Eerste sergeant Ernest Claes in 1915 in het Ploegsteertbos
Artikel overgenomen uit de Gidsenkroniek Ieper-Poperinge-Westland, Jaargang 2002/6

Door Roger V. Verbeke, Wervik

Die bewuste Ernest Claes werd later de befaamde Vlaamse schrijver die in 1920 De Witte publiceerde. In 1915 was hij Belgische militaire tolk bij een Britse divisie. Zo kwam hij in Ploegsteert terecht. Hij noteerde één en ander in een kleine agenda.

Vanaf november 1933 schreef hij zijn memoires in zogenaamde dagboeken. Het eerste gaat over zijn jeugd en vooral over de jaren 1908-09. Het tweede over de oorlogsjaren: vanaf 31 juli 1914 tot 26 januari 1916 en van 5 mei 1917 tot op 5 april 1918.
 
Na de dood van zijn zoon Eric, zijn enig kind, kwamen 21 schriften in de handen van ALBERT VAN HAGELAND. Hij selecteerde er een bundel uit: ‘Uit de dagboeken van Ernest Claes’.
 
Het boek verscheen in 1981 in de keurreeks van het Davidsfonds. We vonden er enige bladzijden betreffende  onze  streek  in  de  Eerste Wereldoorlog. Meer  bepaald  over  Ploegsteert, de sector waar Britse eenheden opgesteld waren en waar we géén Belgen verwachtten. Ploegsteert brengen we in verband met het kerstbestand in 1914, met Bruce Bairnsfather en zijn cartoons, met Winston Churchill als luitenant-kolonel en bataljonscommandant …

Ernest Claes

Eigenlijk heette hij ANDREAS ERNESTUS JOSEPHUS CLAES maar zo werd hij nooit genoemd. Hij werd op 4 oktober 1885 in Zichem geboren, als zevende kind in een boerengezin, in de nabijheid van de abdij van Averbode.

Na de kleine en de grote klas in zijn dorp kreeg hij, als twaalfjarige, werk in de abdijdrukkerij. Door de financiële tussenkomst van de prelaat kon hij in 1898 naar het aartsbisschoppelijk college in Herentals, naar de voorbereidende klas en de zes humanioraklassen. In 1905 ging hij, buiten de verwachtingen, toch niet naar het seminarie.

In datzelfde jaar moest hij, als twintigjarige, in Diest gaan loten voor de militaire dienst. Door zijn lage nummer moest hij in dienst, maar bij de keuring werd hij te zwak bevonden en kreeg hierdoor een jaar uitstel. Hij kreeg werk op de redactie van de Uitgeverij Averbode. Op 11 juni 1906 werd hij geschikt bevonden voor dienst bij de infanterie.

Eerste sergeant Claes met echtgenote Stéphanie, in 1916, in Le Havre. Hij draagt een Britse uniform- jas en gordel, Belgische kraagtekens  (leeuwtjes, voor de tolken) en mouwstrepen.



Soldaat Claes

Het was alsof de onbemiddelde jongeman het grote lot gewonnen had. Hij kon naar de kazerne in Leuven en in de Compagnie Universitaire, aangehecht aan het 10de Linieregiment. Zo was hij ter plaatse voor de universiteit en in de kazerne kreeg hij kleding, kost en inwoon.

In oktober 1906 werd hij student in de eerste kandidatuur Germaanse filologie. Op 16 november ging hij de kazerne binnen, hij was soldaat 2de klasse bij het 10de Piotten. Als de opleiding, de dienstregeling en de karweien hem niet weerhielden, kon hij de lessen bijwonen en studeren. Altijd in uniform: blauwe tuniek en grijze broek.

In de tweede kandidatuur werd hij soldaat 1ste klasse. Na een maand kamp in Beverlo-Leopoldsburg zwaaide hij af op 15 september 1908. Met financiële hulp kon hij, in betere omstandigheden, het derde jaar universiteit afwerken. In september 1909 tekende hij een contract als vrijwilliger voor vier jaar dienst in de reserve. In 1910 had hij zijn vierde jaar universiteit af, in augustus deed hij weer een maand kamp.

Ambtenaar Claes

Claes kwam in dienst van het Vlaams Secretariaat in Antwerpen, ingericht door de Katholieke Vlaamse Landsbond. In 1911 promoveerde hij tot doctor in de Germaanse filologie. Hij huwde in 1912 met de Nederlanse schrijfster Stephanie Vetter. In oktober 1913 werd hij ambtenaar bij de vertaaldienst in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. In dezelfde maand werd zijn zoon Eric (Kiki) geboren. Toen woonde hij in Brussel.
 
Weer soldaat Claes

Claes was op 1 augustus 1914 gemobiliseerd in het 10de Linieregiment dat tot de 4de Legerdivisie behoorde. Die divisie was belast met de verdediging van Namen. Soldaat Claes maakte met zijn compagnie in die omgeving de verplaatsingen en gevechten mee, tot hij op 22-23 augustus bij Bonninnes viermaal gewond werd en door Duitsers krijgsgevangen gemaakt.

Na de eerste zorgen in Champion bij Namen, waar hij als tolk optrad en gemakkelijkheidhalve door de Duitse inspecteur een rode-kruis armband toebedeeld kreeg, werd hij overgebracht naar een lazaret in Gotha (Thüringen) en daarna in het krijgsgevangenenkamp in Erfurt (Thüringen).
 
Op 26 januari 1915 werd hij samen met Franse brancardiers vrijgelaten, als invalide Belgische soldaat, maar vooral als brancardier, door die armband. Ze werden naar Zwitserland gestuurd.

Op 1 februari was hij terug in Frankrijk en ging naar het depot van de 4de legerdivisie, in Peuplingues bij Calais. Daar hoorde hij over het Corps des Interprètes, in november 1914 in Le Havre opgericht 1.
 
Het korps Anglo-Belgische tolken moest aan elke Britse divisie in België, of aan de Belgische grens, een detachement ter beschikking stellen. Hij liet zijn interesse blijken. Via zijn relaties werd hij naar Le Havre en Sainte-Adresse geroepen. Het werd een kennismaking met een vaderlijke oude kolonel en een gemakkelijk examen:
  • Do you speak English?
  • O yes, mon lieutenant !
Eerste sergeant Claes
 
Volgens zijn dienststaat was hij op 10 februari 1915 Belgian Interpreter en werd daarom tot eerste sergeant gepromoveerd. Hij kwam in een ander milieu: tussen ‘jongens van goeden huize’ die gestudeerd hadden, en jonge edelen die oorlogsvrijwilliger waren. Hij ontmoette er vrienden van de Compagnie Universitaire en van de universiteit.
 
Interpreter Claes
 
In maart 1915 was hij nog in Le Havre. Einde maart – begin april was hij aangehecht bij het hoofdkwartier van The South Midland Division, een territoriale divisie die in mei het nummer 48 kreeg. Ze kwam via Southampton in Le Havre aan en was op 3 april bij Cassel geconcentreerd. Hij werd er afgedeeld bij het 4de bataljon The Oxfordshire and Buckinghamshire Light Infanterie. Midden april was de divisie ten noorden van Armentières opgesteld, in het 3de Corps, tegenover Messines Ridge.
 
Volgens zijn memoires kwam hij later bij het 9de bataljon (een Service Battalion) The Royal Fusiliers. Dat was in de 12de Divisie of Eastern Division, in oorlogstijd gevormd. Ze kwam vanaf 1 juni 1915 ten zuiden van Saint-Omer aan en werd aan het front opgesteld, in het 3de Corps, zoals de 48ste Divisie.
 
Dagboekschrijver Claes
 
In de gepubliceerde dagboeken vinden we twee bladzijden over zijn verblijf in de omgeving van Ploegsteert. Hij noteerde er zijn vaststellingen en gaf merkwaardige details. Bij de aangehaalde passages voegen we enkele verduidelijkende notities, o.a. omtrent de gangbare terminologie.

1.5.1915: Te 4 u. ’s morgens sta ik op. Twee uur lang hevig kanongebrom in de richting van La Bassée. Schone eerste-meidag. De mensen hier doen hun zaakjes rustig voort en zien er lang niet zo “down” uit, als men zich dat verderaf, te Le Havre, voorstelt. In de morgen honderden zware motorwagens voor ravitaillering, allerlei goederen, munitie ect. Een troepje Franse werklieden van de streek terkt voorbij. Zij spreken Westvlaams onder elkaar. We zijn hier in Frans-Vlaanderen.

Wij worden met een lorry naar Nieppe gebracht, waar het hoofdkwartier van de Divisie is. Daar nemen we afscheid van elkaar. Ik word als ‘interpreter’ toegevoegd  aan een Britse legerafdeling. Over kapotgereden wegen brengt men mij naar het hoofdkwartier in het bos van Ploegsteert …

Ploegsteert – Plugstreet, zeggen de Engelsen – is half vernietigd door de bombardementen. Huizen zonder dak, andere helemaal weg, verbrand, verwoest. De kerk draagt diepe sporen van ingeslagen bommen . Het bos, meestal schaarhout, is een vesting. Wegen, met planken aangelegd, langs alle zijden. Midden erdoor loopt een lijn van sterke blokhuizen of bunkers. Ik logeer in een herberg. De hele nacht geweerschoten, geknetter van machinegeweren en de spookachtige lichten van de fusées te zien of te horen.

4.5.1915: Elke dag moet ik in de voormiddag naar de majoor van het regiment om orders te vragen: soms naar Nieppe of Armentières voor een fles whisky of wijn. De stad Artmentières heeft vreselijk geleden onder de bombardementen, die niet ophouden.
 
De eerste loopgraaf ligt hier vlakbij. Maar winkels en koffiehuizen doen goede zaken.

24.6.1915: We verlaten Nieuwkerke en reizen over Bailleul en Vieux Berquin.

Als ‘interpreter’ was ik in nadere betrekking met Rik De Man. Hij verbleef te Nieppe en een paar keer in de week ging ik hem bezoeken. Het ‘front’ lag in die eerste maanden van 1915 steenvast, zonder noemenswaardige gevechten. Wij hoorden de ganse dag door ergens kanonschoten. Bij nacht ratelden mitrailleuses tegen een echte of vermeende vijandelijke patrouille. We hadden daar feitelijk zeer weinig te doen. Het half verwoeste Ploegsteert lag een half uur van mijn logeerhuis af. Van majoor Bridgewater kreeg ik op zekere dag bevel te Steenkerk (Steenwerck) bier te gaan bestellen bij brouwer De Berdt, die ergens in het Franse leger dienst deed. Het was mevrouw Raymonde De Berdt die me ontving. Ze zette, samen met haar gebrekkige broer, het bedrijf voort. Rik De Man en ik werden daar altijd hartelijk ontvangen. Ik beschikte over een fiets, voor enige tijd zelfs over een paard.

Onze kolonel Dugmore was het type van de fijne, voorname Engelsman, terwijl majoor Bridgewater een ruwe soldatenbonk was.
Rik De Man en ik bespraken het plan om samen na de oorlog een weekblad uit te geven. Hij was socialist, maar geen antiklerikaal. Wel veel ambitie en zelfwaardering. We waren beiden verwoede hengelaars.

Militair ambtenaar Claes

In september 1915 werd Claes naar de Mission Belge in Saint-Omer geroepen, omdat hij de veiligheidsvoorschriften niet gerespecteerd had. Hij schreef een brief aan zijn vrouw die als Nederlandse naar haar neutrale land had mogen uitwijken. In Nieppe postte hij onnadenkend de brief in de gewone poste civile, zonder die aan de censuur te onderwerpen. De brief kwam in Holland en zijn vrouw schreef, op basis van enkele zinnen daaruit, een artikel in het Utrechts dagblad. Daarin stond de naam Armentières …  De Britse censuur viel daarop.

(Precies alsof de Duitsers nog niet wisten dat in die stad Britse troepen lagen. En dat de Duitsers niet wisten waarom ze Armentières voortdurend beschoten).

De eerste sergeant Claes kreeg in Saint-Omer van kolonel De Jonghe d’Ardoye een reprimade en moest naar Le Havre. Kolonel de Hemricourt de Grunne geloofde Claes op zijn woord en bezorgde hem een plaatsje in het Bureau Documentaire.
 
Op 10 februari 1916 werd Claes gereformeerd d.w.z. opnieuw ingedeeld, wegens invaliditeit door verwondingen. Hij werd ongeschikt verklaard voor dienst te velde. Voortaan behoorde hij niet meer bij het Tolkenkorps. Later werd hij overgeplaatst naar het Bureau des Réfugiés. Ondertussen konden zijn vrouw en zoontje zich in Le Havre vestigen.

In mei 1918 werd Claes nogmaals gereformeerd. Dat jaar werkte hij vooral voor Amerikaanse troepen. Pas op 19 november kon hij Le Havre verlaten. Hij kwam via Veurne en Brugge weer in Brussel. Op 15 mei 1919 werd hij gedemobiliseerd.

Schrijver Claes

Ernest Claes schreef een boek over de gevechten bij Namen in augustus 1914, een ander over zijn krijgsgevangenschap in Duitsland. Nooit schreef hij een boek over zijn dienst in het Tolkenkorps of in de bureaus in de omgeving van de regering.

In zijn bundel Uit mijn soldatentijd, in 1917 gepubliceerd, beperkt hij zich tot augustus 1914. In het bundel Oorlogsnovellen, van 1919, herhaalt hij de drie novellen over 1914 en voegt er vier aan toe. Opmerkelijk daarin is de weinig bekende novelle over Mammy, een gastvrouw in Le Havre in maart 1915.
 
BRON
 
Militair dossier van CLAES A.E.J.- Documentatiecentrum van Koninklijk Museum van het Leger in Brussel.
 
BIBLIOGRAFIE
  • BONI A., Ernest Claes – Een blik op zijn leven en levenswerk. Leuven, Davidsfonds, 1948
  • CLAES E., Uit mijn soldatentijd. Z.p., 1917
  • CLAES E., Oorlogsnovellen. Leiden, 1919
  • CLAES E., Namen 1914. Antwerpen, Opdebeeck, 1919
  • CLAES E., Bei uns in Deutschland. Brussel, Standaard, 1957
  • CLAES E., Ik was student. Brussel, Standaard, 1957
  • DE HASQUE M., Les grandes lignes de l’histoire du Corps des Interprètes militaires belges. Berchem, z.j.
  • VAN HAGELAND A., Uit de dagboeken van Ernest Claes. Leuven, Davidsfonds, 1981.

Voetnoten
  • 1 Belgisch Tolkenkorps in 1914-19 – Na de Eerste Slag bij Ieper vroeg de Britse regering de vorming van een georganiseerd Anglo-Belgisch militair tolkenkorps. Door een ministerieel besluit van de Broqueville werd op 30 november 1914 het Corps des Interprètes Militaires Belges opgericht. Het stond onder het bevel van kolonel graaf François de Hemricourt de Grunne, in Le Havre de hoogste territoriale instantie.
    De kandidaat-tolken moesten aanbevelingsbrieven kunnen voorleggenen en werden geselecteerd. De tolken zouden een delicate rol krijgen en daarom verbonden blijven met de Belgische Missie bij het Britse Groot Hoofdkwartier. Ze moesten streng waken op de rechten en plichten van de Britse eenheden in België.
    Elke Britse divisie die naar ons land optrok, zou een Belgisch detachement meekrijgen: een officier (onderluitenant) en tien onderofficieren (acht 1ste sergeanten en twee 1ste wachtmeesters). Op 24 januari 1915 kwam de ploeg van onderluitenant Adéodat van de Kerckhove met de 27ste Divisie in Reningelst.
    De detachementen hadden een moeilijke taak door de opeenhoping van inwoners en vluchtelingen. Ook bij het verzamelen van burgerlijke werkploegen voor het herstellen van wegen en uitvoeren van veldwerken.
    Einde maart en begin april vertrokken nieuwe detachementen, o.a. voor de Canadese (1ste) Divisie.
    In de periode april 1915 - zomer 1917, waren normaal 150 à 200 Belgische tolken in de zone van het Britse 2de leger, tussen Boezinge en Armentières.
    In het vooruitzicht van het Britse offensief moesten in 1917 ongeveer 400 nieuwe tolken geleverd worden. Ook artillerist Jozef Simons (later schrijver van het ophefmakende boek Eer Vlaanderen vergaat) werd als tolk opgeroepen. Het jaar 1918 was voor het Tolkenkorps zeer bewogen, vooral door het Duitse offensief bij Kemmel en daarna de voorbereiding en het verloop van het eindoffensief. De gedenksteen voor (1ste) sergeant de Wattine, op Birr Cross Roads Cemetery, is één getuige van de verliezen van het Korps. Door het koninklijk besluit van 25.09.19 werd het Tolkenkorps afgeschaft. De (onvolledige) lijst van oudgedienden, door veteraan Maurice de Hasque, is zeven bladzijden lang.

Gepubliceerd op WO1.be op 16/01/2021.