HET GROTE DUITSE OFFENSIEF VAN 1918 IN VLAANDEREN
In de lente van 1918 starten de Duitsers nogmaals een doorbraakpoging. Zowel de ‘Slag bij de Reigersvliet’ als de ‘Slag bij De Kippe’ zijn er onderdeel van. De Duitse legeroverheid wil de aankomst van de Amerikaanse troepen, die de geallieerde gelederen moeten versterken, voor zijn. Voorlopig hebben ze nog een numerieke meerderheid. Op 21 maart wordt de eerste aanval in de sector Cambrai-St Quentin uitgevoerd. De Duitsers geraken zelfs over de Somme en worden gestopt voor Amiens. De strijd wordt in de maand april voortgezet met een verrassingsaanval in Vlaanderen. Ze worden echter halt toe geroepen aan de Kemmelberg. Wanneer blijkt dat ze niet meer kunnen doorstoten naar onze kusten, proberen ze toch nog Duinkerke te bereiken door een wig te drijven langs de zuidelijke flank.
De Slag bij De Kippe (Merkem) en bij de Scherpenberg doen hen uiteindelijk van deze plannen afzien.
DE GROTE WACHT REIGERSVLIET 1914-1918
Volgens de instructies van de Belgische legeroverheid moeten de troepen in de diepte worden opgesteld met een dun bezette lijn van voorposten die volgens sommige bronnen bij het eerste treffen reeds verloren zou gaan. Niets is minder waar voor ‘de Noordelijke en Zuidelijke Grote Wacht ook Grote Wacht Reigersvliet’ en de ‘Grand Garde d'Oudstuivenskerke’ genoemd, beide gelegen aan de Reigersvliet. Het zijn twee voorposten, die in de sector Pervijze standhouden en waar men de Duitsers zelfs naar hun eigen stellingen kan terugdrijven. Deze twee Grote Wachten maken deel uit van de vooruitgeschoven posten, die op hogergelegen delen te midden van het overstroomde gebied liggen. Geleidelijk aan wordt de Noordelijke Grote Wacht uitgebreid met de bouw van schuilplaatsen en luisterposten. Zij worden onderling met loopbruggen verbonden, waaronder de ‘Passerelle du Serpent’, een lange loopbrug, die de Grote Wacht verbindt met de eerste linie achter de spoorwegberm.
Aan de noordkant ligt de ‘Poste des Deux Pommiers’ als flankbescherming. In 1918 bestaat de Noordelijke Grote Wacht uit twee loopgraven aan de westelijke oever van de Reigersvliet, enkele loopgraven vormen het bruggehoofd aan de overkant en vóór de versterkte hoeve Reigersvliet liggen 7 kleine voorposten waaiervormig opgesteld.
Op zowat één kilometer verder naar het zuiden ligt de Zuidelijke Grote Wacht aan de Reigersvliet. Dit gehucht wordt ook ‘Onze-Lieve-Vrouw-hoekje’ genoemd. Die wacht is bereikbaar via een lange loopbrug over het water, parallel daarmee loopt een bovengrondse verbindingsloopgraaf met betonnen kogelschermen. Deze Grote Wacht is ruim uitgebouwd met stellingen in het gehucht en meer naar het westen de stellingen van de loopgraaf R en een aantal kleine posten voorbij hoeve K.
De post van ‘de Smis’, ‘poste de la Forge’ genoemd naar het ‘Cabaret de la Forge’ gelegen ten noordwesten van Oud-Stuivekenskerke, vormt een verbinding tussen de Noordelijke en Zuidelijke Grote Wacht en ligt eveneens aan de Reigersvliet. Die post met zijn strodak en zijn lange loopbrug is tijdens de oorlog meermaals het onderwerp van een foto of tekening geweest en is dan ook vrij goed gekend in de iconografie, net zoals de toren van Oud-Stuivekenskerke, waar pater Martial Lekeux, speurend over een eindeloos waterlandschap, eenzaam de wacht hield.
In maart 1918 worden enkele gevechten geleverd, die beslissend zijn voor het behoud van de voorposten aan de Reigersvliet. De Duitsers voeren eerst gedurende enkele weken geregeld artilleriebeschietingen uit, vooraleer ze tot de aanval overgaan. Aldus pogen de Duitsers, de Belgen vast te houden in de streek ten noorden van Diksmuide om daarna onverhoeds aan te vallen in andere sectoren.
Op 6 maart 1918 vallen de Duitsers vroeg in de ochtend, na een hevige beschieting, de Grote Wachten aan. De stormelementen van de 214ste Duitse Infanteriedivisie richten zich op de Noordelijke Grote Wacht en de ‘Poste des deux Pommiers’.
De te voet gestelde ruiters wijken achteruit op de westelijke oever van de Reigersvliet, waar ze later op de dag door patrouilleurs ontzet worden. In het zuiden blijven de stellingen behouden. Door een tegenaanval van de Belgen wordt de Noordelijke Grote Wacht gedeeltelijk heroverd.
In de vooravond kunnen de voorposten terug ingenomen worden o.a. door een bataljon te voet gestelde Jagers te Paard.
Op 9 maart wordt de Duitse aanval hernomen, maar door een spervuur weer geblokkeerd.
Op 18 maart wordt de 3de aanval uitgevoerd. De Duitsers gebruiken opnieuw gas, maar ditmaal hebben de Belgen gasmaskers bij zich en blijven vrijwel ongedeerd. In de Noordelijke Grote Wacht wordt de hele dag gevochten, maar het verdedigingssysteem van het Lansiersregiment houdt stand. In de Zuidelijke Grote Wacht levert de 3de Compagnie van het 1ste Bataljon Karabiniers-Wielrijders zware lijf aan lijf gevechten, waarbij ze zelfs vanuit verschillende richtingen worden aangevallen. Zij moeten wijken en alleen de post de ‘smis’ blijft behouden. Maar de 2de Compagnie zal hun tegemoet komen over loopbruggen van achter de spoorwegberm.
De tocht over de loopbruggen is een hele gevaarlijke onderneming. De loopbruggen zijn glibberig en hier en daar vernield, bovendien is men voortdurend aan het vijandelijke vuur blootgesteld.
Na enkele uren worden de ingenomen stellingen opnieuw veroverd door de Belgen. 's Avonds wordt de toestand in de sector hersteld, maar ten koste van zware verliezen.
Sommige van de troepen, die aan deze gevechten deelgenomen hebben, krijgen op 6 maart reeds een eervolle vermelding en mogen de naam Reigersvliet op hun emblemen en schilden dragen.
Het is hoofdzakelijk omwille van een betere zichtbaarheid dat de naamsteen ‘Grote Wacht Reigersvliet’ op de oever van de Reigersvliet aan de driesprong ‘de Smis’ is geplaatst, ongeveer halfweg tussen beide Grote Wachten.
(Bron: Catalogus ‘Naamstenen 1914-1918’, Provincie West-Vlaanderen 1988)