zijn wanneer ik weer thuis ben en ik je over dit alles kan vertellen. Dat oude dinner in de Savoy zal aardig groot zijn. (Keep your heart up, Uncle Jim, and remember how good experience this is for a chap who’s been very idle before. Lord, I shall be proud when I’m home again and talking to you about this. That old dinner at the Savoy will be pretty grand.)”

George werd in de vroege morgen van 15 maart neergeschoten langs de Sint-Elooisweg. Links op de foto de rotonde van Sint-Elooi. Rechts in de verte de kerk van Wijtschate.




Bibliografie
  • BIRKIN, A., J M Barrie and the Lost Boys: The real story behind Peter Pan,  Yale University Press, Third Edition, 2003, 344 p.
  • Captain Reginald Berkley and Brigadier-General William W Seymour, The History of the Rifle Brigade in the War of 1914-1918 Vol.1 August 1914 – December 1916, Naval & Military Press herdruk, 1927, 409 p.
  • Farquhar, F., War Diary Princess Patricia’s Canadian Light Infantry March 1915, 1915
Internetbronnen: ____________

Voetnoten
  • [1] George Du Maurier publiceerde onder andere in het magazine Punch. Het gedicht ‘In Flanders Fields’ van John McCrae kreeg bekendheid toen het in december 1915 in ‘Punch’ verscheen.
  • [2] Peter Pan’s wens “om te sterven zou een ongelooflijk avontuur zijn”, zou een uitspraak van de 8-jarige George geweest zijn.
  • [3] In het stuk wordt verteld dat kinderen kunnen vliegen als ze er maar voldoende in geloven. De eerste dagen na de opvoering hadden tal van kinderen, die de opvoering hadden bijgewoond, breuken opgelopen omdat ze van kasten en tafels sprongen in de veronderstelling te kunnen vliegen.
  • [4] Deze zomerkampen voor toekomstige officieren waren  in 1908 in het leven geroepen om het tekort aan officieren in het hervormde Territoriale Leger op te vangen. Ze vormden een onderdeel van de brede hervormingen in het Britse Leger onder Haldane, Minister van Oorlog, na de ‘lessons learned’ uit de Boerenoorlog.
  • [5] De Lusitania werd door Duitse onderzeeërs getorpedeerd op 7 mei 1915 op 15 km van de Ierse zuidkust, nabij Kinsale. Bij de ramp kwamen 1200 passagiers (o.a. 128 Amerikanen) om het leven waaronder Charles Froham. Froham was een producer van theaterstukken in London en leaste het Duke of York Theatre in 1904 opdat hij samen met Barrie ‘Peter Pan’ kon opvoeren. De ramp zal de publieke opinie in de VS naar de kant van de geallieerden duwen.
  • [6] Duitsland was bij het uitbreken van de oorlog de belangrijkste handelspartner van de VS en een grote minderheid van de Amerikaanse bevolking had Duitse voorouders (tussen 1848 en 1900 emigreerden 7 miljoen Duitsers naar Amerika). De onbeperkte oorlog op de Atlantische Oceaan door Duitse onderzeeërs (cfr. Lusitania) en het Zimmerman-telegram alsook de oplopende leningen aan de geallieerden zouden er uiteindelijk in 1917 voor zorgen dat de VS militaire steun leverde aan de ‘Entente’.
  • [7] Kasteel Eikenbos van Baron Surmont de Volsberghe lag tussen de Kemmelseweg en de Pannenhuisstraat. Het kasteel werd in de 19de eeuw gebouwd. Twee pilaren van dit classicistisch kasteel staan vandaag nog aan de oprit naar de hoeve langs de Kemmelseweg. Ze dateren van vóór de oorlog.
  • [8] Guy Du Maurier was naast acteur ook beroepsmilitair. In de nacht van 9 maart werd het hoofdkwartier van het bataljon ten oosten van Kemmel zwaar onder vuur genomen waarbij Guy om het leven kwam. Hij werd begraven op Kemmel Chateau Military Cemetery.
  • [9] De frontlinie bij Sint-Elooi was sinds haar ontstaan eind oktober – begin november 1914 een gevaarlijke sector waar de vijandelijke loopgraven op enkele meters van elkaar lagen. De Britten hadden na de Eerste Slag van Ieper het gehucht, het kruispunt en de heuvel ‘the Mound’ ten zuiden van het gehucht ingenomen terwijl de Duitse eerste loopgraaf zich op de hoogten ten zuiden van Sint-Elooi bevond. De Britten hadden vanaf februari 1915 deze sector overgenomen van de Fransen. De frontlijn bestond uit een aaneenschakeling van langgerekte loopgrachten, telkens op enkele tientallen meters van elkaar.
  • [10]  Het plaatselijke café werd bij de Britten bekend als 'Bus House' nadat een Londense 'Omnibus' hier in 1914 in panne viel toen die troepen naar het front bracht. In oktober en november 1914 zouden er zo'n 300 bussen in Frankrijk en België gebruikt zijn. De gelijknamige begraafplaats werd pas aangelegd na 7 juni 1917 wanneer het front opschuift naar het oosten na de Mijnenslag.
  • [11] Het regiment was opgehouden in Voormezeele door congestie van de troepenbewegingen op de weg.
  • [12] ‘Links van de weg’ kan zowel ten oosten als ten westen van de weg betekenen. Bij navraag bij de CWGC en uit controle van de burial sheet blijkt dat George niet herbegraven geweest is na de oorlog waardoor we kunnen aannemen dat hij in maart 1915 begraven werd op de plek waar hij nog steeds ligt.

Gepubliceerd 14/01/2016.