Op 5 juli 2008 werd de 80e verjaardag gevierd van het blazen van de Last Post onder de
Menenpoort.
De oorsprong van deze unieke ceremonie gaat terug tot de opening van het gedenkteken zelf, op een heldere zomerdag in juli 1927. De officiële inauguratie van de Menenpoort was altijd al voorbestemd om een bijzonder emotionele gebeurtenis te worden. De legers van het Britse Rijk en hun bondgenoten hadden tussen 1914 en 1918 enorme offers gebracht om de stad te verdedigen, en vele duizenden die een zoon of een echtgenoot hadden verloren waren aanwezig in Ieper om de onthulling van 'hun' gedenkteken bij te wonen. Zoals het een dergelijke gelegenheid betaamt, was er een zekere mate van formele ceremonie. De koningen en de generaals hielden toespraken; de bisschoppen zeiden gebeden; de menigte zong hymnen. Maar bijna iedereen die daar toen aanwezig was, was het er later over eens dat het meest aangrijpende moment van het hele gebeuren het spelen van de Last Post (door de hoornblazers van het 2de bataljon van de Somerset Light Infantry) en van het Lament (door de doedelzakspelers van het 1ste bataljon van de Scots Guards) was. De verslaggever van de Daily Mail schreef: 'Niemand zou het wezenlijke, eenvoudige verdriet, uitgedrukt door deze trieste noten kunnen aanhoren zonder ontroerd te worden. Maar op deze ochtend, gespeeld op de tot ruïnes vervallen wallen van Ieper, uitkijkend over de weg die naar de dood leidde, was de kwellende droefheid ervan haast ondraaglijk. Tranen vulden ogen en snikken welden op de keel. Weg van de gracht, over de velden naar de kerkhoven, hoorde je de bedroefde boodschap van een rouwende natie…' Hij voegde eraan toe dat de muziek 'leek te zijn gecomponeerd uit tranen en gebroken harten…'
Ook veel van de plaatselijke bewoners in Ieper waren diep ontroerd door het spelen van de Last Post. Een van hen was het hoofd van de politie,
Pierre Vandenbraambussche. Zoals veel van zijn stadgenoten was hij al een tijdlang onder de indruk van de gestage stroom pelgrims - vooral Britten - die sinds het begin van de jaren twintig naar de slagvelden en de kerkhoven van de oude Salient begonnen te komen. Een aantal jaren al speelde hij met de idee dat de Ieperse bevolking een manier zou moeten vinden om hun dankbaarheid uit te drukken aan deze getroffen pelgrims, en ook aan al diegenen die hadden gestreden en het leven hadden gelaten voor de vrijheid en de onafhankelijkheid van België. Toen hij de Last Post hoorde spelen onder de Menenpoort, wist hij dat hij het perfecte middel gevonden had. Niet alleen was de symboliek van de muziek zo toepasselijk (de Last Post was in het Britse leger lang beschouwd als de traditionele groet aan de gesneuvelde strijder), maar ook de locatie kon niet gepaster zijn, aangezien door de Menenpoort honderdduizenden Britse troepen naar het front waren gemarcheerd, waarvan er velen nooit zouden terugkomen. Het feit dat de ceremonie zou betekenen dat het verkeer zou moeten worden tegengehouden droeg alleen maar bij tot de symbolische betekenis van het gebeuren: elke dag zou de drukke moderne wereld enkele momenten lang gedwongen worden halt te houden en te denken aan diegenen die in hun naam het ultieme offer hadden gebracht.
De Last Post was een bugelsignaal, gespeeld in het Britse leger (en in de legers van vele andere landen) om het einde van de bezigheden van de dag en het begin van de nachtrust aan te kondigen. In de ceremonie van de Last Post (en in de ruimere context van het herdenken) is het een laatste vaarwel gaan vertegenwoordigen aan de gesneuvelden aan het eind van hun aardse bezigheden en het begin van hun eeuwige rust.
Net zo was de Reveille een bugelsignaal, gespeeld bij het begin van de dag, om de troepen uit hun slaap te wekken en naar hun plicht te roepen. In de ceremonie van de Last Post (en in de ruimere context van het herdenken) is het niet enkel een terugkeer naar het dagelijkse leven aan het eind van de huldeblijk gaan vertegenwoordigen, maar ook de ultieme heropstanding van de gesneuvelden op de dag van het Laatste Oordeel.
Tijdens een aantal vergaderingen in Hotel Splendid and Britannic, legde commandant Vandenbraambussche zijn ideeën voor aan een groep gelijkgestemde vrienden - voornamelijk prominente personen uit het publieke leven van de stad. De voorstellen van de commandant konden op enthousiaste steun rekenen en er werd een comité opgericht om de praktische kant aan te pakken. De stad was bereid mee te werken om elke avond het verkeer stil te leggen en de commandant van de plaatselijke vrijwillige brandweerbrigade stemde erin toe dat een aantal van zijn bugelspelers zouden worden getraind in het spelen van de Last Post (een traditie die tot op vandaag wordt voortgezet). Geld voor het betalen van de bugelspelers werd geschonken door plaatselijke sympathisanten. Tegen het midden van de zomer was alles klaar en op de avond van 1 juli 1928 - de twaalfde verjaardag van het begin van de Slag aan de Somme - werd om negen uur de ceremonie van de Last Post voor de allereerste keer gespeeld.
De eerste ceremonie werd bijgewoond door ongeveer zeventig toeschouwers, maar de reputatie en de populariteit ervan groeiden snel. Er was aanzienlijke steun van de plaatselijke bevolking, maar de Last Post werd in het bijzonder gewaardeerd door het steeds toenemende aantal Britse bezoekers. Positieve reacties na de massale pelgrimstocht van het Britse Legion in augustus 1928 (toen meer dan 40.000 ex-soldaten en familieleden van de gesneuvelden naar Ieper afzakten), overtuigden Vandenbraambussche en zijn mede-oprichters ervan dat ze moesten doorgaan met hun initiatief. Maar tegen de herfst van 1928 begonnen de financiële middelen op te raken en begon, met de winter voor de deur, ook de stroom pelgrims af te nemen. Na een laatste ceremonie op 30 september werd met tegenzin besloten dat de ceremonie moest worden opgeschort tot het volgende jaar.
De Last Post werd hernomen op 1 mei 1929, met de goedkeuring van een aanzienlijk deel van de bevolking. Wegens de blijvende financiële en andere praktische moeilijkheden was opnieuw het plan dat de ceremonie aan het eind van het jaar opgeschort zou worden. Tegen dit idee rees echter zo'n publiek protest (er was al een sterke reactie geweest op de onderbreking van 1928) dat het organiserende comité zich verplicht voelde te garanderen dat de ceremonie het jaar rond zou kunnen doorgaan. Om dit doel te helpen bereiken werd besloten dat het bestaande informele comité moest worden vervangen door een meer gestructureerde organisatie, met eigen statuten en vastgelegde doelstellingen. Op 15 mei 1930 werd in het recent heropgebouwde stadhuis het
Last Post Committee formeel boven de doopvont gehouden door middel van een notariële akte (notaris Ernest de Cock zat voor). Het is misschien geen verrassing dat de eerste voorzitter Pierre Vandenbraambussche was (hij zou die functie bekleden tot aan zijn dood in 1936). Richard Leclercq werd aangewezen als vice-voorzitter en Florimond Vandevoorde als secretaris-schatbewaarder.
Lijst van voorzitters
- Pierre Vandenbraambussche OBE 1928-1936
- Richard Leclercq OBE 1936-1946
- Burgomaster Jean Van der Ghote OBE 1946-1953
- Florimond Van de Voorde OBE 1953-1966
- Guy Gruwez OBE, MNZM, MSM, AOM 1966-2006
- Benoit Mottrie MNZM 2006-
De jaren dertig waren voor de rest vooral een periode van consolidatie. De Last Post verankerde zijn positie in het publieke leven van de stad en droeg bij tot haar immer groeiende internationale reputatie. De financiële middelen bleven het belangrijkste probleem, in het bijzonder tijdens de moeilijke jaren van de Grote Depressie. Gelukkig hielp een reeks vrijgevige schenkingen uit Groot-Brittannië om te kunnen doorgaan (in 1935 schonk de Easter Pilgrimage, georganiseerd door het Surrey Royal British Legion £ 400 -- in die dagen een klein fortuin) en de vindingrijkheid van het comité kon de meeste andere problemen wel aan.
Er was echter één probleem dat zelfs de vindingrijkheid van het comité niet kon oplossen: Adolf Hitler. Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers de Lage Landen binnen, en binnen de twee weken naderden ze Ieper. De stad werd bezet op 28 mei, hoewel documenten suggereren dat de ceremonie zelf al acht dagen eerder was opgeschort - een duidelijk geval van het hoofd te buigen voor het onvermijdelijke. Voor zover bekend heeft de Duitse bezettersmacht het spelen van de Last Post niet officieel verboden, maar de manier waarop ze andere monumenten van de Eerste Wereldoorlog en kerkhoven behandelde, suggereert dat het een wijze beslissing was van de leden van het comité om de bugels voor een tijdje op te bergen. Maar zelfs nu, te midden van een wereldcrisis, bleef de Last Post zijn symbolische betekenis behouden voor de volkeren van de vrije wereld. Toen ze het nieuws vernamen dat de ceremonie niet meer doorging in Ieper, besloot een groep plaatselijke burgers een maandelijkse Last-Post-ceremonie te organiseren op het perceel van de Belgische militairen op Brookwood Cemetery, in de buurt van het Engelse Guilford (het Brookwood Last Post Committee is nog steeds een regelmatige en populaire bezoeker van de Menenpoort, al zestig jaar lang).
Tegen 1944 hadden de oorlogskansen zich tegen de nazi's gekeerd. Op 6 juni vielen de geallieerden het Europese vasteland binnen en tegen begin september had de voorhoede van het bevrijdende leger de omgeving van Ieper bereikt. De Duitsers hadden slechts een kleine achterhoede achtergelaten om de stad te verdedigen, en toen op 6 september de nacht viel, waren deze verspreide eenheden ofwel bijeengedreven ofwel uitgeschakeld door de troepen van de 1ste Polish Armoured Division. Die avond - naar men zegt, terwijl er in het noorden van de stad nog werd gevochten - werd de Last Post opnieuw gehoord onder de Ieperse Menenpoort. De plaatselijke traditie vertelt dat de bugelspeler in kwestie, Jozef Arfeuille, zo meegesleept werd door de euforie van het ogenblik (of misschien door de grote hoeveelheden jenevermoed die hij naar het schijnt in zich had opgenomen) dat hij het bugelsignaal niet minder dan zes keer speelde!
Traditiegetrouw worden de bugelspelers van de Last Post Association gerekruteerd uit de vroegere en huidige rangen van de plaatselijke brandweerbrigade, waarvan ze bij ceremoniële gelegenheden ook het uniform dragen. In de 80-jarige geschiedenis van de Association zijn er slechts achtien
bugelspelers geweest:
- Eugene Angellis + 1927-1940
- Henri Lacante + 1927-1940
- Cyriel Demeulenaere + 1927-1950
- Jozef Arfeuille + 1928-1955
- Albert Catteuw + 1935-1960
- Maurice Baratto MBE 1944-1980
- Daniel Demey MBE + 1945-1995
- Antoine Verschoot MBE 1954-2015
- Jan Roose 1960-1968
- Albert Verkouter MBE 1966-2010
- Martial Verschoot 1980-1987
- Rik Vandekerckhove 1982-
- Michel Ghesquiere 1983-2003
- Dirk Vandekerckhove 1984-
- Tony Desodt 1995-
- Raf Decombel 2000-
- Filip Top 2007-
- Jan Callemein 2008-
- Christophe Wils 2010-
Het is de dagelijkse toewijding van deze mannen die de Last Post heeft gemaakt tot wat ze is.
Tijdens de laatste maanden van 1944 en in 1945 kwamen verschillende eenheden van het Britse en het Canadese leger hun opwachting maken bij de ceremonie van de Last Post. Maar in 1946 waren alle legers naar huis teruggekeerd en ging de Last Post een periode in van relatief verval. Het eeuwige geldprobleem stak nog maar eens zijn lelijke kop op (de oorlogsjaren hadden de waarde van het investeringsfonds van het comité gedecimeerd) en er werd met spijt besloten dat het comité aan alle ereleden zou moeten vragen een jaarlijkse contributie te betalen. Andere sympathisanten leverden vrijgevige eenmalige bijdragen (zoals een donatie van staatsobligaties voor een waarde van 10.000 BEF door voorzitter Richard Declercq), terwijl later een overzees fonds zou worden opgericht in Canada, gefinancierd door de veteranen van de provincie British Columbia. Dankzij de tussenkomst van de Rotary Club deed ook Iepers jumelagestad Sittingbourne in Kent ook een forse schenking van £ 1000.
De soberheid van de onmiddellijke naoorlogse periode werd eind jaren vijftig, begin jaren zestig geleidelijk vervangen door een economische heropleving. Dit viel samen met een complementaire heropleving van de voorspoed van de Last Post: meer en meer mensen vonden opnieuw hun weg naar Ieper. Het aantal toeschouwers begon weer te stijgen en de ceremonie begon haar vooroorlogse internationale reputatie terug te winnen. Dit werd weerspiegeld in de groeiende interesse op officieel niveau voor de werking van het Last Post Committee. De hertog van Gloucester woonde in mei 1957 de ceremonie bij en in mei 1966 werd de Menenpoort vereerd met het bezoek van koningin Elizabeth II en de hertog van Edinburgh, vergezeld door de Belgische koning Boudewijn en koningin Fabiola.
Hoe belangrijk deze heropleving in de jaren zestig ook was, ze was niets in vergelijking met de massale explosie van populaire interesse in de jaren zeventig en tachtig voor alles wat met de Grote Oorlog te maken had. Terwijl de generatie die aan het Westelijk Front had gestreden geleidelijk begon uit te sterven, probeerden hun kinderen en kleinkinderen laattijdig uit te zoeken wat er werkelijk was gebeurd in de loopgraven, voor het helemaal te laat was. De studie van de familiegeschiedenis kende een bloeitijd. Het slagveldtoerisme - een belangrijk kenmerk van de jaren twintig en dertig dat na 1945 haast niet meer bestond - was herboren. Ook de scholen herontdekten de Eerste Wereldoorlog als een belangrijk element van hun curriculum. Dit was geschiedenis op zijn persoonlijkst en het lokte een betrokkenheid uit op het idee van herdenking die sinds het interbellum niet meer was vertoond. Het resultaat was dat pelgrims naar Ieper werden gelokt in aantallen die niet meer waren gezien sinds 1939. In plaats van honderden woonden nu makkelijk duizenden elke week de Last Post-ceremonie bij. Terwijl eind jaren zeventig de toegewijde winterse bezoeker zich soms nog alleen onder de Menenpoort kon bevinden met de bugelspelers, waren er tegen het eind van de jaren tachtig zelfs op kerstdag en op nieuwjaarsdag grote menigten.
Deze trend werd nog versterkt door een nieuwe factor: de
media. Hoewel de INR (de Belgische radio) de Last Post al had uitgezonden op 11 november 1930, had de interesse van de media in de beginjaren niet of nauwelijks een rol gespeeld in de groei van de ceremonie. Tegen de jaren zeventig was dat alles echter verandred. De media in het algemeen, en de nieuwe en de alomtegenwoordige aanwezigheid van de televisie in het bijzonder, waren een onvervangbaar deel van ons dagelijkse leven geworden, dat niet alleen een invloed had op ons koopgedrag maar ook op de manier waarop we naar de wereld kijken. De live-uitzending door de BBC in 1973 van de Remembrance Day-ceremonie in Ieper, met suggestieve beelden van een in mist gehuld
Tyne Cot Cemetery, veroorzaakte een golf van positieve reacties. De ceremonie van de Last Post stond nu duidelijk op de kaart van de media en vanaf dat ogenblik is de Last Post regelmatig uitgezonden door zowel nationale als internationale televisie en radio.
Vanaf het allerprilste begin werd de Last Post vereerd met de aanwezigheid van
ontelbare voorname bezoekers van over de hele wereld. Veel leden van de leidende Britse klasse hadden zonen verloren tijdens de Grote Oorlog en in het interbellum waren er veel bezoeken door hooggeplaatste figuren uit de maatschappij van Groot-Brittannië en zijn Rijk. Lord Stamfordham, privé-secretaris van wijlen koningin Victoria en koning George V, bezocht de ceremonie in 1929. Lloyd George -eerste minister tijdens de oorlog en aartsrivaal van het Offensief van Passendale van generaal Haig - bracht ook een privé-bezoek, net als de Australische eerste minister, A.A. Lyons. Lady Haig, de weduwe van de overleden veldmaarschalk, woonde de ceremonie bij in 1935. Het bezoek van de Britse en Belgische koninklijke families werd al eerder vermeld en in 1979 keerden koning Boudewijn en koningin Fabiola een tweede keer terug. Vanaf dat moment werden belangrijke ceremoniële bezoeken zo talrijk dat het bijna onmogelijk is ze alle te vermelden: eerste minister Lange van Nieuw-Zeeland, president George Bush senior van de Verenigde Staten, Moeder Theresa uit Calcutta, prinses Alexandra, Sir Bob Geldof die faam had verworven met 'Band Aid'. Maar misschien wel de meeste betekenis had de pelgrimage van Zijn Heiligheid Johannes-Paulus in 1985. De onvergetelijke televisiebeelden van de paus die op de trappen van de Menenpooort bad voor vrede en voor de gesneuvelden, werden over de hele wereld getoond, en luidden een nog spectaculairdere groei in van het aantal mensen dat de dagelijkse ceremonie bijwoont. Tegen het eind van de jaren tweeduizen was dit aantal gestegen tot een duizelingwekkende 250.000 bezoekers per jaar.
Terwijl het aantal bezoekers - in het bijzonder onder jonge mensen - is toegenomen en terwijl de herinnering aan de oorlogsjaren langzaam terugwijkt in het verleden, heeft ook het belang van de Last Post-ceremonie in de ogen van het publiek een wijziging ondergaan. Sommigen - heel weinigen - zien de ceremonie als een verheerlijking van de oorlog. Anderen - een veel groter aantal - zien haar als een bezwarende aanklacht tegen alle gewapende conflicten, een verschrikkelijke herinnering aan de prijs die moet worden betaald als de verschillen tussen naties niet op niet-gewelddadige manier kunnen worden geregeld. Nog anderen zien haar als een symbool van vrede en verzoening, een schreeuw tegen al die dingen die de volkeren van de wereld scheiden: gulzigheid, trots, onrechtvaardigheid, agressie. Dit zijn mooie en edele gevoelens, in het bijzonder gepast in een stad als Ieper, die zichzelf heeft gewijd aan de wereldvrede.
Maar de ceremonie van de Last Post blijft in wezen wat ze altijd is geweest - een eenvoudige
daad van herdenken, waarvan de bedoeling is hulde te brengen aan de moed, de plichtsbewustheid en de zelfopoffering van zij die deze stad tijdens haar donkerste uren hebben verdedigd. Haar centrale filosofie werd misschien het duidelijkst samengevat in het verslag van de jaarlijkse algemene vergadering van het Last Post Committee in 1945: 'Onze eerste woorden zijn woorden van bewondering voor en dank aan de geallieerde legers die ons getormenteerde land hebben bevrijd. We zullen nooit in staat zijn de enorme schuld terug te betalen die we verplicht zijn aan deze dappere mannen, die de gave van de vrijheid hebben teruggeven aan de wereld, vaak ten koste van hun eigen leven…' De huidige Last Post Association (het comité kreeg in 1999 een nieuwe naam) probeert te garanderen dat deze ereschuld betaald blijft worden - 'in eeuwigheid'.
Er wordt vaak gezegd dat de geschiedenis een cirkel is, die zichzelf tot in het oneindige herhaalt. Het is daarom misschien gepast deze samenvatting te beëindigen door terug te keren waar we zijn begonnen - de inauguratie van de Menenpoort in 1927. In een commentaar op het spelen van de Last Post en de Lament schreef de verslaggever van de Daily Express: 'Het geluid op die plek was onbeschrijflijk. Je vergat de Menenpoort, de menigte, het decor zelf, en je gedachten zwermden uit naar het open veld waar nu het koren wiegt en de bloemen groeien, en daar wachtte je met bloedend hart op het einde, je wachtte, zo leek het, op een signaal dat van daar door de Menenpoort zou moeten komen.' Er is heel weinig veranderd in de voorbije 80 jaar.
Meer info op
www.lastpost.be
Guy Gruwez en Ian Connerty (2001 - aangepast 2008)
Met dank aan Carl Denys voor het doorsturen van de tekst.