2 Franse gesneuvelden en hun verband met Voormezele en Hollebeke
door Philip Woets
In mei 1871
(1) werd de familie Auguste Mahieu
(2) – Elisa Delangre
(3) uit het Noord-Franse Armentières door aankoop eigenaar van een kasteeldomein dat zich uitstrekte over de gemeenten Voormezele en Hollebeke. Deze familie had zich verrijkt in de textielnijverheid en gebruikte het als zomerresidentie. Het kasteel was een neorenaissance bouwwerk van rode bakstenen, doorweven met horizontale banden van gele baksteen of natuursteen, in de eerste helft van de 19e eeuw gebouwd door Maximiliaan de Neckere uit Ieper. Na het overlijden van Auguste Mahieu in 1880 werd zijn oudste zoon (eveneens) Auguste Mahieu
(4) bij erfenis eigenaar van het domein. Na zijn overlijden in 1900 besliste zijn echtgenote Marie-Louise Ferry
(5) om van het kasteel in Voormezele haar vaste verblijfplaats te maken. Omdat de esthetiek en de indeling haar niet bevielen, liet ze het afbreken. Op dezelfde plaats werd een indrukwekkend kasteel in witte Franse natuursteen
(6) opgetrokken. De befaamde Parijse architect René Sergent opteerde voor een smaakvol geheel in de pompeuze stijl van het tweede keizerrijk. De bouwwerken werden aangevat in 1901 en voltooid in 1903. Het interieur werd rijkelijk en smaakvol ingericht, het resultaat van zeer uitgebreide studies. Ook het kasteelpark met een oppervlakte van 60 hectaren werd helemaal hertekend en met beelden en beeldengroepen versierd. Bij de aanleg van het park werden, voor het eerst in de streek, bomen aangeplant die de ouderdom van 15 jaar hadden bereikt. Op die manier stonden meteen hoge goedgevormde bomen in het pas aangelegde park. Aan de drie toegangswegen van het domein stonden portiershuizen, in dezelfde stijl als het kasteel, waar de bezoekers zich kwamen aanmelden. Het kasteel kreeg de naam Palingbeek, dat was ook de naam van de beek die door het domein vloeide en vele vijvers met water bevoorraadde. Over de Palingbeek waren vijf bruggen gebouwd. In 1905 werd het met grote luister ingehuldigd. Een speciale trein bracht de Parijse genodigden ter plaatse. De feestelijkheden duurden twee weken. In de salons gingen conferenties door en er waren toneelopvoeringen, academische zittingen, literaire namiddagen en dansavonden. In 1912 hertrouwde Marie-Louise Ferry met luitenant-kolonel Marie Emile Ernest Morgon
(7).
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was de omgeving het toneel van hevige gevechten tussen Britse en Duitse strijdkrachten. Het imposante kasteel, het jachtpaviljoen, de kasteelhoeve met de stallen, de portiershuizen, het park en het bos werden door het oorlogsgeweld volledig vernield. Ook het gezin Morgon - Ferry werd zwaar getroffen, want beide zonen Auguste en Michel Mahieu sneuvelden aan het front. Na de Eerste Wereldoorlog werd het enorme fortuin van de familie Mahieu onder neven en nichten verdeeld. Marie-Louise Ferry schonk de gronden, gelegen nabij de oude vaart Ieper - Komen in Voormezele en Hollebeke aan haar nicht Agnès Valdelièvre en haar echtgenoot Jean Cossart. De nieuwe eigenaars legden het park opnieuw aan en bouwden met de ontvangen vergoeding voor oorlogsschade het jachtpaviljoen “Le Pavillon” met bijgebouwen. Pas in 1939 werd in de buurt van het teloorgegane kasteel het landhuis “Le Palingbeek”, een groot wit landhuis met een rieten dak gebouwd, ditmaal op het grondgebied van de gemeente Hollebeke.
Op de hoek van de Eekhofstraat en de Palingbeekstraat, waar zich voor de oorlog de grote smeedijzeren toegangspoort tot het kasteeldomein bevond, richtte Jean Cossart een hardstenen
gedenkzuil op ter nagedachtenis van de broers Mahieu. Dit gedenkteken werd in 2000 verplaatst naar de hoek van de Palingbeekstraat en de Bernikkewallestraat, dus iets verder in de richting van de kanaalsleuf binnen het provinciedomein De Palingbeek.
Op de zuil lezen we, vertaald uit de Franse taal, volgende tekst: “Hier stond een machtig kasteel, toebehorend aan twee Fransen: mijnheer Auguste Mahieu, soldaat bij het 56° bataljon jagers en mijnheer Michel Mahieu, kapitein-commandant van het “Escadrille des Chouettes” bombardement n° 114, beiden gesneuveld voor de onafhankelijkheid van Frankrijk en België – 1914-1918”. Hector Timmerman uit Ieper realiseerde dit monument.
Op het
monument voor de militaire en burgerlijke oorlogsslachtoffers op het dorpsplein van Hollebeke worden hun namen vermeld onder de tekst
HONNEUR A NOS HEROS FRANCAIS 1914-1918. Ook op het
monument achteraan in de Onze-Lieve-Vrouw Geboortekerk vinden we hun namen terug.
(foto Philip Woets, 13 mei 2006)
Beeld (Hippolyte Lefebvre - Lille, 1922) in het clubhuis van de “Golf & Countryclub De Palingbeek” (foto Philip Woets, 24 mei 2006)
Auguste Mahieu zag het levenslicht op 4 november 1887 in Armentières. Tot dusver zijn ons van de oudste van het broederpaar maar weinig gegevens bekend. We weten dat hij een aantal keer naar Afrika geweest is. Daar getuigt onder andere een foto van circa 1910 van. Bij het begin van de oorlog had zijn moeder in de buurt van het kasteel twee grote kisten met waardevolle voorwerpen begraven. Daarin staken ook olifantenslagtanden die haar zoon van jachtpartijen in Afrika meegebracht had. De kisten werden na de oorlog in het omgewoelde kasteeldomein niet meer teruggevonden.
Met behulp van een wichelroede probeerde Jean Cossart in 1941 de plaats waar de kisten begraven waren te lokaliseren, maar zijn zonen groeven tevergeefs.
Pas in 1986 ontdekte Aude Motte - Cossart, dochter van Jacques Cossart – Flipo, in een artikel in de
Annales de la guerre 1914-1918 dat de kisten al in 1916 door de Duitsers tijdens het inrichten van schuilplaatsen in het park ontdekt werden… Auguste Mahieu sneuvelde op 22 februari 1916 in het Bois des Caures bij Verdun.
Uittreksel uit de brief van 19 maart 1916 van sergeant Milleville aan kolonel Morgon
Op de avond van 21 februari, kregen we orders om een veldschans te gaan bezetten in het Bois des Caures, genaamd loopgraaf R3. We vertrokken van de hoeve van Mormont en begaven ons doorheen geweldige artillerievuren naar de aangeduide plaats. We geraken er zonder grote verliezen. Onmiddellijk begin ik met de organisatie van de loopgraaf. Ik plaats mijn manschappen op hun gevechtspost. Uw schoonzoon bezette het midden van de veldschans en had tot taak de noordelijke helling te observeren. Ik stond op het punt om in verbinding te komen met een mitrailleurpost toen ineens een artilleriegranaat in de loopgraaf insloeg. Er volgde een enorme ontploffing. Ik keerde terug om te kijken wat er gebeurd was. De loopgraaf was bedolven onder allerlei puin. Ik liet de stoffelijke overschotten van de roemrijke gesneuvelden verzamelen en we wikkelden ze in tentdoeken. In de ochtend van 22 februari konden we beide gesneuvelden herkennen. De romp van uw schoonzoon was uiteengerukt. Het was niet mogelijk om hen te begraven, want onmiddellijk barstte de grote aanval los. We moesten heel hardnekkig strijd leveren. De Duitsers sloten ons in en, na 24 uur strijd, moesten we ons terugtrekken, ons een weg banend doorheen de Duitse lijnen, onder een regen van granaten en kogels. Onze kameraden moesten we achterlaten op het slagveld op de plaats waar ze gevallen waren, meer bepaald in het noordelijk deel van Bois des Caures, ten zuidoosten van het bois d’Haumont. Dit is het relaas van de feiten.
Uittreksel uit de brief van 13 april 1916 van een aalmoezenier-onderluitenant aan de gezelschapsdame van Marie-Louise Ferry.
Auguste Mahieu was mijn post komen versterken op de avond van 21 februari. Hij stond onder mijn bevel. De halve sectie was ter plaatse omstreeks 7 uur ’s avonds. Ik had de mannen opdracht gegeven om granaten te gooien, waarna iedereen naar de borstwering terugkeerde. Een artilleriegranaat doorboorde de borstwering precies waar een sergeant stond. Hij werd onthoofd. De obus was in een koffer met granaten terechtgekomen. Door de ontploffing waren mijn drie arme kameraden onherkenbaar; Auguste Mahieu was één van hen. We bestonden uit een sectie mitrailleurs en een infanteriesectie, in totaal 30 manschappen om 500 meter te verdedigen. We konden enkel nog de ledematen in een tentdoek wikkelen. Ik kwam op het geluid van de explosie af en heb de absolutie in extremis toegediend. Bij de dageraad was er een verschrikkelijke beschieting tot ’s middags, daarna een aanval en terugtocht. Onze gesneuvelde en gewonde kameraden moesten we ter plekke achterlaten. Wellicht werden ze door de Duitsers in deze hoek van het Bois d’Haumont in loopgraaf R3 begraven. Dit zijn de enige inlichtingen die ik u kan verstrekken.
Michel Mahieu werd geboren op 1 oktober 1891 in Armentières. Vanaf de leeftijd van 16 jaar voelde hij zich onweerstaanbaar aangetrokken tot de verovering van het luchtruim. Hij vervaardigde een vreemd toestel, waarbij hij bedlakens, gemaakt in de familiebedrijven, vastspijkerde op een houten constructie. Zich hieraan vastklampend, nam hij een aanloop en dook in de diepte, op een plaats waar de brede en diepe vallei steile flanken had. Zonder twijfel was hij even vlug weer aan de grond, in een groen moeras, dat zijn val gebroken had, maar wat maakte het uit! Gedurende enkele ogenblikken had hij zich losgemaakt van de grond, hij had even gezweefd, hij had gevlogen.
Het volgende jaar, in 1908, liet hij in een schrijnwerkerij in Armentières een minder primitief zweeftoestel maken, dat hij met een kabel vastbond aan een in die tijd nog weinig verspreid voertuig, dat zich zonder paarden voortbewoog en automobiel genoemd werd. De automobiel werd op volle snelheid gebracht (op zijn minst veertig kilometer per uur, wat in die tijd erg snel was), zodat het zweeftoestel door de druk van de wind opgetild werd tot een hoogte van één of twee verdiepingen. Michel maakte vervolgens de kabel los en vertoefde triomfantelijk een honderdtal meter in de lucht, vooraleer hij weer, op beide benen, op de begane grond neerkwam. De afstand was van weinig belang, nog maar eens was hij losgeraakt van de grond en had hij gevolgen.
In 1909 maakten specialisten zweefvliegtuigen in reeksen. Michel Mahieu kocht er al gauw één en nog voor het einde van het jaar werd hem één van de eerste gecreëerde officiële brevetten uitgereikt, dat van piloot van een zweefvliegtuig nummer 6. In datzelfde jaar slaagden enkelen er trouwens in om met behulp van een motor een echte vlucht te maken. Louis Blériot vloog op 25 juli 1909 als eerste met een vliegtuig het Kanaal over.
In 1910 verwierf Michel Mahieu een dergelijke vliegmachine Voisin, genoemd naar de constructeur ervan. Hij is 19 jaar en een briljant student aan de Parijse universiteit. Maar op het einde van de week is hij vrij en dan wenkt het luchtruim. In september 1911 zal vliegenier Mahieu een exploot realiseren dat niemand mogelijk achtte. Met passagier steeg hij boven Parijs naar een voor die tijd onwaarschijnlijke hoogte van 2.460 meter. Zelfs Amerika wordt met verstomming geslagen en de naam Michel Mahieu wordt wereldbekend.
In 1912 wordt hij met zijn klasse onder de wapens geroepen en verwerft een prachtige tweedekker Voisin met Renaultmotor. Tijdens zijn legerdienst is hij proefpiloot. Na elke vlucht vermeldt hij zijn observaties in een rapport. Vaak stelt hij ook wijzigingen en verbeteringen voor die zijn oversten graag invoeren.
Maar in 1914 breekt de oorlog uit! Hij verbleef bijna vier jaar lang aan het front (behalve enkele maanden nadat hij in een luchtgevecht door een kogel gewond raakte en in een hospitaal moest verzorgd worden). Michel Mahieu stapelde zijn militaire heldendaden op, eerst als piloot, vervolgens als chef van het eskader.
In 1916 wil de Franse oorlogsminister zijn uiterst bekwame piloot van het front wegtrekken, maar Michel protesteert zo geweldig dat men hem toch bij zijn eskader laat. Hij stapelt de exploten op. Zijn eskader verandert voortdurend van sector. Op een zeker ogenblik bevindt het zich in de streek van Béthune.
Hij neemt de gelegenheid te baat om een vlucht te maken boven de streek van het door de vijand bezette Armentières. Zo noteert hij ook in zijn carnet de route dat het familiekasteel nog niet helemaal vernietigd is en dat het, van ver, zelfs nog een zekere allure uitstraalt. Maar Michel Mahieu moet niet alleen strijd leveren met de Duitsers, maar ook in Frankrijk met de oorlogsminister, die hem absoluut van het oorlogsgebied wil wegtrekken.
Op 23 maart 1918 verneemt hij van een vriend van minister Henri de Kérillis dat er sprake zou zijn om hem te benoemen tot vaandeldrager van de luchtvaart, als vervanger voor Guynemer, die enkele maanden eerder verdwenen was.
In april 1918 wordt Michel Mahieu benoemd tot instructeur in de luchtvaartschool van Cazaux, nabij Arcachon (Gironde). Maar neen, hij bijt zodanig van zich af dat hij zijn eskader niet zal verlaten. Jammer genoeg niet voor lang, want in de nacht van 2 op 3 mei 1918 zijn het de Duitsers die hem afmaken.
Zijn ontredderd vliegtuig stort neer in de vijandelijke linies. Hij is slechts gewond, maar een Duitse patrouille komt dichterbij en maakt hem met een nekschot af. Men neemt zijn papieren af en vrij vlug wordt de afgemaakte held geïdentificeerd.
In een speciaal communiqué laat de Duitse generale staf aan de wereld weten dat de bekende vooroorlogse vliegenier, kapitein Michel Mahieu, aan het front van de Somme gesneuveld is. Via dit bericht, ingelast in een Zwitserse krant, verneemt zijn moeder het verlies van haar tweede zoon.
Uittreksel uit de brief van 7 juli 1919 van Henri Carpentier aan mevrouw Marie-Louise Ferry.
Uw zoon is gevallen in de nacht van 2 op 3 mei 1918 nabij het bos van Sancourt (in de buurt van Ham, Somme). Het vliegtuig zal niet in vlammen neergestort zijn, want de slachtoffers vertoonden geen brandwonden. Uw zoon was intact, met uitzondering van een erge wonde aan de rechterpols. Zijn kameraad, luitenant Rivalleau, was onherkenbaar. De Duitsers hadden hen beroofd van alle waardevolle zaken. Toen wij ter plaatse kwamen, hadden ze alleen nog hun broek en tuniek.
Uittreksel uit de brief van Michel Mahieu aan zijn moeder, gedateerd 1 december 1917, teruggevonden in zijn reiskoffer.
Liefste moeder,
Naast het hierbij gevoegde testament, waarvan één vroeger exemplaar berust bij de notaris (en waarbij hij al zijn goederen overlaat aan zijn moeder), schenk mijn bezit aan jouw broers en zussen volgens hun kinderen. Ik hoop dat de militairen voor hun leger werken en de anderen hun burgerlijke taak vervullen. Gedenk dat de opvatting van het vaderland mijn richtlijn geweest is, dat ik geen discussie gezocht heb of meer wou bereiken… Dat ik de dood altijd met kalmte en sereniteit tegemoet heb gezien. Mijn enig leedwezen is dat ik Frankrijk niet meer kan dienen en jouw verdriet.
____________
Voetnoten:
- (1) Journal d’Ypres 11 maart 1871 (pagina’s 3 en 4), Journal d’Ypres 15 maart 1871 (pagina 4) – brief 03.02.2010 van Jacques Cossart aan Philip Woets
- (2) °07.10.1805 Armentières - †23.11.1880 Armentières
- (3) °01.04.1811 Armentières - †14.02.1875 Armentières
- (4) °24.02.1834 Armentières - †06.04.1900 Armentières
- (5) °22.12.1866 Villefranche-sur-Mer - †16.11.1938 Cannes
- (6) Het kasteeldomein strekte zich uit over de gemeenten Voormezele en Hollebeke. Het kasteel zelf stond op het grondgebied van Voormezele. Op deze plaats maakt de Palingbeek de grens uit tussen beide gemeenten.
- (7) Overlijdensakte van Marie Louise Ferry
Geraadpleegde bronnen:
- voordracht “Précurseur et héros de l’air: Michel Mahieu” van Jean Cossart, 1979
- “La Voix du Nord”, oktober 1979
- “Kastelen en landhuizen in groot Ieper” (Valère Priem, 1996)
- “Hollebeke, terre de Bataille et ses châteaux” (Jacques Cossart – Flipo, november 2006)
- http://www.archivesdepartementales.lenord.fr