Florent Couttenier, oorlogsslachtoffer in vredestijd
Artikel overgenomen uit het driemaandelijks heemkundig tijdschrift voor Poperinge en omstreken van de Heemkring Aan de Schreve, 49ste jaargang 2019, nr. 1
Auteur: Bertin Deneire, Poperinge

Oorlogsslachtoffer in vredestijd - Over de dood van een jonge scout, Florent Couttenier

Als frontgids vertel ik wel eens aan mijn toeristen dat we soms geneigd zijn om de duur van de Grote Oorlog, die onze regio vier jaar teisterde, toch wat simplistisch te interpreteren. Ik bedoel hiermee: iedereen denkt dat die oorlog na 11 november 1918 afgelopen was, maar dat is in meerdere opzichten allerminst het geval. Om maar een paar voorbeelden te geven. Op de Poperingse wijk Lyssenthoek, nabij de Franse grens, was er nog tot in september 1920 een Brits militair veldhospitaal en het Chinese Labour Corps bleef zelfs nog tot 1921 in de streek om wat rudimentair herstelwerk te verrichten.

Maar uiteraard liet de Eerste Wereldoorlog ook haar littekens bij de plaatselijke bevolking na. Statistieken tonen dat diezelfde oorlog een eeuw later bijna 600 'extra' slachtoffers heeft gemaakt. Geen wonder als je beseft dat DOVO nog jaarlijks tussen de 100 à 200 ton oorlogsmunitie uit 'Vlaamse velden' opruimt. Archeologen beweren dat het nog minstens een eeuw zal duren vooraleer alle oorlogstuig terug aan de oppervlakte is gekomen.

Zoals elke Westhoeker weet, is dit gegeven niet zonder gevolgen gebleven. Zo kwamen op 19 maart 2014 twee buitenlandse arbeiders op de Ieperse industriezone om het leven bij het knoeien aan een obus, en een goed jaar later ontsnapte de Mesense landbouwer Kristof Veramme ternauwernood aan de dood. Een bom ontplofte en vernielde de eg die aan zijn tractor hing. Als bij wonder raakte de man zelf niet gewond.

Beter gekend is het verhaal van de Lokerse boer Jacques Covemaeker, voor wie het gezin een boom plantte als eerbetoon aan hun vader die op 23 mei 1983 in gelijkaardige omstandigheden op zijn akker omkwam. Niet zonder toeval dus gebruikte de Nederlandse topjournalist Geert Mak deze boom symbolisch bij de opening van zijn prachtige tv-documentaire 'In Europa' (2007) wanneer hij over de Grote Oorlog in de Westhoek vertelt.


Alweer Facebook

Als occasioneel Facebook-poster ben ik een  nogal kritisch gebruiker van dit sociaal medium, want soms lijkt het erop dat FB tot een digitaal 'kommeerekot' is verwaterd. Maar er zijn gelukkig ook vele uitzonderingen. Zo kwam ik onder de indruk van een reeks foto's die bij de Poperingse Oud-Scouts groep verscheen. Het ging om de begrafenisstoet voor de 11-jarige Florent Couttenier die op 13 april 1951 door een jammerlijk ongeval om het leven kwam. De jonge scout werd toen het slachtoffer van een onontplofte bom, hoogstwaarschijnlijk uit de Eerste Wereldoorlog.

Nog vóór de Poperingse 'Hoplanders' in 1963 (onder impuls van Dirk Boedts, Philip Crousel, Johan Deleeuw en Chris Denut) van start gingen, bestond er tussen 1950 en 1954 reeds een plaatselijke scoutafdeling die zich 'De Hoppeplukkers' ofwel, de 224ste eenheid der Boy-Scouts van België, noemde. Leiders in die tijd waren o.a. Maurice Dumelie (de latere uitbater van café 'Ons Huis') en (de latere schoenhandelaar) Rudolf Ingelaere, verder o.m. ook nog Fernand Denut (neef van Chris), Robert Dewyse en Roland Desender. Lea Ingelaere, Myriam White en Suzanne Hauspie waren de vrouwelijke leiders van de welpenhorde en er werd in december 1951 zelfs een initiatief genomen om een afdeling van de Girl-Guides op te richten.

Het aantal leden van de scoutsvereniging was vrij groot, en ook de activiteiten van deze groep waren niet onaanzienlijk. Men trok ook elk jaar op kamp, al was dat toen meestal in de onmiddellijke omgeving (Elzendamme, Hollebeke, de Rode Berg, de Kemmelberg, …). Het lokaal van de Hoppeplukkers bevond zich in de RMS, maar bij slecht weer gingen de samenkomsten soms door in de brouwerij van Sylvain Lahaye.

De signatuur van deze vroege scoutsgroep was dan ook duidelijk Liberaal (Mevr. Lahaye - Arlette Duclos was voorzitster van de stuurgroep). De Hoppeplukkers ontstonden vermoedelijk als politiek tegenwicht tegen de katholieke zuilen KSA en Chiro die het overwicht in de Poperingse jeugdbewegingen hadden, maar al in 1954 ontbond men de vereniging door een gebrek aan continuïteit bij de leiding.



Eén van de jongste leden van die Hoppeplukkers was Florent Couttenier, geboren op 4 oktober 1940 als zoontje van Henri Couttenier en Margriet Lefever uit de Pottestraat 91. Florent was een 'wolfje' van de 'welpenhorde'. De jongen was een echte padvinder die alles over had voor zijn scouts. Hij profileerde zich in de groep als een sportieveling en een durver, misschien zelfs een tikkeltje haantje-de-voorste.

Wellicht erfde de jonge  Couttenier die trekjes wel van zijn vader want die was oudstrijder en beroepsmilitair; de man was zelfs actief geweest in de plaatselijke weerstand. Hoe dan ook, het zag ernaar uit dat Florent ooit zelf leider zou worden want zijn medescouts keken allemaal naar hem op.

Op vrijdagnamiddag 13 april omstreeks half zes bevond de jonge Florent zich met twee vriendjes in de buurt van de (nieuwe) woonwijk Vaux-sous-Chèvremont toen hij het slachtoffer werd van een tragisch ongeval. Op dat moment stonden de jongens aan het kruispunt van de Pezelstraat en de Sint-Bertinusstraat (ter hoogte van de schuur van Theophile D'Haene alias 'Fiel Oane') toen er zich plots een zware ontploffing voordeed. De  elfjarige Florent was op slag dood en beide makkertjes werden door rondvliegende metaalscherven zwaar gewond.

De ontploffing was zo hevig dat een buur die op 150 meter afstand stond nog door een scherf werd geraakt. Door de oorverdovende knal kwamen meteen heel wat omwonenden naar buiten. Aannemer Jacques Lefever uit Westrozebeke die in de buurt aan het werk was (de tweede reeks huizen van de Vauxsous-Chrèvemont wijk was in opbouw) kwam als eerste op de plaats van het ongeval en zag drie kinderen liggen. Bij het zien van het verminkte lichaampje van Florent werd het hem meteen duidelijk: voor deze jongen kon geen hulp meer baten. Zijn 10-jarig vriendje Jozef D'Hondt lag verderop kermend en hevig bloedend op de grond. Hij had erge beenblessures opgelopen door de inslag van rondvliegend shrapnel, maar ook het andere speelkameraadje (en neef van Florent), de 9-jarige Willy Vanhee uit de Onze-Lieve-Vrouwekruisstraat 24, had wonden in de buik en dij.

De Switch Road

Dat dit ongeval net daar gebeurde, mag ons niet verrassen. Die locatie lag op de Switch Road (nu de Sint-Bertinusstraat), vanaf 1916 de belangrijkste aanvoerweg voor de Britse troepen naar het front. Bijgevolg lag er langs deze weg ooit heel wat oorlogsmunitie gestockeerd. Samen met de invoering van het eenrichtingsverkeer in het stadscentrum was 'de Zwitsche Route' de tweede grote ingreep in de verkeerssituatie in en rond Poperinge. Laten we niet vergeten dat er een jaar later al zo'n kwart miljoen Britse soldaten in onze regio gelegerd waren.

Voor de jonge Florent, die vlakbij in de Pottestraat 91 woonde, was die omgeving een vertrouwd speelterrein. En ook al gebeurde het ongeval meer dan dertig jaar na de Eerste Wereldoorlog, er zat in die buurt toen nog heel wat (ongebruikte) munitie in de grond.

Poperinge: ontploffing oorlogstuig doodt de 11-jarige Florent Couttenier. Aannemer Lefever uit Westrozebeke legt aan de politie uit hoe hij de slachtoffers vond op de hoek van de Peselstraat en de Sint-Bertinusstraat, rechts de jeep waarmee Jozef D'Hondt naar het hospitaal in de Gasthuisstraat werd gevoerd.

© 'Westhoek verbeeldt', Stadsarchief Poperinge, Archief Het Wekelijks Nieuws




Trouwens, het zoeken naar oude metalen was een traditie die toen bij jong en oud erg populair bleek. Laten we niet vergeten dat oud ijzer en vooral koper (net zoals nu) een hoge prijs haalde. De naoorlogse bevolking was, begrijpelijk, ingenomen met deze lucratieve bezigheid. Iedere cent telde in elk huishouden.

Maar voor de jonge Florent betekende dit in de eerste plaats zakgeld om straks met zijn scoutsvrienden weer op kamp te kunnen gaan. Hij trok er dan ook dagelijks op uit, gewapend met een grote stok, om te zoeken naar schroot. Die tocht leidde hem soms vrij ver buiten de stad, tot aan Sint- Sixtus, en zelfs langs de Westvleterseweg. Beide locaties waren immers 'hotspots' tijdens de oorlog. De omgeving rond de abdij werd vanaf midden 1917 één groot militair knooppunt met een veldhospitaal (Dozinghem), munitiedepots en zelfs een station voor de aanvoer van manschappen en materiaal. 'International Corner' (het kruispunt van de Westvleterseweg en de Koekuitstraat) lag zelfs nog iets dichter bij het front. De spectaculaire vondst in de jaren negentig van een enorme voorraad gasgranaten uit de Eerste Wereldoorlog (nabij de hoeve Saint-Germain) bevestigt de aanwezigheid van Britse troepen in deze omgeving.

Het ongeval

Wat er precies op die akelige dag (vrijdag de dertiende!) gebeurde, kunnen we uitvoerig lezen in het, niet zonder enige sensatiezucht geschreven, artikel dat Het Wekelijks Nieuws op vrijdag 21 april publiceerde. Ik beperk me hier tot de kern van de zaak.

De kleine Willy Vanhee in het hospitaal

Willy Vanhee was ondertussen op eigen kracht tot bij zijn grootmoeder (Flora Hauspie van café 'Het Roosje' in de Krombekestraat) gestrompeld, vanwaar men de jongen eveneens naar het ziekenhuis overbracht. Naar verluidt waren zijn fiets maar ook zijn kleren en schoenen door de luchtverplaatsing grotendeels vernield.

De ironie wil dat moeder Vanhee onlangs bevallen was van een dochter (Henriette: 04/04/1951) en net op dat moment naar beneden kwam om terug naar huis te gaan. Aan de lift ontmoette ze chirurg Vantomme (de dokter die bij de bevalling had geholpen) terwijl hij zich naar boven begaf naar het operatiekwartier om… haar zoons wonden te hechten. Een scherf had zijn lever net gemist, en een stuk metaal had zich in de dij geboord.

© 'Westhoek verbeeldt', Stadsarchief Poperinge, Archief Het Wekelijks Nieuws




Willy Vanhee zou zijn vriendjes, D'Hondt en Couttenier, al fietsend opgemerkt hebben toen ze uit de Pezelstraat kwamen. Hijzelf was er rondjes aan het rijden rondom het huizenblok maar moest even wachten tot de stoomtram (die er toen nog liep) voorbijgekomen was.

Eens de kust veilig was, reed de kleine Vanhee naar hen toe. De twee kameraadjes toonden hem trots een stuk munitie dat ze blijkbaar verderop hadden gevonden. Ondertussen had Florent al het 'deksel' afgeschroefd en er het 'poeder' uitgehaald maar toen hij er met zijn stok op sloeg, ging het ding plots af.

Ondertussen stonden D'Hondt en Vanhee, wellicht uit angst voor een ontploffing, al een eindje van het projectiel verwijderd. Op die manier was het Couttenier die de volle impact incasseerde. De explosie reet hem de buik open (naar verluidt hingen de ingewanden uit het lichaam). D'Hondt was bewusteloos en Vanhee duidelijk in shock.

De toegesnelde aannemer Lefever zag meteen dat Florent overleden was maar probeerde alsnog de kleine D'Hondt te redden. Hij legde de jongen op de motorkap van zijn Willys-jeep om de wonden beter te kunnen afbinden en zo het bloeden zoveel mogelijk te stelpen. Daarna bracht hij de jongen nog zelf naar het Mariaziekenhuis.

Rouwprentje van Florent Couttenier



Willy Vanhee kwam er beter van af en voelde zich niet echt getraumatiseerd door het ongeval. Eigenlijk was hij blij met de aandacht en de cadeautjes die hij van zijn scoutsvriendjes kreeg. Een kind verwerkt een trauma blijkbaar anders (beter?) dan een volwassene. Overigens misten beiden de begrafenis, wat de emotionele impact van het drama misschien heeft verzacht.

De kleine Jozef D'Hondt in het hospitaal.
Na enkele weken in het ziekenhuis mocht Jozef D'Hondt terug naar huis, maar zijn blessures waren van die aard dat hij zijn leven lang zou blijven manken.
© 'Westhoek verbeeldt', Stadsarchief Poperinge, Archief Het Wekelijks Nieuws




De rouwstoet trekt over het Burgemeester Bertenplein naar het Oud Stedelijk Kerkhof



En dan die bom?

Eén aspect in het relaas vind ik toch vrij raadselachtig. De reporter van HWN vermeldt dat het hier om een Duitse landmijn ging, maar dat leek mij aanvankelijk niet erg geloofwaardig. Enkele bedenkingen van mijn kant…

Ten eerste was Poperinge tijdens de Eerste Wereldoorlog nooit door de Duitsers bezet, en ten tweede, als dit dan toch een bom uit de Tweede Wereldoorlog was, dan zie ik niet in waarom de Duitsers in deze omgeving landmijnen zouden gelegd hebben.

Het is weliswaar zo dat verderop langs de Woestenseweg het Duitse (quasi nooit gebruikte) vliegveld gelegen was, maar het lijkt mij nogal onrealistisch dat de Duitse troepen deze rustige omgeving met landmijnen zouden hebben beschermd. Trouwens, het artikel vertelt dat de jongens hun springtuig hoogstwaarschijnlijk nabij de hoeve van Maurice Kestier in de Sint-Sixtusstraat hadden gevonden, wat een heel stuk zuidelijker ligt dan dat vliegveld. Bovendien werd die hoeve tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikt als depot van het Britse leger. Hebben we hier misschien te maken met een subjectieve interpretatie van de verslaggever (slechts zes jaar na de Tweede Wereldoorlog) en zat de collectieve haat tegen alles wat Duits was er wellicht nog goed in? Of ligt het misverstand te zoeken bij de forensische beperkingen van de rijkswachters die de eerste vaststellingen deden?

Overigens, hoe zou men na het exploderen van een bom de juiste identiteit van het explosief toch nog kunnen natrekken? Zeker in die tijd en onder deze omstandigheden! In het artikel spreekt de reporter over 'een cilinder met een lengte (bedoelde hij misschien diameter?) van 25 cm', wat helemaal niet op een landmijn wijst, eerder op een obus. Persoonlijk denk ik dan ook aan een artilleriegranaat, misschien een 18-ponder. Trouwens, in principe creëert een ontploffende mijn een zware, vooral opwaartse explosie maar is er, in tegenstelling tot bommen en granaten, minder sprake van rondvliegend shrapnel.

De kist werd gedragen door de oudste verkenners-scouts. Op de kist lag de groene welpentrui en baret van Florent.



Mijn contactpersoon bij DOVO geraakte er evenmin wijs uit, maar suggereerde mogelijks een anti-persoonsmijn; zeker geen anti-tankmijn o.m. omdat die enkel ontploffen bij zwaardere impressie of impact. Naar verluidt kan het 'poeder', waarvan sprake in het krantenartikel, op kristallisatie wijzen (het verouderingsproces van de springstof), wat de lading uiterst explosief maakt. Blijkbaar is de minste beweging, zoals wrijving van het deksel, al voldoende om de lading te doen ontbranden; zelfs de elektrostatische geladenheid van mensenhaar kan een ontploffing veroorzaken.

En toch…

Het meest vreemde van de zaak is dat er later onder het lichaam van Couttenier blijkbaar een 'deksel' werd teruggevonden met de gebruiksaanwijzing om de mijn te laden… Maar iets verder in het artikel wordt dan weer verteld dat de rijkswachters in de onmiddellijke omgeving ook nog eens vier obuskoppen terugvonden, wat m.i. weer kan wijzen op munitie uit de Eerste Wereldoorlog.

Maar dan plots… tijdens mijn gesprek met de nu 76-jarige Willy Vanhee, hoor ik dat Coutteniers 'werkveld' zich veel verder strekte dan wat het krantenartikel vermeldt. Zo gingen deze straatjongens soms spelen in het Kabouterbos aan de Westvleterseweg…. Elke Poperingenaar weet dat dit bosje vlakbij de oude controletoren van het Duitse vliegveld ligt. Waren de jongens die dag dan toch in die buurt i.p.v. de Sint-Sixtusstraat? En hadden ze daar dan toch een Duitse landmijn gevonden? Lag die misschien (nog ongebruikt) ergens in deze omgeving toen de Duitse troepen in september '44 de streek inderhaast verlieten. Wie weet…

Het graf van Florent Couttenier op het Oud Stedelijk Kerkhof.



Jozef D'Hondt kan het ons evenmin vertellen want de man is al een tijdje geleden overleden. Wat er ook van zij, het verandert niets aan dit intriest verhaal, een verhaal dat in een land als Syrië niet eens de krant meer haalt...

Florent Couttenier zat in het vierde leerjaar bij Meester Caenen. Een van zijn klasgenootjes las de lijkrede voor.



De bijgaande foto's geven een goed maar droevig beeld van de rouwstoet voor de jonge Couttenier. De begrafenisstoet komt voorbij het Burgemeester Bertenplein richting het Oud Stedelijk Kerkhof. De lijkkist wordt gedragen door de Verkenners van de plaatselijke scoutsgroep De Hoppeplukkers. Florent krijgt een arduinen graf met een zwart plaket. Het is een ode aan de scoutsbelofte dat enkele Poperingse oud-scouts dit bescheiden kindergraf blijven onderhouden.


Met bijzondere dank aan: Johan Claerhout, Chris Denut, Luc Dequidt, Marc Devroedt, Luc Ferrand, José Lemahieu, Eric Vande Casteele en Willy Vanhee

© Bertin Deneire, november 2018