DNA-onderzoek identificeert stoffelijke resten
05 September 2007
- Zonnebeke
- Bron: Memorial Museum Passchendaele
INTERNATIONALE PRIMEUR VOOR ZONNEBEKE: 90 JAAR NA DE SLAG VAN PASSENDALE WORDEN VOOR HET EERST STOFFELIJKE RESTEN VAN VERMISTEN GEÏDENTIFICEERD MET DNA
Begin september 2006 werden in Zonnebeke de stoffelijke resten teruggevonden van vijf Australische soldaten. Dit gebeurde door een team van het Memorial Museum Passchendaele 1917 en de intergemeentelijke dienst Archeo7, tijdens graafwerken voor een nieuwe gasleiding op het gehucht Westhoek. Vier van de vijf skeletten waren gewikkeld in dekens en dichtgebonden met koperdraad. De stoffelijke resten van de vijfde waren toegedekt met een ‘ground sheet’ en uitzonderlijk goed bewaard. Resten van kledij, schoeisel en enkele insignes lieten geen enkele twijfel bestaan over hun nationaliteit.
Op één van de lichamen werd een tweeledige mouwinsigne teruggevonden van de 4de Australische Divisie. De vindplaats lag in het hinterland van deze divisie tussen 22 en 30 september 1917. De bataljons 45 tot en met 52 tellen voor die periode 136 vermisten, die vermeld staan op de Ieperse Menenpoort. De meeste slachtoffers vielen op 26 september tijdens de Slag om het Polygoonbos en in de daaropvolgende dagen door artilleriebeschietingen. Niet ver van de vindplaats passeerde een medische evacuatieroute.
Van minstens 30 vermisten is teruggevonden dat ze rond de vindplaats bijgezet werden op een kleine begraafplaats. Deze is na de oorlog ontruimd, waarbij de meeste slachtoffers echter als onbekenden begraven zijn. Hun persoonlijke bezittingen waren immers teruggestuurd naar Australië en de kruisen die de graven markeerden, zijn meer dan waarschijnlijk verloren gegaan in latere gevechten. Op de een of andere manier zijn de stoffelijke resten van de vijf teruggevonden Australiërs bij de na-oorlogse opruimingswerken over het hoofd gezien, misschien omdat er al een weg overliep.
Door tussenkomst van de Belgische Dienst Oorlogsgraven werden van elk van de vijf stoffelijke resten DNA-stalen genomen. Intussen kon door forensisch onderzoek van vier van de vijf slachtoffers ook de leeftijd en de doodsoorzaak bepaald worden. Na intensief speurwerk door de Australische autoriteiten en met hulp van de Australische media, werden van drie mogelijke slachtoffers verwanten teruggevonden. Hun genetische data werden overgemaakt naar België, waar vastgesteld is dat er bij twee van de drie betrokkenen onmiskenbare overeenkomsten waren.
Skelet n°5 is geïdentificeerd als dat van Private 3504 John Hunter van het 49th Battalion AIF uit Nanango in Queensland. Hunter was landwerker van beroep en nam op 25 oktober 1916 dienst, maar arriveerde pas midden augustus 1917 aan het Westelijk front. Op 26 september 1917 viel de 4de Divisie aan in de richting van Zonnebekedorp, links van het Polygoonbos. Zijn vuurdoop werd meteen ook zijn dood. Volgens de familie-overlevering zou Johns jongere broer Jim, die bij dezelfde eenheid diende, hem helpen begraven hebben.
In de nasleep van de Slag om het Polygoonbos, kwam op 30 september 1917 ook 1868 George Calder van het 51st Battalion AIF om het leven. Deze mijnwerker uit Boulder, Western Australia ging op 12 januari 1916 bij het leger en werd uiteindelijk bevorderd tot Sergeant. Een jaar na zijn dood ontving George’s broer John een gouden ring, een schaartje, een zakdoek en een vulpen die op het lichaam gevonden waren. Moeder Janett kreeg postuum zijn medailles. Calder werd thans geïdentificeerd als slachtoffer n°3.
Het is de allereerste keer dat stoffelijke resten uit de Eerste Wereldoorlog, nagenoeg zonder bijvondsten, geïdentificeerd worden door een combinatie van doorgedreven historisch onderzoek en DNA. Bepalend voor de determinatie was ook het deskundig archeologisch onderzoek, uitgevoerd door een team van de intergemeentelijke archeologische dienst Archeo7 en het Memorial Museum Passchendaele 1917. Het Museum, gespecialiseerd in de Slag van Passendale, tekende eveneens voor het historisch onderzoek, samen met de Australian Army History Unit. Het DNA-onderzoek op<