De rol van de 30ste Divisie aan het einde van de Eerste Wereldoorlog
De oorspronkelijke 30ste Divisie maakte deel uit van het Nieuwe Leger, gerekruteerd tijdens de eerste maanden van de oorlog in het graafschap Lancaster. De opleiding werd afgerond op Salisbury Plain. Ze kwam in november 1915 in Frankrijk aan. Na een voorafgaande les in loopgraven oorlogvoering nam de Divisie de lijn ten noorden van de Somme over. Het eerste 'bloedbad' had plaats in februari 1916 tijdens de Duitse aanval op Frise. Ze nam deel aan de Slag om de Somme en veroverde Montauban op 1 juli. Na de aanvallen op Trones Wood en Guillemont werd de Divisie verplaatst ten noorden van de Festubert Sector. Later in september keerde ze terug naar de Somme voor de aanvallen nabij Butte de Warlencourt. In december 1916 was ze ten zuiden van Arras waar ze in maart 1917 deelnam aan de opmars toen de vijand zich terugtrok en op 9 april, tijdens de slag om Arras, viel ze de Hindenburg lijn ten noorden van de Cajeul-rivier aan. In mei was ze in de Salient ten zuidoosten van Ieper en op 7 juni bevond ze zich op de flank van de Messines Ridge. Op 31 juli, tijdens de derde slag van Ieper, was het doel van de divisie de Stirling Castle Ridge. Ze verliet dit modderige gebied voor het enigszins minder modderig maar veel rustiger front rondom Wijtschate en Mesen. In november bevond ze zich opnieuw in de Salient maar in een meer vooruitgeschoven positie nabij de weg Ieper-Menen in Geluveld.
Met Nieuwjaar reisde de Divisie opnieuw naar het zuiden om een nieuwe lijn van de Fransen over te nemen. Ze verdedigde er gedurende een paar weken een sector langs de Oise en tegenover het St.-Gobain massief, rechts van de Britse lijn. Dit was het meest zuidelijk punt dat de Britten tijdens de oorlog moesten verdedigen. Na de aflossing verdedigde de Divisie in maart de lijn tegenover St-Quentin. Tijdens de gevechten en de terugtrekking op het einde van de maand vocht de Divisie zeer hard en leed veel verliezen. Na een nieuwe aflossing werd ze ingezet ter verdediging van de weg naar Amiens. Maar bij het einde van de maand trok ze zich terug en werd vervangen door Franse troepen. De rest van de Divisie, behalve de artillerie, werd naar St.-Valery gestuurd en van daaruit opnieuw naar de Salient waar ze de Langemark sector overnam. Na de slag die begon op 9 april werd de 89ste brigade ter versterking naar het front bij Bailleul gestuurd, enkele dagen later gevolgd door de 21ste en 90ste brigade die naar de Mount Sorrel sector trokken. Een week later waren de restanten van deze drie brigades actief in de lijn op het front in Kemmel voor de aanvallen aan het eind van april en het begin van mei. Op 10 mei werd het deel van de infanterie dat overbleef teruggetrokken en de oorlogsdagen van de oude 30ste divisie waren voorbij.
Het zag er naar uit dat de Divisie voor korte tijd van de lijst zou verdwijnen. Gelukkig was dit niet zo. In juli werd ze opnieuw samengesteld door bijvoeging van bataljons afkomstig uit zowel Frankrijk als Palestina.
In juli 1918 ging de Divisie naar Cassel om er als Reserve Divisie voor het Tiende Korps te dienen. Ze bestond uit de oude Divisie, behalve de Commandant (Generaal-Majoor W. de L. Williams, C.M.G., D.S.O.) en de meeste leden van het Hoofdkwartier, de artillerie (148ste en 149ste brigade R.F.A.), de veldcompagnieën R.E. (200ste, 201ste, 202de), de drie ambulancetroepen R.A.M.C. (96ste, 97ste en 98ste) en de vier compagnieën van de Divisional Train A.S.C.
De verschillende troepen van de Divisie waren zo verzameld rondom Cassel, waar zich het Hoofdkwartier van de divisie bevond, bij het begin van de maand juli. Maar de Divisie was niet paraat om de frontlijn in te gaan zonder training en voorbereiding. Dit was echt nodig want er waren aanwijzingen dat de vijand opnieuw zou aanvallen langs van het front van Kemmel naar Hazebrouck. De Franse troepen die de lijn tussen Kemmel en de Catsberg bezetten, waren aan het begin van de maand afgelost door Britse troepen. Het verdedigingssysteem vroeg nog steeds vrij veel aandacht zodat de Divisie in juli veel werk had. De verschillende bataljons van de drie Brigades moesten elkaar daarenboven nog leren kennen. De verschillende legers van de Divisie moesten leren samenwerken zowel in verdedigend als in aanvallend opzicht. De Palestijnse bataljons moesten gewoon geraken aan de oorlogvoering van 1918 op het Westelijk Front, die veranderd was sinds hun vertrek naar Salonika in 1916. De Divisie moest zich op haar rol als Reserve Divisie van het 10de Korps voorbereiden met een reeks tegenaanvallen als de vijand zou aanvallen. Dit hield een zorgvuldige organisatie en coördinatie van elk leger in voor de verschillende situaties die zich konden voordoen bij een doorbraak van de lijn bij de Rodeberg en een doorstoten naar de zuidwestelijke flanken van de Catsberg.
Dat het offensief niet plaats had op 18 of 24 juli was te danken aan de ommekeer verderop in het zuiden waar het tij definitief gekeerd was dankzij de hevige eerste tegenaanval van Foch. Dit had zijn gevolgen voor het hele Westelijke front. Alzo was de dreiging van een vijandelijke aanval op de salient rond Hazebrouck virtueel verdwenen.
De Loker-sector - 9 tot 21 augustus 1918
Op 9 augustus nam de Divisie de Loker-sector over van de 35ste Divisie. Er werd veel gestreden in deze sector in april en mei toen de vijand probeerde het veroverde gebied rondom Kemmel uit te breiden. De frontlijn verschoof de hele tijd rondom Loker. De Fransen (die het gebied verdedigden tot vroeg in juli) hadden hun positie een beetje verbeterd en de frontlijn werd stabieler en rustiger in juni en juli ondanks de dreiging van een aanval van de Boche. Deze dreiging was verdwenen toen de Divisie er aankwam en de vijand werd gedwongen een defensieve houding aan te nemen dankzij het efficiënt uitvoeren van patrouilles.
De Vidaigne- en de Rodeberg, die op ongeveer 3 kilometer van het front lagen, lieten ons toe de vijandelijke linies te overschouwen. De heuvelrug liet ons eveneens toe de frontlijn ongemerkt te naderen. Zowel de hellingen en de holle wegen leenden zich uitstekend tot het bouwen van schuilplaatsen, die zelfs tegen de 5.9 granaten bestand waren. De Fransen hadden zich op onnavolgbare wijze ingegraven in de heuvels. Zowel vanuit Westouter als Dranouter, vroegere Divisie Hoofdkwartieren, werd meubilair waaronder zelfs piano's, zegt men, aangevoerd.
Niet dat er plaats was voor dergelijke luxe-producten aan de frontlijn. Piano's voor aan het front of voor in de bomputten moeten nog uitgevonden worden : frontlijnmuziek is van een andere soort. Het ergste omtrent de frontlijn was de weg ernaar toe. De lijn liep ruwweg ten noorden over de Polderbeek tot kort bij de weg Loker-Bailleul nabij Prose Farm. Daar maakte ze een zwenking ten noordoosten over de weg Dranouter-Loker naar het Klooster en Redan Wood. Eenmaal verschanst in de frontlijn zat je daar tijdens de dag, de benen gestrekt, terwijl het dragen van rantsoenen en uitvoeren van patrouilles enz. meer een activiteit was voor na het donker.
Kemmel, Dranouter Ridge en Foxglove Ridge vielen altijd in ons gezichtsveld en dit tot de 21ste. Ten gevolge van de recente gevechten was er geen uitgewerkt systeem van loopgraven, maar ieder had wel zijn eigen naam. Placid Farm was niet altijd rustig en Prose Farm was niet altijd prozaïsch. De Boche kenden Queen Trench, Angle Trench en Shrimp Alley - daarom niet bij dezelfde naam - net als wij zijn posten in Tinkle en Locrehof Farm kenden. De Duitse loopgraven waren in erbarmelijke staat. De meerderheid van de Duitse granaten viel op de voor de hand liggende doelen : Loker, Canada Corner, Westouter en de wegen ernaar toe; de voorste en achterste hellingen van de Rodeberg waar de steun- en reservetroepen leefden en waar het Hoofdkwartier van de Brigade gelegen was. De zwaarste bombardementen vielen in de paar dagen na onze aanval van de 21ste, wat normaal was.
Een groot deel van de patrouilles werd uitgevoerd ondanks de erbarmelijke staat van het veld, maar daarover vind je geen letter in de officiële communiqués. Er waren de persoonlijke bezoeken om de laatste tips over de Duitse prikkeldraad en de schuilplaatsen te vernemen, zoals die van Luitenant Clayton van de 2/23ste Londons, die, nadat hij door de prikkeldraad van de Boche geraakt was, op Boche posten stootte, maar weggeraakte en nuttige informatie meebracht ondanks het feit dat hij gewond was.
De Duitsers tegenover ons waren niet al te moedig. De 11de Reserve Divisie bevatte Polen en Alsaciens. Nu en dan namen ze echter wel initiatief zoals bijvoorbeeld toen ze op de 17de een post van de 2/17de Londons aanvielen en bombardeerden. Ze raakten dicht genoeg door de gewassen om de post te bombarderen en het hele garnizoen werd geraakt. Maar de aangrenzende post repliceerde, verdreef de vijand en namen twee Boche gevangen nadat ze ze eerst uit voorzorg verwond hadden. De vijand had de nacht ervoor hetzelfde geprobeerd, maar slaagde niet. Ze werden verslagen en achtervolgd en scherpschutter A. Lipman vernietigde onderweg een zeer vervelend sluipschuttersnest.
Achter de heuvels waren er geregeld 'gesprekken' tussen de kanonnen van beide zijden en één of twee batterijen werden hevig beschoten. In het algemeen was dit echter geen slechte sector. Zowel daar als tegenover de heuvelrug werd er behalve het vechten heel wat werk gedaan, maar aangezien dit het gewone werk was, heeft het geen zin dit te vermelden.
Een kleine operatie
De verovering van de heuvelrug rondom Dranouter
21 - 22 augustus 1918
Zoals reeds gezegd hadden wij de Duitse linies over hun hele lengte in het oog vanop de Zwarteberg en de Rodeberg. Maar de Boche hadden het voordeel dat ze de heuvelrug rondom Dranouter bezetten. Dit was een lange uitloper van de Rodeberg die door Loker liep met Dranouter als hoogste punt. Deze heuvelrug maakte het ons onmogelijk om gedurende de dag de lijn ongemerkt te naderen. Er werden ook grenzen gesteld aan de bewegingen van de troepen, het koken en het dagelijks leven in het algemeen. De 35ste divisie die we hadden afgelost, was al lang van plan om de heuvelrug te veroveren, maar het natte weer strooide roet in het eten en hun patrouilles rapporteerden dat het onmogelijk was om over het Niemandsland te raken. Het werd daarom onze taak de heuvelrug te veroveren.
De aanval was voorzien voor de nacht van 21 op 22 augustus. De aanval bestond uit een opmars van ongeveer 275 meter over moerassige grond die bezaaid was met bomputten, het oversteken van de Douve, hier een smalle beek, de beklimming door de onregelmatige Wakefield en Mobray bossen naar de top waar zich twee versterkte posten bevonden : de voormalige boerderijen Locrehof en Romp; in het totaal een opmars van ongeveer 900 meter. Het ging zeer moeilijk in het laatste gedeelte waar lang gras groeide en zich nieuwe en oude bomputten en hier en daar stukken loopgraaf bevonden. Daarnaast waren er veel bomen en struiken waardoor het moeilijk was om zich te oriënteren.
Twee Duitsers die in de nacht van de 19de door de 89ste Brigade gevangen genomen waren, gaven exacte informatie over de vijandelijke posities. Ze gaven ons de positie van de Compagnieën in steun en van het reserve Bataljon. Deze beide plaatsen werden tijdens de morgen van de aanval 'gedoopt' door de gezamenlijke krachten van veertig zware kanonnen.
Aangezien dit de eerste aanval was van de nieuwgevormde Divisie, werd er besloten om zo veel mogelijk bataljons de kans te geven om deel te nemen.
Ze werden als volgt van links naar rechts opgesteld : 89ste Brigade : A Company 7/8ste Royal Inniskilling Fusiliers, onder leiding van Kapitein F. Martin, M.C.; 2de Battalion South Lancashire Regiment (behalve 1 Compagnie) onder leiding van Luitenant-Kolonel J.D. Mather; 90ste Brigade: 2/14de Battalion London Regiment (London Scottish) onder leiding van Luitenant-Kolonel R.J.L. Ogilby, D.S.O. en 21ste Brigade: 1/6de Battalion Cheshire Regiment (behalve 2 Compagnieën) onder leiding van majoor F.C. Gregory, D.S.O.
Elke Brigade werd versterkt met twee Secties R.E. en twee Platoon Pioneers. Zoals elke succesvolle grote aanval was deze reeds op voorhand half gewonnen dankzij de voorbereidingen : het aanvoeren van munitie en voorraden, verplaatsen van kanonnen en mortieren en het opstellen van het spervuur; om elke 20 meter stond er een veldkanon.
Aangezien het weer dreigende vormen aannam, werd de aanval één dag vervroegd. De troepen voor de aanval verzamelden zich op de Rodeberg en de Zwarteberg tijdens de nacht van 19 augustus. In de vroege uren tijdens de nacht van de 20ste daalden ze de hellingen af naar hun lijn. De volle maan vergemakkelijkte deze taak. De Hunnen waren minder actief dan gewoonlijk met hun vervelende nachtelijke vuur zodat de opstelling zonder problemen verliep. Omstreeks 1 uur in de nacht van de 21ste stak er een dichte mist op die tot 9 uur duurde. Dit was een Godsgeschenk voor ons want het betekende dat de vijandelijke observatieposten op de Kemmelberg ons niet konden zien en onze nieuwe lijn niet konden lokaliseren totdat we goed en wel ingegraven waren aan de voet van de heuvelrug.
Om 2.50 uur barstte de storm los. Een orkaan van granaten werd losgelaten alsook de aanval. Het spervuur was over de hele lijn uitstekend en ging aan de juiste snelheid door de mist vooruit waardoor het onmogelijk was om zelfs maar te proberen iets te zien. Het verstikkende vuur op de vijandelijke batterijen en het vuur op de wegen achter de verzamelplaatsen en andere nachtelijke verblijfplaatsen had het gewenste effect. Het vijandelijke spervuur kwam trager op gang en was niet al te hevig en onze batterijen werden er niet door gestoord. De mortierbommenwerpers schoten hun lelijke maar efficiënte 6 inch bommen af. Dankzij de moed van Bombardier S.C. Bailey bleven ze doorgaan ondanks het feit dat één machine onklaar raakte.
Het doel werd echter niet zonder strijd bereikt of bezet. Tijdens de aanval vond Korporaal S.R. Slough, 202de Field Company R.E., 7 Boches in een bomput en viel hen aan met een bijl en dwong hen zich over te geven. De mist en het donker maakten het moeilijk om de juiste richting aan te houden en contact te houden. Daarenboven hadden deze Bataljons nog nooit samen gevochten. Het contact tussen het centrale en het rechter gedeelte werd onderbroken door een verloren granaat die 7 man van het Right Platoon van de London Scottish uitschakelde vooraleer ze goed en wel vertrokken waren. Verschillende pelotonsergeanten (Sergeant F. Caswell, London Scottish, Sergeant C. Mitchell, South Lancashire Regiment) moesten de leiding van het peloton na een paar minuten op zich nemen. Het doel had iets van de Evenaar, een denkbeeldige lijn, en daarom moeilijk te herkennen. Binnen de vijftig minuten was het doel over de hele lijn bereikt en het graven en aanleggen van prikkeldraadversperringen werd aangevat. De Duitse gevangenen en onze eigen gewonden begonnen hun weg terug te vinden, waarbij de gewonden sneller dan gewoonlijk weggebracht werden door de mannen van de draagberries en de veldambulances. De gevangenen kwamen terug in groepjes van 6 tot man, met of zonder hun machinegeweren. Korporaal G.J. Leach en Soldaat R.L. Duck (London Scottish), afgezonderd van hun peloton, vonden 8 Boches en dwongen hen zich over te geven. Sergeant C.L. Ashton (South Lancashire Regiment) nam in zijn eentje een groepje van 5 vijanden gevangen; Soldaat Eerste Klas W. Didsbury van hetzelfde Bataljon schakelde een vijandelijke machinegeweerpost uit; Korporaal R.L. Gutheries en Sergeant G. Grey van het Cheshire Regiment deden hetzelfde; net zoals Soldaat Eerste Klas T. Smith en 3 mannen van hetzelfde Bataljon. Het is onmogelijk om alle dergelijke acties gedetailleerd op te sommen. Het totaal aantal gevangenen bedroeg 2 officieren en 135 anderen van de 11de Reserve Divisie.
De meeste aanvallen moeten echter afrekenen met tegenaanvallen en deze was geen uitzondering op de regel. Bij daglicht realiseerde de vijand zich wat hij had verloren en vanaf 5 uur volgde de eerste poging van een tegenaanval op de voorposten van het Linkerbataljon. Dit mislukte maar werd gevolgd door een tegenaanval op het centrum. Hier slaagde de vijand erin om een eindje van de weg Dranouter-Loker op te gaan achter de rechtse voorpost van de London Scottish. De moed van Luitenant S.E. Jones stelde een einde aan deze inspanning, maar we dienden wel 5 machinegeweren af te staan.
De dag verliep zonder verder tegenaanvallen hoewel onze nieuwe lijn tijdens de hele dag hevig bestookt werd. Tijdens de nacht waren er twee nieuwe pogingen vooral aan de rechterkant en in het centrum om de verloren grond te heroveren. Enkel Locrehof Farm werd heroverd. De volgende en laatste poging kwam er omstreeks 1 uur tijdens de nacht van de 23ste op de 24ste en had plaats tijdens de aflossing van de South Lancs door de Inniskillings aan de rechterkant. De vijand zette twee Compagnieën stormtroepen in. Het begin van het vijandelijke spervuur werd voorafgegaan door een bekende Boche truc. Twaalf man kwam vooruit met de handen omhoog terwijl ze "Kamerad" riepen. Toen ze dicht genoeg genaderd waren, kwam het vijandelijke spervuur op gang en werd de voorpost bestookt. Verschillende posten werden uitgeschakeld. De enige overlevende van de Inniskillings, soldaat J. Murphy, bediende zijn machinegeweer tot de laatste snik. De poging om de voorposten te omsingelen mislukte. Het laatste peloton van het 2de Bataljon South Lancashire Regiment was net afgelost toen het spervuur begon. De pelotonscommandant (Tweede Luitenant V. Smith) leidde zijn peloton terug, schreeuwde de Lewis gunners vooruit en slaagde erin de vier aanvallen af te slaan en de voorpost te redden.
Het duidelijke voordeel van het veroveren van de heuvelrug bestond erin dat de leefomstandigheden onmiddellijk beter werden; kleine groepen konden bij daglicht rustig langs de frontlijn wandelen en de troepen konden zich tijdens de dag bewegen in Wakefield en Mobray Bos in plaats van in de loopgraven gehurkt te zitten. Het succes van deze eerste actie van de nieuwgevormde Divisie was een hoopvol teken voor de toekomst.
De opmars van de Rodeberg naar Wulvergem
30 augustus - 3 september 1918
Tijdens de maand augustus werd de vijand in het defensief gedrongen en aan het einde van dezelfde maand begon zelfs de terugtrekking. We mogen gerust zeggen dat deze terugtrekking hoofdzakelijk ingegeven werd om zijn lijn terug in orde te brengen om onze successen verderop in het zuiden het hoofd te bieden en de mannen te sparen door de sector Hazebrouck te verlaten. Zijn posities tegenover ons net als op andere plaatsen in de salient waren niet voorzien om weerstand te bieden; hij had de meeste munitie teruggetrokken hoewel we nu en dan nog zware mortierbommen konden zien. Het was een onaangename taak om op te rukken. De Duitse loopgraven waren zeer slecht en in plaats van betonnen dug-outs te bouwen had de vijand zich tevredengesteld met splintervrije schuilplaatsen in grachten of in de wegbermen. Zijn hele frontsysteem en het gebied erachter vertoonde overduidelijk de sporen van onze artillerie en het bestaan van vele onbegraven doden toonde de efficiëntie ervan. Sommige overblijfselen waren de onze, maar toch liet de vijand heel wat waardevol materiaal achter, te beginnen met veldkanonnen. Zoals te verwachten viel waren veel wegen ondermijnd. Ze konden ons echter niet deren. Geen enkel huis in de wijde omtrek was gespaard gebleven. Ze vertoonden allen granaatinslagen. Dranouter was en is één en al troosteloosheid; Ulster Camp een ruïne; de spoorlijnen vernield en gebogen stukken metaal.
De vijand kondigde zijn terugtrekking aan op een manier die ons deed denken aan de terugtrekking tijdens de lente van 1917. Op 28 augustus 1918 zagen we de hele dag enorme vuurhaarden achter de vijandelijke linies ten zuiden van Kemmel zo ver het oog reiken kon. De hemel werd 's nachts verlicht, maar onze patrouilles zagen dat de vijand nog steeds op normale getalsterkte in positie was hoewel het artillerievuur minder hevig was. De volgende dag waren er nog meer vuurhaarden en meer bewijzen van de terugtrekking van zijn kanonnen naar verderop gelegen posities.
Tijdens de morgen van de 30ste begon de eigenlijke terugtrekking. Alledrie de Infanteriebrigades waren toen in lijn, het 2/16de Bataljon London Regiment rechts, het 2/17de Bataljon London Regiment centraal en het 1/16de Bataljon Cheshire Regiment links. Elk bataljon stuurde patrouilles met officieren uit. Dat we de vijand dicht op de hielen zaten werd bewezen door het vuur uit de richting van Tinkle, Foxglove en Tyro (boerderijen). Het vuur was echter niet hevig en toen de nacht inviel passeerden we door Dranouter en kwamen we in contact met de 36ste Divisie. Zij waren tijdens de dag door Belle, of wat er van overbleef, gepasseerd. Het 2/17de Bataljon London Regiment had twee mannen gevangen genomen en een machinegeweer buit gemaakt.
Die nacht werd de 90ste Infanterie Brigade teruggetrokken om als Reserve Divisie te dienen. De twee andere Infanterie Brigades veroverden als gemeenschappelijke grens de weg van Dranouter naar Nieuwkerke, die in de richting van hun opmars liep. Ondertussen kwamen de kanonnen dichterbij in het gebied achter de Rodeberg ter voorbereiding van de verdere opmars die plaats had tijdens de morgen van de 31ste toen Kemmel reeds in handen was van de 34ste Divisie. Tegen de middag van dezelfde dag traden batterijen van het 38ste Army Field Artillery Brigade in actie rondom Dranouter nadat ze op een of andere manier de moeilijkheden langs de weg hadden overwonnen.
Ondertussen ging de opmars van de Infanterie verder tijdens de ochtend van de 31ste. Aan de rechterkant kruiste het 2de Bataljon South Lancashire Regiment de oude frontlijn van de Londons en brachten er de nacht door. Hoewel het makkelijker ging toen het frontlijnsysteem achtergelaten werd, zorgde hevige regen in de vroege morgen ervoor dat het niet zo goed ging, vooral in de Douvevallei. Er was geen vijandelijk spervuur, maar tijdens de dag was er wel geschut en machinegeweervuur te horen. Dit Bataljon had het voordeel en het genoegen om over velden te lopen waarop ze in april hadden gevochten. Ze kwamen voorbij Paddington en Clapham Junction en bereikten in de late morgen de Ravelsberg aan de rechterkant en Crucifix Corner aan de linkerkant. 's Nachts werden ze opgehouden in de oude lijn van loopgraven die ten oosten van Crucifix Corner over de weg van Dranouter naar Nieuwkerke liep. De volgende morgen (1 september) werden ze bij dageraad afgelost door een bataljon van de 36ste Divisie en vervoegden hun brigade ten zuidwesten van Dranouter.
Aan de linkerkant waren de Cheshires rechtstreeks doorgestoten vanuit Dranouter naar Nieuwkerke. 's Middags hielden ze een pauze aan de oevers van de Douvebeek. Tijdens de late morgen moesten ze aanzienlijk veel artillerie- en machinegeweervuur ondergaan. Daarna zetten ze hun opmars verder naar de zuidflank van de spoorweg. Maar aangezien deze op een helling lag die in het volle gezichtsveld van Nieuwkerke lag, van waaruit hevig machinegeweervuur kwam, werd de voorste compagnie teruggetrokken naar de reservehelling. Tijdens de nacht kruiste het 7de Bataljon Royal Irish Regiment hun linies.
De opmars totnogtoe lag in het vervolg van de oorspronkelijke lijn ten zuidoosten in de richting van Nieuwkerke en Armentières. Nu was het echter noodzakelijk om er rond te zwenken en oostelijk verder te gaan in de richting van Messines Ridge om aan de linkerkant contact te houden en een overlapping aan de rechterkant te vermijden. Het front van de Divisie werd door dit manoeuvre ingekort tot minder dan anderhalve kilometer. Er werd besloten om verder te gaan met één enkele Brigade (de 21ste). De Royal Irish maakten een 'linkse formatie' en kwamen nu tegenover Wulvergem in plaats van Nieuwkerke te staan. De opmars bleek aan de linkerkant gemakkelijker dan aan de rechterkant, waar de 36ste Divisie opgehouden werd in haar opmars naar Nieuwkerke. De vijand was niet van plan om de helling daar en ten oosten ervan zomaar prijs te geven. 's Avonds waren de Ieren voorbij de weg van Daylight Corner naar Nieuwkerke. Hun linkerflank was al een heel eind voorbij Frenchman's Farm, maar de rechterflank was blootgesteld aan smerig enfileervuur vanop de helling.
De verovering van Nieuwkerke, 1 september 1918
Zoals reeds eerder gezegd werd de 36ste Divisie opgehouden ten westen van de heuvelkam Nieuwkerke. Het Hoofdkwartier gaf het bevel aan de 30ste Divisie om deze heuvelrug te veroveren, wat succesvol gebeurde. De verovering gebeurde door het 7/8 Bataljon Royal Inniskilling Fuseliers en het 2de Bataljon South Lancashire Regiment met de steun van de B Compagnie Machine Gun Bataljon. Het was eigenlijk een Infanteriegevecht aangezien er aan beide zijden weinig of geen artillerievuur was. De operatie had plaats tijdens de nacht wat voor diegenen die de vreugden van nachtelijke operaties in een vreemde omgeving kennen genoeg zegt. Het was daarenboven een donkere nacht. Het ging vlot hoewel we soms door prikkeldraad moesten kruipen. Het 7/8 Bataljon Royal Inniskilling Fuseliers vertrok om 18.30 uur over de weg Dranouter-Nieuwkerke met twee Compagnieën voorop. Ze geraakten gemakkelijk de helling op, maar toen ze op ongeveer 300 meter van het dorp kwamen werden ze hevig bestookt door machinegeweren. De vijand was duidelijk niet van plan om zich die nacht vrijwillig terug te trekken. De aanvallende troepen slaagden erin de buitenwijken van het dorp te bereiken. Het vuur - zowel frontaal als op de beide flanken - was echter zo hevig dat ze zich over korte afstand moesten terugtrekken. Omstreeks 22 uur probeerden ze het opnieuw, versterkt door twee Compagnieën in steun en hadden meer succes. De linkerflank slaagde erin het dorp te bereiken ondanks hevig machinegeweervuur vanuit de richting van de kerk. Aan de rechterflank ging het echter minder goed. Men liep het dorp binnen en vier mannen van de B Compagnie liep door het dorp, nam twee vijanden gevangen en bleven daar tot de ultieme aanval hen bereikte, dit is van 20.30 uur tot 2.30 uur de volgende morgen. Enkele Lewiskannoniers namen een groep vijanden gevangen toen ze uit het kasteel vluchtten. Een andere groep onder leiding van Korporaal J. Montgomery schakelde een machinegeweer uit. Ondanks zijn verwondingen slaagde Soldaat Eerste Klas F. McGrath erin hetzelfde te doen. Aangezien het machinegeweervuur vanop de flanken te hevig was, besloot Kapitein H. Hobson, die alledrie de aanvallen van zijn Compagnie leidde en die op dat moment de enige officier was, zijn mannen over korte afstand te laten terugtrekken. Het nam tijdens het donker wat tijd in beslag om de situatie accuraat te overschouwen en contact te krijgen met de andere troepen.
Dit was een taak die de verkenners (o.a. Soldaten J. Rice en G. Graham van het 2de Bataljon South Lancashire Regiment) onder moeilijke omstandigheden tot een goed einde brachten. Men hield een bespreking in een granaatput en er werden nieuwe bevelen ontvangen en uitgebracht. Vroeg na 2 uur werd een derde aanval op gang gebracht door Compagnieën van de beide Bataljons met de steun van het South Lancashire Regiment. De aanval was een succes : het hele dorp werd ingenomen en een lijn ten oosten ervan versterkt. De opdracht verliep niet zonder verliezen hoewel ze niet zwaar waren gezien de vijand een goede kennis had van de omgeving en zich kon verschansen in de ruïnes. De ambulanciers deden meer dan hun best tijdens het verzorgen en het dragen van de gewonen over grond die voortdurend onder machinegeweervuur lag. Soldaten E.P.C. Quinn en H. Arthy van de Royal Inniskilling Fuseliers verdienen een speciale vermelding voor het wegbrengen over ongeveer 300 meter van hun pelotonsofficier.
Op die manier werden de ruïnes van nog een Belgisch dorp heroverd. Er waren niet zo veel gevangenen, maar we veroverden het dorp en dat was wat we wilden. We hadden de situatie volledig onder controle toen we de volgende morgen het veroverde gebied met plezier overgaven aan de 36ste Divisie en de beide Bataljons in rust konden gaan.
De verovering van Wulvergem - 2 september 1918.
Wulvergem is een mooi dorp, maar in 1917 was het dat niet. Nu zien we een kruispunt met een bord 'This is Wulverghem' en een paar gebroken en vernielde grafstenen die aantonen waar de kerk stond. Het lag op onze weg naar de oude Britse lijn van 1914 tot 1917 alsook naar Messines Ridge iets verderop. Terwijl de 89ste Brigade naar Nieuwkerke op excursie trokken, stootte de 21ste Brigade oostelijk door naar het front van de Divisie. Er was veel vijandelijk vuur en we gingen op 2 september traag de Douvevallei op, of liever neer, met de meeste moeilijkheden aan de rechterflank. Bijna de hele vallei lag onder het zicht en het machinegeweervuur vanop de heuvels ten zuiden ervan, waar de opmars eveneens traag vooruitging. Aan de linkerflank ging het beter en we konden gemakkelijk contact houden met de 34ste Divisie.
Het 2/23 Bataljon London Regiment was tijdens de nacht van 1 op 2 september vooruit gegaan en zij stonden, samen met een deel Ieren die in de frontlijn waren gebleven, onder bevel van Kapitein W. Tod, Royal Scots Fuseliers. Hij werd bevelhebber nadat een granaat aan Daylight Corner (Nu : het Hooghof) Brigadegeneraal G. D. Goodman, C.M.G. en Majoor J. T. Coe, commandant van de Londons, licht verwond had. Eigenlijk hadden beide Bataljons een aandeel in het veroveren van de plaats. De A Compagnie (de Picanninnies, Luitenant C. E. Phillips) van het Royal Irish Regiment leverden de hele dag goed werk en bereikten het doel samen met de drie Compagnieën van de Londons.
De kanonnen slaagden erin met de hulp van de Sappeurs en de Pioniers over het slechtste deel van het Niemandsland te raken. Daarbij ontweken ze de granaatputten, omgevallen bomen enz. en konden zo de aanval dekken met een spervuur vanuit de vallei ten oosten van Dranouter. Ze begonnen om 18.50 uur en slaagden erin het vijandelijke vuur te doen verminderen zodat de aanvallende Infanterie voorwaarts kon. Om 20 uur waren er voorposten van de drie Compagnieën van de Londons en een deel van de Royal Irish aanwezig in Wulvergem-dorp. De vijand trok zich terug en vormde gemakkelijke doelen voor de Lewis Gunners van Peloton 3 van de A Compagnie van de Londons die er heel wat konden gevangen nemen. Ze lieten eveneens machinegeweren als souvenir achter. Drie ervan werden veroverd door Sergeant W.M. Harker (2/23 Bataljon London Regiment) die het bevel overnam van zijn peloton nadat de Pelotonscommandant gesneuveld was. Hij stuurde zijn Peloton onder zwaar machinegeweervuur vooruit en schakelde de drie posten uit en veroverde de machinegeweren. Even zag het er naar uit dat de vijand een tegenaanval zou opzetten vanaf de rechterflank. Een groep van 30 man kwam inderdaad aan de rechterkant opzetten, maar Soldaat Eerste Klas F. North van de Londons, nam zijn Lewisgeweer en maakte een einde aan de aanval voor hij goed en wel begonnen was. Alles wat overbleef van Wulvergem was in onze handen en dat bleef zo. Het was geen spectaculaire aanval maar het had veel van onze krachten gevergd en de aanval hielp de opmars naar Hill 63 en Ploegsteert
De Wulvergem Sector 3 - 28 september 1918
Hoewel de Sector Wulvergem, als hij al ooit stabiel genoeg was om een Sector genoemd te worden, niet voltooid werd op de 3de en nooit dezelfde was gedurende meer dan een paar dagen, is het aangewezen om de weken die volgden op de verovering van het dorp te groeperen aangezien ze de periode tussen de eerste opmars en de verovering van Messines Rigde behelst. De heuvelkam van Mesen was zeer belangrijk in strategisch oogpunt, daarover waren wij het met de Duitsers eens en dit sinds 1914. Maar de vijand bezette de heuvelrug en was van plan daar te blijven en de westelijke hellingen met de kraters en de oude Britse frontlijn te blijven bezetten. Wij moesten ons tevreden stellen met Kemmel en de laaggelegen gronden ten zuidoosten ervan. De verovering van Hill 63 en Hyde Park Corner aan onze rechterflank zou een goede zaak zijn want het grootste deel van onze opmars was bedoeld om de vijand te ergeren en niet zozeer om grond te veroveren aangezien er werd besloten om voorlopig de heuvelkam zelf niet aan te vallen.
De 90ste Brigade had tijdens de morgen van de 3de, de 21ste Brigade afgelost. De London Scottish waren voorop met het bevel om door te stoten naar de oude Britse frontlijn als eerste doelwit. Aan de linkerflank hielden ze contact, maar aan de rechterflank niet aangezien het nodig was een defensieve flank langs de Douvebeek te vormen. De troepen van de Divisie werden aldus samengesteld langs de zijden van een boogpunt met Wulvergem als top. Eén zijde werd gevormd door de Douve en de andere door een lijn die liep ten oosten van Wulvergem naar Frenchman's Farm. Tijdens de dag gingen patrouilles vooruit ten noordoosten en zuidoosten van Wulvergem, bereikten de oude Britse loopgraven en maakten contact met de 36ste Divisie aan South Midland Farm en met de 34ste Divisie nabij Shell Farm. Deze opmars was zonder twijfel mogelijk dankzij onze verovering en bezetting van Wulvergem. Daardoor waren immers de vijandelijke posities ten zuidwesten van Wulvergem ongedekt en konden de Boche hun 'Drang nach Osten' uitvoeren. Het was daarenboven een grote hulp voor de aanval van de volgende morgen waarbij we Hill 63 en Hyde Park Corner veroverden.
Tijdens de nacht van 3 op 4 september werden de London Scottish afgelost door de 2/15 Londons. Ze kregen dezelfde opdracht, nl. zo ver mogelijk oprukken zonder een grootscheepse aanval op te zetten. Maar nu werden we geconfronteerd met de voorposten van de voornaamste verdedigingslijn van de vijand. Hij bezette de toppen van de hellingen en daarenboven was de bodem in zeer slechte staat. Bijna elke meter was voorzien van prikkeldraad in verschillende richtingen. Het leek alsof de prikkeldraad wortel had geschoten en zich als een braamstruik had verspreid. Waar er geen prikkeldraad was, waren er granaatputten en oude loopgraven gevuld met water. Daarnaast was er een verhoging van het artillerievuur met o.a. een groot aantal gasgranaten vanuit onze frontlijn voorbij Daylight Corner en Kemmel. Na Wulvergem en Daylight Corner waren Loker en Canada Corner de doelwitten, alsook Kemmel ter vervanging van de Rodeberg. Op die manier slaagde de linker Compagnie van 2/15 Londons erin om op 4 september ongeveer 200 meter vooruit te geraken en nieuwe posten op te stellen ten oosten van Wulvergem. Ondertussen bleef Soldaat Cleaver bij een gewonde kameraad in Niemandsland om pas twee à drie dagen later gevonden te worden. De Compagnie en Pelotonscommandanten hadden veel werk en toonden veel inzet en leiderschap. Er was bijvoorbeeld kapitein R.W.B.G. Andrew (2/15 Londons) wiens moedige verkenningen veel waarde hadden voor zowel zijn Compagnie als voor het Bataljon. Daarnaast was er Luitenant Geddes van de 2/14 Londons die veel eerbied had voor zijn mannen en oneerbied voor de vijand. Sergeant E.G.C. Ward (2/15 Londons) bezette de hele dag een geïsoleerde positie ver voorbij de hoofdlijn. Soldaat Shepherd, van hetzelfde Bataljon, onderscheidde zichzelf door de communicatie tussen zijn eigen peloton, dat geïsoleerd was geraakt, en de Compagnie te blijven onderhouden.
Tijdens de nacht van 5 op 6 september werden de 2/15 Londons afgelost door de 2/16 Londons, die op hun beurt de omgeving verkenden en op zoek gingen naar mogelijkheden om 'vredevol door te dringen'. Onze buren aan de rechterkant vielen aan en boekten wat vooruitgang en wij draaiden onze rechterflank vooruit ondanks vijandelijke tegenkanting en vervoegden de 36ste Divisie aan de weg Wulvergem-Mesen, ongeveer anderhalve kilometer ten oosten van Wulvergem. Het succes van deze operatie was in grote mate te danken aan de wilskracht van Luitenant S.J.W. Holcomb, bevelhebber van het leidende Peloton, die de vijand verjoeg uit een aantal schuilplaatsen onmiddellijk voor hem en daar posten installeerde. De volgende morgen (7 september) werd opnieuw geprobeerd om de oude Britse lijn ten noorden van de weg naar Mesen te bereiken, maar dit lukte slechts gedeeltelijk. De volgende morgen beleefden we meer vreugde aan het terugdrijven van een vijandelijke groep aanvallers alsook aan het beschieten rond middernacht van het vijandelijke Hoofdkwartier en een aantal posten zoals we die terugvonden op een buitgemaakte kaart van de vijand. Hierop volgend werd de 90ste Brigade teruggetrokken vanop de Rodeberg nadat ze afgelost waren door de 89ste Brigade.
Vanaf toen tot 28 september veranderde de lijn niet veel meer. Het front van de Divisie werd uitgebreid tot Gooseberry Farm in het zuiden waardoor twee Bataljons van de 89ste Brigade in de lijn waren, nl. 2/17 Londons aan de rechterkant en de 2 South Lancashire Regiment aan de linkerkant. Op een bepaalde morgen bracht Compagnie A van de 2 South Lancashire Regiment hun lijn zo'n 150 meter vooruit, maar er was geen grootscheepse aanval. Het weer was bijna de hele tijd slecht en er was geen onderdak vanaf Boeschepe en Westouter, behalve hetgeen kon gemaakt worden. De achterhoede van de Divisie - het transport en de honderd en één eenheden of delen van eenheden die een Divisie moeten vormen - had voor het grootste deel naar rechts gedraaid en bezette de vallei ten zuiden van de Rodeberg en ten oosten van Koudekot, hoewel de toevoeging van Kemmel aan de zone van de Divisie ons wat ruimte gaf op de flanken. Het Hoofdkwartier van de Divisie werd verplaatst naar het voormalige Hoofdkwartier van het Korps op de Zwarteberg.
Er was veel artillerievuur en veel gebruik van gas, zowel voor als achter Daylight Corner, waar de batterijen opgesteld stonden; verderop ook op Dranouter, Loker en zelfs Boeschepe, maar in mindere mater. De vijandelijke Infanterie was echter niet op haar best. De 8ste Divisie was afgelost door de 6de Beierse Reserve Divisie. Aan onze rechterkant werd de onverschilligheid van de 11de Reserve Divisie, nog verhoogd door Matrosen, een Bataljon van de Marine. Geen van beide waren goede Divisies en we leerden hen dat Niemandsland van ons was en niet van hen. De 21ste Infanterie Brigade volgde dezelfde tactiek in de paar dagen die overbleven van de negen dagen die volgden op de 14de, toen ze de 89ste Brigade in de Sector Wulvergem aflosten.
Vooraleer ze negen nachten later afgelost werden, had de 21ste Brigade het volledige meesterschap over Niemandsland veroverd. Daarvoor werden ze geluk gewenst door de Divisiecommandant. Er ging geen enkele nacht voorbij zonder dat er gevangenen gemaakt werden na succesvolle aanvallen. Tijdens de nacht van 20 op 21 september leidde Kapitein H. Cooke, commandant van Compagnie C van de Cheshires, een succesvolle aanval op een vijandelijke versterking. Dit gebeurde onder dekking van een rookscherm van de veldkanonnen. De groep ging zo'n 400 meter vooruit en nam veertien gevangenen, waaronder een sergeant-majoor en veroverde een machinegeweer. De meeste gevangenen hadden hun gasmasker op omdat ze verkeerdelijk dachten dat het rookscherm ontplofte gasgranaten waren. Het rapport van de volgende dag vermelde laconiek: "we hebben vorige nacht onze posities ten westen van Mesen licht verbeterd en namen een Duitse versterking in en namen verscheidene Duitsers gevangen." Het 7de Royal Irish bleef evenmin bij de pakken zitten. Tijdens de nacht van 18 op 19 september nam Tweede Luitenant W.J. Trueman met het Peloton nr. 9 twee Duitsers gevangen en veroverde een machinegeweer. Dezelfde nacht viel een andere groep van hetzelfde Bataljon, onder leiding van Tweede Luitenant McNeight een andere versterking aan. De aflossende troepen van de 89ste Brigade volgden dezelfde tactiek tijdens de paar dagen die de aanval voorafgingen. Tijdens de nacht van 24 op 25 september bracht een patrouille van Compagnie D van de 7/8 Royal Inniskillings twee gevangenen en een machinegeweer binnen. De South Lancs stuurden tijdens de nacht van 25 september twee Pelotons van Compagnie B uit onder bevel van Tweede Luitenant C.G. Harrison om Mortar Farm aan te vallen. Ze slaagden in hun opzet ondanks aanzienlijke tegenstand. Nadat ze de posten gebombardeerd hadden kwamen ze terug met een gevangene en een machinegeweer. De London Scottish vielen La Hutte Chateau aan tijdens dezelfde nacht en namen eveneens één gevangene en een machinegeweer mee. Twee nachten vroeger hadden ze vijf Duitsers gevangen genomen. Al deze acties droegen in grote mate bij tot de voorbereiding van de aanval die op 28 september moest plaatsgrijpen.
Over de heuvelrug Mesen naar de Leie 28 september - 3 oktober 1918
De verovering van de heuvelkam Mesen op 7 juni 1917 was tot de triomfen tijdens de zomer van 1918 bekend als één van de meest succesvolle aanvallen van het Britse Leger tijdens de Oorlog. De oorspronkelijke Divisie was toen aan de linkerkant van de aanval. Haar rol bestond erin om de resultaten van de aanval voorbij de heuvelkam uit te buiten. De verovering van de heuvelrug vijftien maanden later toonde aan hoezeer de situatie veranderd was. De herovering van de heuvelrug in september 1918 was geen op zichzelf staande operatie maar onderdeel van een veel grotere aanval verderop noordwaarts. De Divisie had inderdaad zijn aandeel in de hoofdaanval. De 6 inch Mortierbommenwerpers werden uitgeleend aan de 3de Belgische Divisie om hen bij te staan in haar aanval ten noorden van Ieper. De Geallieerden waren zeer tevreden over hun inzet zoals de brief van de Divisiecommandant die we op het einde aanhalen bewijst. Ze vuurden ongeveer 1500 patronen af in de drie uren volgend op 2.32 uur op 28 september.
De taak van het 10de Korps, waarvan onze Divisie deel uitmaakte, bestond erin om een flank langs de hoofdaanval te vormen. Dit betekende echter niet dat de Divisie alleen maar moest toezien en de snelheid en afstand van haar opmars moest afstemmen op die van de vijand. Ze moest bijstand verlenen door vooruit te stoten op haar front terwijl de operaties aan de linkerkant verdergingen. Daarnaast moest ze de zuidelijke hoek van de salient die ontstaan was door de centrale aanval noordwaarts, verbreden en verdiepen.
Het eerste doelwit van de Divisie was zeer beperkt - ruwweg de eerste lijnspositie van de vijand - Big Bull Cottage, Ontario Farm, Mortar Farm, Kruisstraat Cabaret. De eerste van deze moest ingenomen worden door de 2/15 Londons (90ste Brigade); de andere door de 2/17 Londons (89ste Brigade). De weg Wulvergem-Mesen vormde de grens tussen deze twee Bataljons. Daarna, indien het Korps aan de linkerkant (19de) succesvol oprukte en de linkerflank en de achterhoede van de vijandelijke posities op de heuvelrug bedreigde, moesten deze twee bataljons één lijn vormen voorbij de heuvelkam en zelfs verder als de situatie zich verder ontwikkelde. Daarbij moest het Bataljon van de 90ste Brigade aan de rechterkant - 2/16 Londons - hen steunen nadat ze de opmars van de 31ste Divisie hadden gesteund door op te rukken langs de Douvevallei terwijl de 31ste Divisie verder moest doorstoten naar Ploegsteert Wood.
Alles verliep volgens plan. Op 28 september om 5.25 uur begonnen de kanonnen met hun aandeel in de laatste slag van Vlaanderen tijdens de Oorlog. Er was geen spervuur langs het front van de Divisie maar eerder een behandeling van zorgvuldig uitgekozen plaatsen en zones die het werk van de patrouilles moest dekken. De kanonnen voerden hun werk goed uit. De patrouilles konden op tijd vertrekken en slaagden erin over de prikkeldraad, de oude loopgraven en granaatputten te raken dankzij de voorafgaande verkenningen (zoals deze van Tweede Luitenant T.W. Wakefield van 2/17 Bataljon London Regiment die tijdens de dag naar Double Craters kroop om de beste manier van aanvallen te onderzoeken).
Aan de rechterkant bezetten de 2/17 Londons voor 7 uur Big Bull Farm, namen 17 Duitsers gevangen en veroverden 9 machinegeweren. Aan de linkerkant waren de 2/17 Londons even succesrijk ondanks hevig artillerie- en machinegeweervuur, waarvan het ergste vanuit Mortar Farm. Vrij vlug na 7 uur waren ze daar aanwezig en ook in Ontario Farm en aan Kruisstraat Cabaret. Onze buren aan de linkerkant deden het even goed en gingen door Petit Bois in de richting van Wijtschate. Het vrijmaken van de weg voor de opmars naar de heuvelkam vergde heel wat energie van de Compagnie en Pelotonscommandanten. Daarbij moesten ze heel wat moeilijkheden zien te overwinnen. Alle versterkte punten waren voorzien van de gebruikelijke machinegeweren. De Compagnie van Kapitein B. Peatfield - de linkercompagnie van de 2/15 Londons - veroverde er zes. Het Peloton werd geleid door Tweede Luitenant A.P. Pittam. Sergeant P. Mason van hetzelfde Bataljon ruimde met veel lef en kunde een post van vier man op, geholpen door de moedige verkenningen van de nacht ervoor die voor een groot deel te danken waren aan Soldaat J. Volke.
Hetzelfde gebeurde aan de linkerkant. Aan Ontario Farm namen we heel gemakkelijk Duitsers gevangen maar er was meer tegenstand in de omgeving van Mortar Farm. Hoewel de boerderij zelf verdwenen was, waren er nog veel nesten van machinegeweren actief. Dankzij de moed van Tweede Luitenant G.G. Burt en nadat hij gewond werd, die van zijn Pelotonsergeant C. Vann, konden we de boerderij veroveren. Daarbij moesten ze posten aanvallen en uitschakelen en grond bezetten terwijl de vijand hen in de rug aanviel. Om de kraters te veroveren leidde Tweede Luitenant C.J. Lucas zijn Peloton rondom de Double Craters, doodde de garnizoenen en viel dan Kruisstraat Cabaret aan. Tot zover de eerste fase.
Voorafgaand aan de eigenlijke aanval moest de 31ste Divisie oprukken door Ploegsteert Wood. Ons rechterbataljon - 2/16 Londons - moest hen steunen in de vallei van de Douve door Barossa, Donnington Hall, La Petite Douve Farm en Gabion Farm, allen ruïnes maar verdedigd door machinegeweren, in te nemen. Dit gebeurde tijdens de namiddag van 28 september - om 15 uur om precies te zijn - en het bleek geen gemakkelijke taak. Het verrassingselement was natuurlijk helemaal verdwenen en de opmars van de troepen aan de rechterkant ging gepaard met moeilijkheden. Daarenboven hadden de Boche geen zin om de boerderijen zo maar op te geven. Zij werden echter na een uur gedwongen om hun posities op te geven.
Ondertussen was het succes van de operaties verder noordwaarts bekend geraakt en omdat de vijand zowel rechts als frontaal ingesloten raakte, begon hij in de late namiddag terug te trekken over de heuvelrug. Zijn passage over de heuvelrug werd natuurlijk opgemerkt en werd versneld door ons artillerie- en machinegeweervuur. De Divisie kon nu oprukken naar de heuvelkam terwijl hij ook haar rol als steun van de aanval verderop noordwaarts kon blijven vervullen. Er werden bevelen gegeven om tijdens de avond verder door te stoten over de heuvelrug en een lijn ten oosten van Mesen te bezetten waarbij we rechts moesten ombuigen om contact te houden met de troepen aan die kant. Dit moesten we doen door de vallei van de Steenbeek en de steile helling naar de top van de heuvelrug te volgen. Heel deze weg lag bezaaid met brokstukken. De opmars tijdens het donker - het was een inktzwarte nacht - ging uiteraard traag over dergelijke grond. De vijandelijke achterhoede was tot de vroege morgen nog steeds op de heuvelrug aanwezig zodat de 2/15 Londons een klein eind moesten terugtrekken beneden de helling tot aan de ruïnes van de Hospicemolen en dit ondanks het feit dat ze die nacht Mesen bereikt hadden. De ruïnes van de molen stonden langs de weg Wulvergem-Mesen. Links en rechts van deze weg vormde de lijn een boog om een verbinding te maken met de Divisies op de flanken.
Bij daglicht, echter, lag de heuvelrug voor het grijpen en bij dageraad stormden troepen van het Bataljon onder dikke mist vooruit en om zeven uur waren ze op en over de heuvelkam. Mesen en zijn herinneringen aan vier jaar oorlog ging opnieuw over in Britse handen en deze keer voorgoed. Er bleven inderdaad alleen maar herinneringen over behalve de puntige steenhoop die ooit de kerk was, de ruïnes van de huizen die betonnen bunkers geworden waren, sommige intact of bijna en een paar gebroken grafstenen op het kerkhof. De heuvelkam van Mesen in de kilte van een mistige morgen in september als je gevochten hebt sinds dageraad van de dag ervoor en als je niet weet waar de vijand zich verschuilt in de mist, biedt noch de tijd noch de plaats om te filosoferen. De heuvelkam was nu geen doelwit meer maar enkel een weg naar de Leievallei. De taak van de Divisie bestond erin om een stelling zo ver mogelijk ten oosten van de heuvelkam - in elk geval, zo ver als de lijn van het kanaal Ieper-Komen, een beruchte plaats in de salient - te houden.
Aan de rechterflank stootten dezelfde twee Bataljons van de 90ste Brigade door met als doelwit het kanaal vanuit Houthem tot ongeveer anderhalve kilometer verder zuidwaarts. Aan de linkerkant kwamen de 2 South Lancashires op vanuit de oude frontlijn en passeerden langs de 2/17 Londons die in rust gingen. Ze hadden o.a. een veldkanon, vier mortierbommenwerpers en machinegeweren veroverd. De Lancashires moesten het kanaal tussen Houthem en Lock 3 bezetten, een opmars van ongeveer 5 kilometer. Het eerste deel ervan ging over grond die tijdens de winter van vorig jaar van ons was. Het laatste deel was vier jaar lang in handen van de vijand geweest en was een onbekende omgeving voor ons. De opmars langs de helling ging gemakkelijker dan aan de westelijke zijde van de heuvelkam, hoewel de omgeving desolaat was en uit hoog gras en oude granaatputten bestond. Uiteraard stonden er geen huizen meer. Overblijfselen van loopgraven en prikkeldraadversperringen herinnerden ons eraan dat we in de frontlijn van verleden jaar waren. De verlaten, maar in veel gevallen intacte bunkers waren de enige sterke dingen. Er was weinig weerstand dankzij de snelheid waarmee de leidende Compagnieën vooruitgingen. De Compagnie onder bevel van Kapitein A.L. Claydon en Kapitein W. Bretherton veroverde verschillende machinegeweren alvorens ze in actie traden. Ze bereikten de kanaaloever op tijd om de vijandelijke machinegeweren, die de troepen aan de linkerflank ophielden, te verjagen.
Aan de rechterflank echter, waar de 31ste Divisie vanuit Ploegsteert Wood oprukte en slechts een korte afstand moest afleggen om de Leie te bereiken, ging de opmars moeilijker en trager en dit had zijn invloed op onze bewegingen. Aangezien ze opgehouden werden in Waasten werd het noodzakelijk om de richting van onze opmars en ons doelwit te veranderen - een bijna onmogelijke taak aangezien de voorste Compagnieën reeds ver voorbij Gapaard Corner waren en meer dan halfweg van hun doelwit waren. De South Lancs ondervonden er geen last van en om 15.30 uur bereikten ze het kanaal en ontmoetten er aan de linkerkant de troepen van de 41ste Divisie. In het zuiden was de zaak ingewikkelder aangezien de verandering er een koerswijziging van zuidoost naar pal oost inhield. De opmars ging echter verder en de London Bataljons bereikten het kanaal ten zuiden van Houthem. De 90ste Brigade had als taak een defensieve flank te vormen langs de spoorweg die min of meer parallel loopt met de Leie van Waasten tot Komen. In de late namiddag en avond moesten de London Scottish, die gevolgd waren over de heuvelkam van Mesen, dit uitvoeren. Ze slaagden hierin tijdens het donker en de nachtelijke regen en zetten patrouilles uit in Waasten. In wat overbleef van de straten moesten machinegeweerposten uitgeschakeld worden alvorens de vijand de plaats definitief verliet en het Bataljon contact kon maken met de Divisie aan de rechterkant.
De volgende dag was er geen verdere opmars aan ons front aangezien de Leie een defensieve lijn vormde voor de vijand. De Divisie flankeerde een aanval in plaats van er een uit te voeren en stemde zijn bewegingen af op die van de troepen aan de linkerkant waar de lijn noordoostkant naar Geluwe en verder liep. We vormden de achterhoede van de Divisie achter de heuvelkam Mesen waar we schuilplaatsen bouwden waar we konden, de wegen opruimden, de kraters die onze granaten en die van de vijand gemaakt hadden opvulden en de buit telden. Dit was geen sinecure. Behalve de 63 gevangenen waren er kanonnen en ander materiaal. We beleefden veel genot aan het veroveren van de kanonnen die ons dagen- en nachtenlang bestookt hadden. We veroverden vier 8 inch houwitsers, drie 5.9 inch houwitsers, een 5.9 inch kanon, drie 4.2 inch kanonnen en houwitsers en vierentwintig veldkanonnen. Iedereen die het wilde mocht zich voorzien van een mortierbommenwerper of een machinegeweer met voldoende munitie waarmee je een maand kon strijden. Het hele slagveld was bezaaid met materiaal, gaande van planken en blindgangers - overblijfselen van ons bombardement op Wijtschate van verleden jaar - tot bakken spuitwater en souvenirs allerhande. De weg Wulvergem-Mesen was de enige weg voor transport en voor de kanonnen. Net ten oosten van de Steenbeek waar de weg tussen twee dijken liep, was er een grote krater en dichterbij Wulvergem was er nog één. De vijand had eveneens 36 antitankmijnen geplaatst. Tegen de middag van 28 september waren alle mijnen verwijderd en de kraters overbrugd zodat er vrachtwagens konden passeren.
De Divisie mocht zich echter niet installeren op de spoorweg om de opmars over de Leie voor te bereiden. Tijdens de laatste uren van september nam de 21ste Brigade, die in reserve was, een nieuw front over. Het liep ruwweg ten noordoosten van de westelijke buitenwijken van Komen tot ongeveer anderhalve kilometer van Wervik. Het lag helemaal in de laaggelegen en ongedekte vallei van de Leie. De London Scottish gaven tijdens de volgende nacht hun front over aan de 14de Divisie. Daarachter ruilden wij Mesen voor Wijtschate waarbij het Divisie Hoofdkwartier verplaatst werd naar Lampost Corner, net beneden Wijtschate. De kanonnen staken het kanaal over en gingen tot actie over op 2 oktober tussen Houthem en Tenbrielen en de Reserve Bataljons namen stellingen in op de hellingen van de heuvelruggen.
Met dank aan
VVV Heuvelland.