De Ieperse furie 27 juni 1926
Artikel overgenomen uit de Gidsenkroniek Ieper-Poperinge-Westland, Jaargang 2008/4
Door Chris Beel

Na de Eerste Wereldoorlog was er niet enkel in Ieper de strijd om de hegemonie over de herdenkingen tussen patriottische, vaderlandslievende Belgisch-nationalisten en Vlaams-nationalisten. Deze strijd ging zeer ver, tot en met de discussie over de symbolen die op plechtigheden aanwezig moesten zijn. Momenteel is een Vlaamse Leeuwenvlag  een symbool als een ander, ze is de vlag van de Vlaamse Gemeenschap in het gefederaliseerde België; maar nog niet eens zo lang geleden werd ze door velen beschouwd als een symbool van landverraders, collaborateurs en separatisten.
 
Het Interbellum was voor heel Europa een woelige periode. De instabiliteit van het Belgische politieke bestel tijdens die periode kende zijn weerga niet in de Belgische geschiedenis. Het land telde liefst 18 regeringen.

Tevens was er het groeiende conflict tussen Vlaamsgezinden en de voorstanders van een op dat moment sterk unitair en francofoon België, dat vrij fanatiek en triomfalistisch was.

De activisten en de collaborateurs kregen de rekening gepresenteerd. Ze vormden maar een marginaal segment van de bevolking dat niet op al te veel sympathie en begrip diende te rekenen, ook niet binnen kringen van flaminganten.

De oud-strijders uit Vlaanderen (de zogeheten Fronters) eisten na de oorlog meer en meer de aandacht op. Zij die vier jaar hadden gestreden zouden nu gehoord worden. Wat daarbij van belang is, is dat zij, eigenlijk al tijdens de oorlog, veel van het ideeëngoed van de collaborerende activisten aanhingen. De Vlaamse Beweging bevond zich hierdoor in een crisis. De eisen van de Vlaamse oud-strijders waren niet mis te verstaan. Er moest in Vlaanderen eindelijk werk gemaakt worden van de ééntaligheid, de Gentse universiteit diende officieel vernederlandst te worden (iets waar de Duitsers met hun Flamenpolitik al werk van hadden gemaakt). Kortom, er diende een einde te komen aan de verknechting van Vlaanderen.
 
De Frontbeweging werd al snel na de oorlog een politiek actieve beweging en groeide uit tot de Frontpartij. De stichting van de partij impliceerde binnen de Vlaamse Beweging overigens een breuk met de katholieke zuil, waartoe bijvoorbeeld Van Cauwelaert, de voorvechter van het ‘Minimumprogramma’, behoorde. De breuk kwam er vooral ten gevolge van de eis van zelfbestuur als één van de programmapunten, die voor de katholieken onaanvaardbaar was. De Frontpartij kan men overigens geen sterk uitgebouwde partij noemen, het was veeleer een amalgaam van lokale partijen en bewegingen. Deze bewegingen streefden ernaar de Vlaamse eisen te realiseren. Het probleem daarbij was dat ze vaak elkaar het licht in de ogen niet gunden. Vooral de te varen koers vormde aanleiding tot veel twistpunten. Het grootste twistpunt was de kwestie rond de organisatie van de staat Vlaanderen. Iedereen was het er over eens dat het unitaire België zo niet verder kon. Maar moest Vlaanderen gewoon dezelfde rechten zien te verwerven als het Franssprekende gedeelte van België (zoals de minimalisten wensten), of moest men streven naar een Vlaamse staat binnen de staat België in een federale context? Of diende men een nog radicalere koers te varen, de Belgische staat ontbinden en de separatistische weg inslaan? Los van deze “opties”, was er het eeuwige probleem Brussel. Dit was al sinds de Franse aanhechting op het einde van de 18de eeuw sterk verfranst, ondanks latere pogingen tot vernederlandsing van Willem I tijdens de periode van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Daarnaast was er een ander belangrijk twistpunt: de manier, de tactiek die gevolgd diende te worden om het belangrijkste doel, de ontvoogding van Vlaanderen, te bereiken. Via een democratische, parlementaire weg, zou die stap voor stap en dus langzaam verlopen. De radicale nationalisten verkozen ‘de weg van de straat’, met agitatie en indien nodig revolutie. Opvallend daarbij is dat er ook regionale verschillen vast te stellen waren. In West-Vlaanderen radicaliseerde de Vlaamse Beweging zeer sterk met antidemocratische en integristisch-katholieke trekjes. Dat het Vlaams-nationalisme in West-Vlaanderen diep geworteld was en zich op een radicale manier manifesteerde, maakte de Ieperse furie mogelijk.

Bij de Ieperse Furie in 1926 was de hoofdrol weggelegd voor de Vlaamse Oud Strijders (V.O.S). Daarnaast waren er ook nog de tegenstellingen tussen de verschillende oud-strijders- verenigingen. Vele Vlaamsgezinden voelden zich daadwerkelijk verraden door de Belgische staat, vooral zij die na de Eerste Wereldoorlog alle Vlaamse eisen en verzuchtingen gekelderd zagen, activist, fronter of flamingant, voelden zich beet genomen, in de steek gelaten. O.m. doordat de Vlaamse (taal)eisen niet ingewilligd werden (de vernederlandsing van de Gentse Universiteit bijvoorbeeld liet immers tot 1930 op zich wachten).

Aan Vlaamse zijde was de V.O.S. de belangrijkste oudstrijdersvereniging. De rol die de V.O.S. binnen de Vlaamse Beweging heeft gespeeld tijdens het Interbellum is niet te onderschatten. Haar belangrijkste thema’s Vlaamsgezindheid en pacifisme indachtig, stelde de vereniging zich boven alle partijpolitiek. Dit wil echter niet zeggen dat ze op politiek vlak geen of weinig rol van betekenis gespeeld zou hebben, integendeel. De V.O.S. was misschien één van de weinige, of zelfs de enige, Vlaamsgezinde groepering die een overkoepelende en overbruggende functie kon vervullen binnen de intern zo sterk verdeelde Vlaamse Beweging. De grootste Vlaamsgezinde betogingen en/of acties tijdens het Interbellum, de amnestie-betoging van 1937 en de acties tegen het Frans–Belgisch militair akkoord, werden door de V.O.S. georganiseerd. Haar sterkste punt was zonder twijfel het feit dat ze zo weid verspreid was over heel Vlaanderen. Nagenoeg elke Vlaamse gemeente had wel haar eigen afdeling van de V.O.S. en sommige afdelingen hadden een sterke invloed op de lokale politiek.
 
De Ieperse Furie 27 juni 1926

Tijdens het Interbellum grepen twee specifieke herdenkingen plaats in de stad: de onthulling van het Ieperse oorlogsmonument in 1926, dat de geschiedenis inging als de Ieperse Furie, en de grote internationale bedevaart naar de Menenpoort in1928.
 
Zondag 27 juni 1926 moest een speciale dag worden voor Ieper en zijn inwoners. Die dag werd immers een monument onthuld in de Jules Coomansstraat ter ere van de Ieperse oorlogsslachtoffers, burgers en soldaten. Op het monument stonden de namen gegraveerd van 155 soldaten en van een omgekomen kloosterzuster. Rond de onthulling was een hele plechtigheid georganiseerd met een mis, een optocht, zangfeesten en toespraken van lokale, nationale en internationale sprekers. Om 22 uur werd de plechtigheid afgesloten met een vuurwerk.

Iedere organisatie, instelling, vereniging of club uit Ieper liep mee in de stoet.

Tijdens en tussen de redevoeringen was er muziek, gebracht door de harmonie en de muziekschool. Er grepen echter rellen en schermutselingen plaats tussen leden van de Vlaamse Oudstrijdersbond (V.O.S.) en flaminganten enerzijds en de ordetroepen anderzijds.

De reden? Wederzijdse provocaties. De V.O.S. beweerde onheus bejegend te zijn, doordat het Vlaamse aspect tijdens de plechtigheid miskend werd. Te elfder ure werden, aldus de V.O.S., “Vlaamse” symbolen als het hijsen van de Vlaamse vlag en het zingen van de Vlaamse Leeuw van het programma geschrapt, ondanks het feit dat de V.O.S. vertegenwoordigd was in de feestcommissie. Logischerwijs ontstemde dit de leden van de V.O.S. en haar sympathisanten. Dit schrappen of niet inlassen van Vlaamse symbolen vormde langs Vlaamse zijde de aanleiding tot het uit de hand lopen van de plechtigheden. V.O.S. vond zich bedrogen door de burgemeester, maar een andere bron voert dan weer aan dat er nooit sprake was van het opnemen van Vlaamse symbolen in het programma.

Volgens de V.O.S. ontstonden de rellen toen de leden, die de staart van de optocht vormden, onder aanvoering van Emile Butaye van Poperinge, op een gegeven moment “De Vlaamse Leeuw” zongen. Zij werden tegengehouden door de ordetroepen die een kabel spanden, waarna een charge plaatsgreep. Na het einde van de plechtigheden werd een nieuwe stoet gevormd van ‘Vossen’ die kransen wilden neerleggen aan het monument en waarbij Jeroom Leuridan, prominent flamingant, de Vlaamsgezinden wilde toespreken. Hierop volgde een nieuwe charge van de rijkswacht en een twintigtal mensen werd gearresteerd.

Dat de Ieperse V.O.S. net op diezelfde dag besloten had een gewestdag te organiseren, naar aanleiding van de onthulling, zal Belgicisten allicht hebben dwarsgezeten.

Het standpunt van de Belgicisten is dat de leden van V.O.S. niet werden afgesloten van de rest van de optocht, maar dat zij daar zelf voor kozen.

De V.O.S. zou niet zonder reden uiteengejaagd zijn tijdens de tweede charge aan het monument zelf. Ze verloren echter het politiebevel uit het oog, dat naar aanleiding van de plechtigheden was uitgevaardigd. Artikel twee van dat politiebevel stelt uitdrukkelijk: “buiten hetgeen op het officieel programma gemeld staat, zijn alle stoeten en voordrachten in openbare plaatsen of in opene lucht verboden.”

Waarom chargeerde de rijkswacht op zo’n agressieve manier?

Hadden zij orders gekregen om elke Vlaamse inbreng in het feest te vermijden, of was er een zodanige provocatie van de kant van de V.O.S. dat het gebruikte geweld te “rechtvaardigen” viel? Welke rol speelde burgemeester Colaert, hoe was de reactie en de opinie van ooggetuigen?

Het is in ieder geval duidelijk dat er geen sprake was van een neutrale plechtigheid. De situatie in Ieper (en België) was tijdens het Interbellum zodanig gepolitiseerd dat zelfs bij de onthulling van een lokaal monument, al is het dan in een stad met zo een enorme symboolwaarde, beide kanten hun slag trachten te halen. Het is op zijn minst fascinerend en misschien zelfs schrijnend te noemen dat de onthulling van een monument, met als doel duidelijk het versterken van de lokale eenheid, in een stad als Ieper, zowel een plaatselijk als een nationaal en internationaal icoon, voorbeeld voor de oorlogsgruwel, zodanig uit de hand kon lopen.

Ook elders liepen onthullingen van lokale monumenten al eens uit de hand ten gevolge van de twist tussen V.O.S. en N.S.B.(nat. strijdersbond)

Het officiële programma van de plechtigheid te Ieper zag er als volgt uit: 
  • 10.30 u.: Plechtige hoogmis in de Sint-Pieterskerk. Vaderlands sermoen, gehouden door gewezen krijgsaalmoezenier Bouteca.
  • 11.30u.: Concert op de Grote Markt door de “Koninklijke Philharmonie” van Poperinge, onder leiding van Eugène van Elslande.
  • 14.30u.: Vertrek van de stoet van het Stationsplein en opstappen door de belangrijkste straten van Ieper naar de J. Coomansstraat, waarin tal van lokale verenigingen mee liepen. De Rijkswacht opende de stoet, de V.O.S. sloot de stoet. Ook de oud-strijdersbonden en invalidenbonden van de naburige gemeenten waren vertegenwoordigd. Borden met de namen van de gesneuvelden werden door schoolkinderen gedragen.
  • 15.30u.: Onthulling van het monument, ontworpen door J. Coomans en door beeldhouwer De Beule. Op de ereplaats voor het gedenkteken verzamelden zich de ouders en naaste familie van de overledenen/gesneuvelden. Rond het monument stonden de Ieperse oud-strijders behorende tot de Nationale Invalidenbond en de Nationale Oud-Strijdersbond. De hoge genodigden hadden, samen met de leden van de lokale overheid, op een tribune plaatsgenomen.
Er werden toespraken gehouden door
  • Isaï Gruwez, voorzitter van de Nationale Invalidenbond Afdeling Ieper;
  • René Colaert, burgemeester van de stad Ieper;
  • Generaal-majoor Chenot, vertegenwoordiger van de minister van landsverdediging;
  • Generaal Clive, militair attaché van de Britse ambassade te Parijs;
  • Generaal Mangeot, gouverneur van Duinkerke.
Gruwez had het in zijn redevoering vooral over de heldenmoed en de opoffering van de soldaten (allemaal, niet enkel de Ieperse), waardoor ze er uiteindelijk in slaagden de overwinning te halen. Daarnaast vroeg hij om de 925 burgerslachtoffers niet te vergeten. Het gedenkteken moest er ten slotte de burgers van de nieuwe generatie aan herinneren hoe het leger in 1914 zijn plicht gedaan had. Na de toespraak werd de nationale vlag van het monument gehaald en bliezen klaroenspelers “Te Velde” en de “Brabançonne.”
 
Colaert legde de klemtoon op de plaats van het monument, een symbolische plaats voor de stad Ieper. In 1302 was het van hier dat de troepen naar Groeninge vertrokken, in 1202 legde Boudewijn van Constantinopel er de eerste steen van de Lakenhallen, en in 1914 vertrokken de Ieperse jongens hier vandaan naar het front

Na de redevoering van de burgemeester werd de cantate ingelast. Het betrof enkele liederen geschreven door Albert van Egroo, directeur van de muziekschool, op teksten van schepen (en toekomstig burgemeester) Sobry. In de cantate werd de heldenmoed van het kleine België en haar vorstenpaar en inwoners bejubeld, alsook die van bondgenoten Frankrijk en Engeland en de agressor, Duitsland, uitgespuwd. De teksten getuigen van een uitgesproken Belgisch nationalisme en van anti-Duitse gevoelens.
 
Generaal Majoor Chenot betoonde uit naam van het leger zijn bewondering voor de “heldhaftige zonen van Yper, aan de glorierijke dooden van den grooten oorlog.” Ook roemde hij de Ieperse bevolking die door de jarenlange beschietingen en bombardementen hun huizen in puin zagen en talrijke mensenlevens verloren.
 
Generaal Clive benadrukte de unieke plaats die Ieper geworden is voor het Britse Rijk, gezien die plaats in het 600 kilometer lange front gekenmerkt wordt door het extreme geweld en bloedvergieten dat er vaak plaats had, de hele vier jaar lang. Hij sprak over het strategische en symbolische belang van de ‘Ypres Salient’, waar de geallieerden de krachten verscheidene keren bundelden tegen de Duitsers. Ieper is voor Groot-Brittannië wat Verdun voor de Fransen is. Het is in de salient dat uiteindelijk de patstelling begon die, vier jaar lang duurde, en waar de vijand uiteindelijk werd teruggedreven. Vier jaar lang heeft Ieper al het kwaad en de gruwel van een oorlog moeten doorstaan, waardoor er voor altijd een onlosmakelijk verbond zal blijven bestaan tussen Ieper, zijn inwoners en de Britten.

General Mangeot maakte een uitgebreide vergelijking tussen de Franse overwinning aan de Marne en de zwaarbevochten Brits-Belgische overwinning aan de IJzer en de stad Ieper. Daarbij had hij het vooral over het belang van die overwinningen voor het verloop van de hele oorlog.
Na de toespraken werden de nationale hymnen gespeeld van België, Groot-Brittannië en Frankrijk, alsook het plaatselijke “Tuindaglied”, waarna talrijke kransen aan het monument werden neergelegd. 
  • 16.30u.: Concert door het muziekkorps van het derde linieregiment op de Grote Markt, onder leiding van Deridder.
  • 18u.: Concert op de Grote Markt en om 22u vuurwerk en verlichting monument             
*Het weekblad ‘Het Ypersche’ fulmineerde tegen het optreden van V.O.S. *Ook De Standaard  van 28 juni sprak van hevige incidenten uitgelokt door tegenstrevers. 

*De Poperinghenaar sprak van “De Slag van Ieper” waarbij de Vlaamshatende leiding van Ieper het Vlaamse volk wilde foppen en tergen. De inhuldiging moest militaristisch zijn en hier was geen plaats voor het vredelievende V.O.S. De Vlaamse vlag mocht niet gehesen worden en het Vlaams nationale lied mocht niet gespeeld worden. Tijdens de voormiddag werd herhaaldelijk gevraagd aan de burgemeester om de Vlaamse Leeuw uit te hangen, dit werd telkens afgewimpeld. De Vossen stelden zich bewust achteraan de stoet op, maar plots werd de Boterstraat met kabels afgespannen en de bereden rijkswacht dook op en hield hen tegen. De ‘Vossen’ begonnen de Vlaamse Leeuw te zingen. Een wachtmeester van de rijkswacht greep plots de vaandeldrager van de V.O.S. van Poperinge bij de borst terwijl een andere rijkswachter hem het vaandel wilde afnemen. Een zekere Willy Devos probeerde dit te beletten, maar kreeg een reeks matrakslagen en werd ingerekend. Toen begonnen de rijkswachters te slaan op de omstanders. Dan werd het bevel gegeven om de straat te ontruimen en de bereden rijkswacht chargeerde. Er ontstond een ongelooflijk gedrang en gekerm steeg op. Vrouwen, kinderen, bejaarden werden niet ontzien. De plechtigheid ging ondertussen ongestoord door. Na de plechtigheid kwamen de uiteengedreven Vlaamse Oud-Strijders in een grote stoet naar het monument en legden bloemen en kransen neer. Plots kwam vanaf de Grote Markt de bereden rijkswacht aan in volle galop, aangevoerd door een luitenant en boorde zich in de massa. Met de blote sabel sloegen ze het volk uiteen. De krant beschrijft verder op een voor ons bombastische manier welke individuele personen allemaal werden afgetroefd.

*Het weekblad Vlaanderen van 10 juli 1926 gaf ook verslag van de gebeurtenissen. Ze schreven dat dergelijke plechtigheden telkens doorgingen op een Belgisch patriottische manier. De franskiljonse burgemeester weigerde de Vlaamse vlag te laten wapperen aan de gevel van het stadhuis.

Voor de betogende V.O.S.-betogers werd de Boterstraat met sterke kabels afgespannen. Bereden rijkswachters stelden zich daar achter op, om de betogers te beletten naar het gedenkteken op te stappen.



Na de eerste charge van de rijkswacht in de Boterstraat zette een stoet ‘Vossen’ zich in beweging naar het monument. Vlaams voorman Jeroom Leuridan nam het woord en werd door rijkswachters belet om verder te spreken. Dan begon de furie van Ieper, rijkswachters te paard chargeerden in de menigte. De verdere beschrijvingen van het gebeuren zijn gekleurd volgens de tijdsgeest. 
 
Dat de rellen en de opstootjes de gemoederen zodanig hadden verhit, dat een hele stad erdoor verdeeld werd, is wel gebleken uit de sterke verdeeldheid van de lokale en nationale pers. De incidenten dreven de tegenstellingen tussen V.O.S. en de Nationale Oud Strijders van N.S.B. ten top.  Een rechtstreeks gevolg van de Ieperse Furie was dat de V.O.S. sindsdien weg bleef van elke officiële herdenking- of huldigingplechtigheid, en voortaan haar eigen plechtigheden en huldigingen organiseerde. Een specifiek voorbeeld hiervan waren de traditionele huldigingen van de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog tijdens Allerheiligen. Gewoontegetrouw had de officiële, vaderlandse hulde plaats in de voormiddag; in de namiddag hield dan de V.O.S. haar huldiging aan de kerkhoven.
 
De overheid had bij politiebevel elke andere dan de officiële plechtigheden verboden. Wanneer de V.O.S. dan toch op eigen houtje een stoet naar het monument inlaste en Jeroom Leuridan er een toespraak hield, is het niet onlogisch te noemen dat hieraan een einde werd gemaakt. Maar het buitensporige optreden van de rijkswacht was buiten alle proporties.

Wat verantwoordde hun uitermate gewelddadig gedrag tijdens de twee charges en was bovendien die eerste charge wel noodzakelijk geweest?
Wanneer het hele gebeuren met de aanwezigheid van Belgische, Britse en Franse vertegen- woordigers en gastsprekers dan nog een internationaal aspect meekrijgt, dient men niet verwonderd te zijn dat de plechtigheden van die 27ste juni 1926, baadden in een uitermate pro Belgische sfeer, waarbij de V.O.S. of enige andere Vlaamsgezinde organisatie als een vreemde eend in de bijt werd beschouwd. Elke kik die ze gaf, werd dan ook nauwlettend in het oog gehouden, en zoals gebleken, onmiddellijk gefnuikt. Vlaamse stemmen beweren dat het ophangen van de Vlaamse Vlag aan het stadhuis een belofte was die de overheid had verbroken.

Het hele gebeuren was uitermate politiek gekleurd. Men ging uit van een Belgisch-nationalisme, België als overwinnaar van de Eerste Wereldoorlog. Er waren een militaire kapel en militaire vertegenwoordigers aanwezig. Men nodigde sprekers uit van de bondgenoten Frankrijk en Engeland, en verguisde de Duitsers. Elk muzikaal intermezzo en/of concert werd afgesloten door de Brabançonne. Op deze manier kreeg de plechtigheid een uitgesproken ‘belgicistisch’ karakter. De lokale overheid, als belangrijke (mede)organisator, liet zo duidelijk blijken in welk kamp ze wenste te worden geplaatst.
 
Een Vlaamse-Leeuwenvlag was een zeer duidelijk ideologisch, politiek en cultureel signaal. Het was het symbool voor de Vlaamse Beweging in haar ontvoogdingsstrijd en voor al haar tegenstanders was het in diezelfde context een verwerpelijk symbool van collaborateurs, landverraders en separatisten. Zo een symbool kon niet, mocht niet wapperen op een dag die niet enkel in het teken stond van de doden van de Eerste Wereldoorlog, maar ook in het teken van de Belgische overwinning.
 
Op 11 november 2000 drukten leden van de V.O.S. en van de Belgische oud-strijders elkaar de hand voor het monument van de onbekende soldaat te Ieper. Het initiatief kwam van burgemeester Dehaene. Het gebaar werd ‘De handdruk van de verzoening’ genoemd, wanneer Gilbert Van Eecke, voorzitter van V.O.S. Ieper en Manu Velghe, voorzitter van het Verstandhoudingscomité van Belgische oud-strijders en gelijkgestelden, een punt wilden zetten achter 45 jaar verbittering …


Gepubliceerd op WO1.be op 19/04/2020.