De Kroniek van Roesbrugge tijdens Wereldoorlog I
Onze Lieve Vrouw van den IJzer ( Joe English): er vond een tentoonstelling plaats in ’t Rohardushof van 1 juli tot 31 augustus 2005 (Beveren-Kalsijde)
De Kroniek van Roesbrugge tijdens Wereldoorlog I (Tekst Robert Toussaint)
Door zijn uitstekende ligging was Roesbrugge uitverkoren en als ’t ware geknipt om als handelscentrum te bloeien, een van de rijkste en meest welvarende agglomeraties van de Westhoek.
Een van de beste steenwegen van Vlaanderen, zonder berg of dal, verbond de steden Duinkerke, Sint-Winoksbergen, Poperinge en Ieper. Daar middenin lag Roesbrugge, helemaal centraal gelegen, 26 km van Duinkerke, 14 km van Sint-Winoksbergen, 10 km van Poperinge en 22 km van Ieper. Via de bevaarbare IJzer kon Roesbrugge zijn handelsbetrekkingen onderhouden met Veurne, Diksmuide, Nieuwpoort, Oostende, Gent en zelfs met Nederland en Frankrijk.
Roesbrugge was zo welvarend dat het voor geen andere plaats moest onderdoen. Hier stonden huizen die in de grote steden mochten staan en veel winkels. Alles wat men in de steden kon vinden, was ook te Roesbrugge te krijgen en vele ambachten werden er uitgeoefend. De gewone mens was er beter gekleed dan de rijke in Poperinge, Ieper, Kortrijk of Brugge.
De bijnaam “Petit Paris” die Roesbrugge toen kreeg komt toch ergens vandaan.
1914 – Het begin van de oorlog: Op 28 juni 1914 schoot een Servische student G.Prinzip de erfgroothertog Frans Ferdinand van Oostenrijk en zijn gemalin Sofie von Hohenberg neer.
Deze moord gebeurde op de brug over de Miljacka te Serajewo. Om die reden verbrak Oostenrijk op 25 juli 1914 zijn diplomatieke betrekkingen met Servië dat dezelfde dag zijn troepen mobiliseerde. Dit was het begin van de eerste wereldoorlog, want drie dagen later verklaarde Oostenrijk de oorlog aan Servië. Rusland dat aan de kant van Servië stond, mobiliseerde hierop en de sneeuwbal was aan het rollen. Duitsland, solidair met Oostenrijk, verklaarde op 1 augustus 1914 de oorlog aan Rusland. Frankrijk steunde Rusland en mobiliseerde. Tijdens de nacht van 2 augustus ontving de Belgische regering de eis tot vrije doorgang voor de Duitse troepen om naar Frankrijk op te rukken. België verwierp de Duitse eis en bevestigde zijn neutrale positie. Nog diezelfde dag, 3 augustus, verklaarde Duitsland de oorlog aan Frankrijk. De dag daarop vielen de Duitsers België binnen. Wanneer de Duitsers weigerden zich uit België terug te trekken, verklaarde ook Engeland de oorlog aan Duitsland.
Intussen werden in ons land reeds op 29 juli drie militieklassen onder de wapens geroepen. Het was op woensdag 29 juli 1914 dat te Roesbrugge het bericht binnenkwam dat de militieklassen 1910,1911 en 1912 hun legerkorpsen moesten vervoegen om de Duitse en Franse grens te gaan bewaken. Twee dagen later werden de klassen 1909, 1908, 1907, 1906, 1905, 1904, 1903 en 1902 opgeroepen.
Op 4 augustus, de dag nadat ook Engeland de oorlog had verklaard, kwam bij het gemeentebestuur het bericht binnen dat ook de overige klassen : 1901, 1900 en 1899 gemobiliseerd werden.
Na enkele maanden van hevig verzet werd België ingenomen. Het Belgisch leger trok zich terug na de val van Antwerpen in de richting van de kust. Op 15 oktober 1914 was ons leger teruggetrokken tot achter de lijn gevormd door de IJzer en de Ieperlee en bleef er stand houden. Ongeveer vier jaar lang zou deze stellingoorlog blijven duren. Hierdoor werden nu 120.000 soldaten gedurende jaren afgezonderd en verwijderd van hun familie.
Zicht op Roesbrugge tijdens de overstromingen van de IJzer.
De markt enkele weken voordat die volledig zou worden overdekt.
29 juli - 4 augustus 1914: de militieklassen 1910 tot 1899 worden onder de wapens geroepen om hun legerkorpsen te vervoegen aan de Duitse en Franse grens.
3 augustus 1914: Duitsland verklaart de oorlog aan België.
22 augustus 1914: de bevolking wordt gevraagd om kalm te blijven en zich niet te verzetten tegen Duitse troepen indien ze in de Westhoek zouden komen.
12 september 1914: de eerste Duitse soldaten-Uhlanen verschijnen in Roesbrugge. Op 14 september komt het tot een vuurgevecht waarbij Cyriel Scherier uit Stavele, een Duits officier en drie Fransen sneuvelden. Intussen bleven de Uhlanen de streek onveilig maken.
1 oktober 1914: niemand mag de gemeente verlaten tenzij in het bezit van een vrijgeleide. De mensen spraken van een “laissez-passer”. Om naar Frankrijk te mogen gaan, is een bijzondere toelating vereist door de commandant van de gendarmerie.
11 oktober 1914: zondag, de laatste dag dat de Duitsers op verkenning kwamen in Roesbrugge.
Nadien hoort men er niets meer van.
14 oktober 1914: duizenden Franse soldaten trekken door Roesbrugge. Daarmee is in feite de “Grote Oorlog” begonnen en voor heel de streek wordt dit een aaneenschakeling van troepenbewegingen die in en rond Roesbrugge waren ingekwartierd. Daarnaast zijn er de vele afdelingen voor het vlot verloop van al de troepen- en transportbewegingen; de genie en de spoormannen, het verplegend personeel van de veldhospitalen, de telefonisten en andere hulpverleningen.
Ieder huisgezin moet één of meer kamers ter beschikking stellen als onderdak voor de officieren. De inkwartieringsstaten worden door de militairen in samenwerking met het gemeentebestuur opgemaakt. Overal waar manschappen gelogeerd zijn, moet een bordje aan de deur aangebracht worden met vermelding van het aantal officieren of ondergeschikten dat er kan ondergebracht worden en eventueel hoeveel paarden dat er kunnen gestald worden.
In het begin kregen de mensen 0,21 fr. per nacht en per soldaat en 1 fr. voor een officier.
Daarvoor moet een kamer van een officier voorzien zijn van bed, stoel en tafeltje met wasgerief.
De soldaten moeten slapen in schuren en stallen op het stro. Die vergoeding wordt enkele maanden nadien drastisch verlaagd tot 0,05 fr. voor één soldaat en 0,50 fr. voor één officier.
Een compagnie Zoeaven. Zoeaven waren Franse keurtroepen die behoorden tot “l’ Armée d’Afrique” en die de oorspronkelijke kleurrijke kledij van de Berbersoldaten in Noord-Afrika bleven dragen. Hun staf bevond zich te Koksijde.
Op 15 oktober 1914: de doortocht van de eerste Duitse krijgsgevangenen. De Engelsen hebben ze van bij de Catsberg meegebracht en dragen Duitse helmen, “casquen”, en laarzen als buit op hun automobielen mee.
De krijgsgevangenen worden vanuit het kamp van Poperinge eerst langs Oost-Cappel (Frans-Vlaanderen) naar een groot kamp ondergebracht te Haringe, in de weilanden van de familie Rouseré. Vandaar worden zij later afgevoerd langs de grote Engelse spoorweg over de IJzer naar Duinkerke. ( een dagbladfoto van destijds).
17 oktober 1914: Na een hevig gevecht in de omgeving van Westrozebeke , meent de Franse generaal Victor d’Urbal zijn intrek te Roesbrugge in het huis van notaris Gaston Peel (nu Christen Volkshuis) die samen met de burgemeester Cyriel Feys was gevlucht.
19 oktober 1914: twee dagen later, komt een Belgisch “quartier général” hier aan.
Onder de hogere officieren, de zoon van generaal Leman. Hij logeerde bij Dr. Peel. De Belgische generaal zelf logeert op Beveren-Kalsijde in het grote herenhuis van burgemeester Cyriel Feys.
21 oktober 1914: aankomst van een Frans “quartier général”, dat ingekwartierd wordt in het stadhuis.
Op de markt stonden een vijftal houten loodsen van ca. 8 op 15 meter en één kleine voor het onderbrengen van auto’s ten dienste van de militaire staf en het herstellen van materiaal.
22 oktober 1914: vertrek van de Belgische generaal en de staf van de 2de jagers verhuist naar
De Panne. Nog diezelfde dag komt de volledige staf van generaal d’Urbal en 120 man paardenvolk te Roesbrugge. Generaal d’Urbal, hoofd van het Détachement d’Armée Française de Belgique, vestigt zijn hoofdkwartier in het stadhuis. Hij zelf had reeds zijn intrek genomen in het huis van notaris Peel.
Het paardenvolk neemt hun intrek in de gemeentelijke jongensschool.
Generaal Victor Louis d’Urbal (1858-1943) aan het hoofd van het Détachement d’Armée Française de Belgique , dat later het 8ste Franse leger zou worden.
23 oktober 1914: de dag waarop generaal d’Urbal het bezoek krijgt van de Spahi’s of Goumiers.
Kleurrijk gewapende ruiters uit Algerije die deel uitmaakten van een contingent bereden troepen, geleverd door een stam onder leiding van Franse officieren.
Onder de Spahi’s bevond zich de zoon van de toenmalige beruchte Algerijnse vrijheidsstrijder Abd El Kader, die zich van 1832 tot 1847 tegen de Franse koloniale bezetting van zijn land wist te verzetten. Hij werd naar Frankrijk verbannen, om later een van Frankrijks trouwste bondgenoten te worden.
(Op de achtergrond, de kerktoren van Roesbrugge)
24 oktober 1914: Generaal Joffre, opperbevelhebber van het Franse leger (1852-1931), samen met een Engelse en een Belgische generaal komt naar Roesbrugge om er besprekingen te voeren met de hier gelegerde generaal d’Urbal.
26 oktober 1914: Koningin Elizabeth (1876-1965) trekt door Roesbrugge en Proven op weg naar het Couthof om zich daar te schuilen. Twee dagen later komen beiden, Koning Albert en Koningin Elizabeth vanuit Proven door Roesbrugge gereden, langswaar zij nadien Frankrijk binnenrijden.
1 december 1914: De grote dag voor de Franse troepen die in Roesbrugge gelegerd zijn. Op dinsdag om 9.30 uur wordt er appel geblazen. Alle verkeer is verboden, niemand mag nog op straat.
Franse garde-forestiers stellen zich op vanaf de grote brug tot aan de Haringestraat.
Om 10 uur komen vanuit Oostcappel een colonne zeer mooie auto’s aangereden. De eerste drie, van generaals Joffre, Foch en Balfourier, stoppen voor het stadhuis en worden opgewacht door généraal d’Urbal. Na een ongeveer een half uur vertrekken zij terug naar Frankrijk. Een auto komt die dag in het koude water van de IJzer terecht.
Iets verderop, buiten het dorp, wachten de colonne auto’s op het sein om te vertrekken.
Foto rechts: generaal Joffre en Foch in gesprek.
In december worden de Franse divisies en legeronderdelen, die zich in de Westhoek bevinden, samengebracht in het nieuw opgerichte 8ste Franse leger.
13 december 1914: De generaals Joffre en Foch brengen opnieuw een kort bezoek aan generaal d’Urbal . Het wordt tijd om ter kerke te gaan maar vanaf de brug tot aan de Haringestraat is alles afgezet. Voor de Roesbruggenaars is het verboden op straat te komen, er wordt zelfs niet geluid voor de Hoogmis. Om 10,30 uur vertrekken de generaals Joffre en Foch in de richting van Poperinge.
Troependéfilé op de markt te Roesbrugge
Stafofficieren van het 8ste Franse leger
22 december 1914: De Franse legerleiding start met de aanleg van een vliegveld, achter de kerk van Roesbrugge. Een van de weiden van de hofstede Missiaen ( nu Vandeputte) wordt voorzien van een startbaan.Daar de weide in het midden uitgehold was, werd bij middel van balken en planken een plankenvloer gemaakt, waarop de vliegtuigen konden neerdalen. Op de kerktoren wordt een ontvangst- en zendpost geplaatst, die de verbinding met de vliegtuigen en de legerstaf moest verzekeren.
24 december 1914: Op Kerstavond wordt in de kerk van Roesbrugge een Duitse spion aangehouden, in het bezit van het plan van het vliegveld en van inlichtingen over het Franse hoofdkwartier in Roesbrugge.
14 januari 1915: Bij het invliegen van de startbaan, doet zich een dodelijk ongeval voor.
Een Frans toestel stort neer, waarvan de piloot nog dezelfde dag overlijdt.
1 april 1915: De komst van generaal Joffre, Foch en d’Urbal
4 april 1915: Generaal d’Urbal werd vervangen door generaal Putz.
12 april 1915: de Franse president Raymond Poincaré (links * 1913-1920) samen met zijn minister van oorlog, Alexandre Millerand (midden *1859-1943), Joffre (rechts) en een groot gevolg bezoeken rond 11.30 uur Roesbrugge . Alle verkeer is verboden, niemand mag op straat. Weer staan de troepen opgesteld vanaf de grote brug tot aan de Haringestraat. Zij vertrekken terug naar Frankrijk in de namiddag.
Het feit dat Roesbrugge eigenlijk in de Belgische legersector ligt, neemt niet weg dat gedurende de hele oorlog, onafgebroken Franse legerstaven ingekwartierd zijn. Die ontvangen dan ook regelmatig het bezoek van hooggeplaatste personen.
Generaal Putz samen met de Franse president Raymond Poincaré en met zijn minister van oorlog in de tuin van notaris Peel.
18 april 1915: Op de markt te Roesbrugge wordt soldaat Ernest Klein ( uiterst rechts) in gezelschap van 12 generaals vereremerkt door generaal Joffre. Soldaat Ernest Klein krijgt een médaille om een verwonde commandant uit de vuurlijn terug te halen.
Links generaal Joffre met generaal Foch, nog in rode képi – de generaals Maunoury, Fayolle, Nourrisson, Aymé en Balfourier.
Op weg naar Oost-Cappel, de Bergenstraat.
Generaal Joffre, Foch, d’Urbal en generaal Balfourier.
24 mei 1915: Lange colonnes Duitsers, krijgsgevangen gemaakt in de omgeving van Ieper. Ze worden begeleid door Franse kurassiers en trekken doorheen Roesbrugge. Deze beelden waren een dankbaar onderwerp voor de fotograaf om daarmee de oorlogspropaganda aan te dikken.
Op de achtergrond de herberg “De Vrede”, nu bewoond door Guido Schoonaert, links de winkel van de drukkerij.
Te Roesbrugge worden Duitse krijgsgevangenen ingezet om de straten te reinigen. Vooral ’s winters, door de geweldige verkeersdrukte, moet de modder soms weggeschept worden in de dorpsstraten.
De eerste Duitse krijgsgevangenen worden opgesloten te Roesbrugge in de oude gendarmerie aan de Haringestraat. Later worden er hier achter het front kampen voor krijgsgevangenen opgericht.
Een van de eerste krijgsgevangenen is een neergehaalde Duitse piloot die wordt weggeleid door Spahi’s. Dergelijk tafereeltje lokt in Roesbrugge natuurlijk heel wat nieuwsgierigen om die rare “vogel” te zien.
Juli 1915: Achter de herberg “De Wyngaard” in de Wulvestraat (nu Wijngaardstraat) wordt door de Fransen een barakkenkamp opgetrokken voor het africhten van honden die ingezet worden aan het front voor het opsporen van vijandelijke verkenners, of gekwetsten, het dragen van munitie, enz….
Iets verderop wordt er achter de hofstede van Rouseré, tegen Haringe, door de Fransen een aanvoerkamp opgetrokken, dat later gebruikt wordt om krijgsgevangenen onder te brengen.
De grote dubbele spoorlijn Duinkerke-Haringe-tot de vertakking bij het station “International Corner” gelegen niet ver van de Abdij van St.-Sixtus, schijnt wel de voornaamste lijn langswaar de bevoorrading voor de munitieopslag-plaatsen en veldhospitalen wordt aan- en afgevoerd.
Een belangrijke “decauville-lijn” komt vanuit Frans-Vlaanderen (Bambeke) over de IJzer te Haringe dicht bij de herberg “ d’Eybeke”, langs het gehucht Haendekot naar Proven.
De Engelsen, die Duinkerke als belangrijkste aanvoerhaven gebruiken, komen over de weg Duinkerke-Ieper door Roesbrugge-dorp in directe verbinding met hun frontlijn rondom Ieper. De Fransen trekken door Roesbrugge naar Krombeke, vandaar langs West- en Oostvleteren naar Reninge, Noordschote en Merkem toe, en bedienen alzo hun frontsector aan de IJzer.
Dicht bij de herberg “d’Eybeke” hebben de Engelsen een grote opslagplaats aangelegd. Het is deze opslagplaats die met het einde van de oorlog in de vlammen opgaat, juist op de vooravond van de overdracht ervan door de Engelsen aan de Belgische legerleiding.
1 augustus 1915: Het tweede bezoek aan Roesbrugge door de Franse president Raymond Poincaré, vergezeld van Alexandre Millerand, de Minister van Oorlog, en geëscorteerd door “Gardes Forestiers”.
2 augustus 1915: Koningin Elizabeth bezoekt Roesbrugge.
November 1915 : Er wordt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken te Roesbrugge een kraaminrichting gebouwd voor de vluchtelingen. Het “moederhuis” bestaat uit houten barakken, opgetrokken in de tuin van de toenmalige gemeenteschool. De leiding wordt toevertrouwd aan de Roesbrugse dokter Jules Gheysen.
De operatiezaal in het veldhospitaal van Roesbrugge.
December 1915: Begin december wordt op het grondgebied Beveren, net aan de grens met Roesbrugge, op de “Hoge Seine” een hospitaal in gebruik genomen. Het is gesticht door een Amerikaanse dame, die later zelf als verpleegster daar zou optreden.
Veldhospitaal gelegen op de “Hoge Seine” op de weide links van het kruispunt.
27 december 1915: De Engelse Duc Connaught komt voor de opgestelde Franse Zoeaven op de markt te Roesbrugge eretekens uitreiken aan Franse officieren. (een dagbladfoto van destijds).
10 januari 1916: Clemenceau, die later omwille van zijn harde oorlogskoers “de Tijger” wordt genoemd en Minister-Président van Frankrijk wordt, brengt een bezoek aan généraal Putz en het Franse Quartier.
Franse stafofficieren bij Leenhouders molen.
20 januari 1916: bezoek van de Franse generaal Joffre en zijn gevolg aan Roesbrugge.
De dag daarop om 10 uur grote troependéfilé voor de generaal door het 73ste regiment linietroepen door het dorp naar de Beveren-Kalsijde toe. Generaal Putz verlaat Roesbrugge en wordt vervangen door generaal d’Hely die met zijn “Quartier Général” van het 36ste legerkorps zal blijven tot 7 juni 1916.
Doeltreffende communicatiemiddelen tussen legeronderdelen op verschillende echelons waren tijdens de oorlog van vitaal belang. Zo was er te Haringe een compagnie telegrafisten ingekwartierd, die moest instaan voor de verbinding tussen het hoofdkwartier van het 8ste leger te Roesbrugge en de troepen aan het front.
De gemeetelijke jongensschool Dr. Gheysen
Het stationplein
27 maart 1916: De gemeentelijke jongensschool, reeds van bij het begin van de oorlog bezet door de Fransen, wordt op bevel van de Minister van Onderwijs ontruimd. Er wordt een tijdelijke rijksmiddelbare school gesticht ter vervanging van de door de oorlog opgedoekte rijksscholen van Ieper, Veurne en Nieuwpoort. Als directeur wordt Dr.Gheysen aangesteld, als leraars de heren Baes, Varendonck en Van Sint Jan. Deze laatste zou na de heer Gheysen directeur worden. Cesar Gezelle wordt er aangesteld als godsdienstleraar.
Het hele dorp is voortdurend één groot legerkantonnement. De Roesbruggenaren zien hier veel Afrikanen: Afrikaanse jagers (Chasseurs d’Afrique), Zoeaven, Algerijnen, Tunesiërs, Marokanen met tulband rond hun hoofd, Senegalezen, negers uit Madagascar, Annamieten (Vietnamezen), enz….
24 april 1916: Koning Albert en Koningin Elizabeth komen op tweede paasdag door Roesbrugge heen om een bezoek te brengen aan het Hospitaal van Couthof te Proven.
Op de hoeven waar soldaten gelegerd zijn, wordt ook door militaire bakkers gebakken zoals hier te Haringe (1916). Te Adinkerke wordt in 1915 een grote vaste militaire bakkerij geïnstalleerd voor de dagelijkse productie broden. Zonodig doet het leger ook beroep op gewone bakkers in de dorpen.
Generaal Sir Douglas Haig
Belgische generaal Michel
28 april 1916: Bezoek aan de Franse généraal d’Hely van Sir Douglas Haig ( foto), vergezeld door enkele Engelse généraals en Belgische legeroversten op het stadhuis te Roesbrugge.
7 juni 1916: De Franse généraal d’Hely, samen met zijn 36ste legerkorps, verlaat Roesbrugge.
Juni 1916: In juni 1916 leggen de Fransen een nieuw spoor aan. Van Adinkerke, langs Leisele, loopt deze spoorweg bij Beveren over de IJzer en via de Waaienburg en Proven naar Poperinge.
Op de foto bemerk je het testen van de draagkracht van de brug over de IJzer.
8 juli 1916: Het Belgisch legerkorps van de 2de jagers te voet komt zich vestigen in Roesbrugge maar wordt kort daarop vervangen door een Engelse divisie.
26 oktober 1917: De Engelsen hebben een distributiedienst opgezet, die het water uit de IJzer pompt en het dan met tankwagens naar de kampen brengt.
De Belgische infanterie defileert door de straten van Roesbrugge.
24 april 1917: De Engelse divisie wordt vervangen door generaal Michel, die onder zijn leiding het hoofdkwartier van de 4de Belgische legerdivisie, vestigt op het stadhuis van Roesbrugge.
Te Roesbrugge worden pontonbruggen over de IJzer gelegd, ter ontlasting van de bestaande bruggen. Zo wordt in 1917 ten oosten van Roesbrugge-dorp een brug gebouwd ter verbinding met Beveren.
Aan de westzijde van het dorp wordt een 368 meter lange houten brug op houten palen gebouwd, door de meersen en over de IJzer heen.
Ze is 5 meter breed en verbindt de “Hoge Weide” (het hospitaal) bij café “De Wijngaard” met de Sint-Omaarsstraat op het grondgebied Beveren. Ze dient vooral tot ontlasting van de bestaande brug in Roesbrugge zelf, vooral met het oog op een aanval.Want de brug over de IJzer en die over de Dode IJzer, waren reeds bij het begin van de oorlog ondermijnd, en dat blijft zo gedurende heel de oorlog. Gelukkig voor Roesbrugge worden ze niet opgeblazen te worden ( wat wel het geval is in de 2de Wereldoog 1940-1945).
28 april 1917: Koning Albert (1909-1934) komt zijn troepen schouwen die overgangsbruggen moeten opslaan over de IJzer, achter de kerk van Roesbrugge.
25 juli 1917: Achter de herberg “de Wyngaard” ( zie juli 1915) waar door de Fransen een barakkenkamp opgetrokken werd voor het africhten van honden, worden de barakken nu gebruikt voor het onderbrengen van Senegalezen, Algerijnen en Marokanen. Later in september wordt het kamp uitgebreid met nog 40 tenten voor het onderbrengen van negers uit Madagascar, Annamieten (inwoners van het huidige Vietnam, dat toen ook een Franse kolonie was), waarin telkens 6 tot 8 man verblijven. Die mensen worden ingezet voor het onderhoud van kanonnen, wegen en optrekken van barakken.
In de Wulve- of Wijngaardstraat, iets buiten het dorp, recht over de Rijkswachtkazerne, wordt op de weilanden van Henri Louwaege-Vereecke door de Fransen een groot veldhospitaal opgericht, met barakken van ca. 25 meter lang op 8 meter breed.
19 augustus 1917: Het veldhospitaal te Roesbrugge, tijdens een rustpauze met Franse en Amerikaanse verpleegsters.
20 augustus 1917: Koningin Elisabeth met haar gevolg bezoekt de veldhospitalen in Roesbrugge en omgeving.
31 augustus 1917: Franse soldaten en geallieerden op de IJzer bij de hoofdbrug en de St.-Martinuskerk te Roesbrugge.
7 september 1917: kamp aan de IJzeroever met de kerk van Roesbrugge op de achtergrond.
8 september 1917: Voor het eerst komen er in Roesbrugge een 50-tal Amerikaanse officieren aan, sedert Amerika in april 1917 in oorlog was met Duitsland.
1918: begin van de aflossing van een in Roesbrugge ingekwartierde Engelse divisie door een nieuwe legereenheid.
30 april 1918: Koning Albert komt naar Roesbrugge op bezoek aan generaal Michel.
23 augustus 1918: De groep Franse en Amerikaanse dokters en verpleegsters van “ l'hôpital chirurgical” in Roesbrugge, rond geneesheer-majoor van 1ste klasse Maffre, vormingschef.
2 september 1918: Opnieuw brengt Koning Albert I een bezoek aan generaal Michel . Net zoals de vorige keer wandelen zij in de namiddag samen door het dorp Roesbrugge. Een geweldige troepenbeweging gaat daaraan vooraf, waarvan hele kontingenten door Roesbrugge voorbij trekken. Duidelijk zichtbaar dat het eindoffensief nadert.
Er is een zeer grote toevoer van gekwetsten, vooral gedurende de slag van Kemmel, begin april tot juni 1918. Niet alleen Fransen, ook Engelse soldaten worden naar het hospitaal in de Wijngaardstraat overgebracht. Op vele dagen staan de ziekenwagens met telkens minimum vier gekwetsten op een rij te wachten: vanaf het hospitaal, in de Haringestraat tot aan de Heybrugstraat, in de Nieuwstraat tot in de Statiestraat, tot voorbij het huis van Dr.Gheysen (nu bewoond door Eric Foulon).
1 oktober 1918: Het is ook in dit groot hospitaal dat er in de vroege morgen van 1 oktober 1918 enkele van de barakken door brand worden vernield, waarbij enkele soldaten het leven verliezen.
Vele gekwetsten die net op tijd uit het hospitaal kunnen vluchten, worden bij burgers opgenomen.
Miss Harriet Elisabeth Fraser is een staf-verpleegster bij de Territorial Force Nursing, geboren in 1889.
Zij is in de vroege morgen van 1 oktober 1918, als operatiezuster van dienst in het veldhospitaal "Nr.36 Casualty Clearing Station" te Roesbrugge, toen er een ernstige brand ontstaat. Op dat ogenblik worden soldaten geopereerd in de operatiezaal voor ernstige buik- en andere verwondingen.
Als eerste incident valt de electriciteit uit, vergezeld van een grote rook- ontwikkeling, gevolgd door het in vlammen opgaan van de houten wanden (de veldhospitalen waren volledig opgetrokken in hout). De staf-verpleegster Miss Harriet Fraser en de verpleegsters Miss Gertrude Carlin en Miss Gladys alsook een zekere Alice Batt White beginnen onmiddellijk de verdoofde patiënten te evacueren naar een veiliger plaats. Nadien keren ze onmiddellijk terug naar de brandende barakken om er nog vele andere patiënten te redden. Gedurende hun reddingsactie ontploften de etherflessen en de zuurstofflessen, die de lucht vullen met rook en rondvliegende staalfragmenten.
Deze vier verpleegsters werden allen geëerd met de Albert Medal.
In 1971 werd deze Albert Medal van Miss Fraser omgezet in een George Cross.
Miss Harriet FRASER stierf op 91 jarige leeftijd op 21 juni 1980 te Guildford, Surrey – Engeland.
11 november 1918: om 11 uur ’s morgens beginnen overal de klokken te luiden en de inwoners van Roesbrugge vlaggen en feesten samen met de soldaten die hier gelegerd waren. De oorlog is voorbij. Voor Roesbrugge kan het gewone leven opnieuw beginnen. Toch tot begin december blijft het een voortdurende doortocht van legereenheden die beladen terugtrekken.
Brits soldatenkerkhof in Haringe
Gepubliceerd augustus 2005.