Artikel overgenomen uit de Gidsenkroniek Ieper-Poperinge-Westland, Jaargang 2019/5
Door Marnick Storme
Essex Farm Cemetery. Duizenden bezoekers houden er elk jaar halt om de hospitaalbunkers van John Mc Crae te bezichtigen. Maar evenveel bezoekers lopen bijna blindelings naar het graf van ‘boy soldier’
Joe Strudwick. Je hoeft maar het platgetreden traject van het kunstgraspad te volgen om bij zijn grafsteen te arriveren. Wie pech heeft, moet eerst wachten tot de zoveelste groep wijkt van voor zijn laatste rustplaats. Dat zijn graf bijna een heus bedevaartsoord zou worden, kon Joe Strudwick bij leven niet vermoeden. Hij zou het liever anders hebben gehad, maar de oorlog besliste er anders over.
Wat weten we eigenlijk over Joe Strudwick, behalve wat op zijn grafsteen staat?
“5750 Rifleman V. J. Strudwick / The Rifle Brigade / 14th January 1916 / AGE15.”
Joe werd geboren op woensdag 14 februari – vandaar zijn voornaam Valentine – 1900 in Falkland road, Dorking, Surrey. Hij was de tweede zoon van Jesse Strudwick, een tuinier en Louisa Fuller, wasvrouw van beroep. In totaal had hij twee stiefzussen (uit het eerste huwelijk van zijn vader), drie broers en twee zussen. Na zijn beperkte opleiding op de school van St. Paul’s in zijn buurt, ging hij werken als landbouwersknecht en bij een oom die kolenhandelaar was. Hij werd beschreven als ‘groot en goed gebouwd’.
Hij meldde zich als vrijwilliger aan in Lambeth, januari 1915 toen hij dus nog maar 14 was! Het is niet duidelijk hoe hij erin slaagde om zijn echte leeftijd te verdoezelen. Na zijn opleiding vertrok hij met het 8ste bataljon van de Riflebrigade (ook genoemd the Prince Consort´s Own) naar Frankrijk op woensdag 19 mei 1915. Op het einde van die maand kreeg hij al praktijkopleiding met het regiment van de ‘North en South Staffordshires’ in de frontlinies van de Ploegsteertsector. (Zijn bataljon is toegevoegd aan de 1/5th en 1/6th North and South Staffordshire, 46 North Midland Division – 137th Brigade). Zijn eerste opdracht voerde hij uit op 7 juni bij St. Elooi. Maar kort daarna werd hij al gewond en naar Engeland teruggestuurd om te herstellen in Sheerness, Kent. Hij heeft door zijn verblijf in Engeland waarna hij pas op 12 augustus terugkeert, de verschrikkelijke gevechten rond Bellewaarde en het Hooge niet moeten meemaken (16/6/1915 Bellewaarde Ridge, 19/7/1915 Hooge Crater mijn, 30-31/7/1915 eerste aanval met vlammenwerper en 9/8/1915 mijnkrater terug heroverd).
Op woensdag 12 augustus keerde hij terug naar de ‘Ypres salient’ waar hij zich opnieuw voegde bij wat er nog overbleef van het 8ste bataljon. Het bataljon had immers zware verliezen geleden – 19 officieren en 469 manschappen –- op 30 juli bij Hooge. Via zijn makkers in zijn peloton kwam hij gauw genoeg te weten wat het droevige lot was geweest van vele vrienden bij de aanval op Hooge. Zijn eerste taak was nu om karweien uit te voeren bij het kanaal van Ieper naar Boezinge. Daarna keerde hij terug naar de frontlinies bij Potyze op 23 augustus. Begin september was hij tijdens zijn dienst getuige van een hevig luchtgevecht boven de Britse frontlijn, waarbij het Britse vliegtuig werd neergehaald en te pletter stortte in Duits gebied. Op 6 september werd hij afgelost en naar ‘Ginger Bread Chateau’ (kasteel van de Potyze?) gebracht, waar hij door een omnibus werd opgepakt en naar Watou gevoerd om daar te rusten, te oefenen en karweien uit te voeren.
Dat stemde hem tevreden omdat hij eindelijk een warm bad kon nemen en vers ondergoed aantrekken! In Poperinge kon hij ook voor even genieten van andere verstrooiing samen met vrienden. Op 6 september wordt zijn brigade afgelost en naar “Ginger Bread Chateau” en verder naar Watou. In de War Diary van 9/9/1915 (zie afbeelding onder) staat dat er een “zorgvuldige” medische inspectie was en 35 niet fit genoeg waren voor verdere dienst, er 15 leden aan ‘nervous breakdown” en er 10 anderen waren jonger dan 18 jaar. Bijgevolg, Strudwick was niet de enige in dit bataljon die door de mazen van het net was geglipt.
Op 13 september marcheerde hij naar Poperinge van waaruit hij per trein naar ‘Ypres Asylum’ (station van Ieper) werd gebracht en van daar naar hun kampement waar ze in reserve afwachtten. De volgende morgen kreeg hij karweien die de eerste twee weken zouden in beslag nemen. Daarna werd hij op 28 september naar de loopgraven gestuurd bij ‘Bellewaerde farm’ (Hooge). In deze periode werd Ieper en de omgeving van het Hooge en Bellewaarde Farm hevig gebombardeerd. De afgrijselijke taferelen die hem daar opwachtten, werden nog versterkt door een weerzinwekkende geur van ontbindende lijken. De loopgraven waren in een verschrikkelijke toestand, volledig ondergelopen en fel beschadigd na de voorgaande gevechten.
In de War diary van 23/9/1915 lezen we: Bn bivouacked. Refitting and reorganising … Received to send back to Engeland men under 17 years of age. Waarschijnlijk het gevolg van het medisch onderzoek hierboven vermeld. Hier weer de vraag: Waarom bleef Strudwick?
War diary 6/10/1915: bataljon wordt afgelost en “A general feeling throughout the Bn that the 14th Div. has had more than its share of this unpleasant salient. Men have lost confidence and do not show themselves at their best”. (“Een algemeen gevoel overal in het bataljon dat de 14de div. meer dan zijn aandeel van deze onaangename salient heeft gehad. De mannen hebben hun vertrouwen verloren en vertonen zich niet op hun best”.)
En dan verder op 11/10/1915: een steeds groter probleem is hoe er moet omgegaan worden met mannen in de loopgraven waarvan de zenuwen het dreigen te begeven. Hierbij rijst de vraag hoe Strudwick hiermee omging?
Tijdens de maand november en december verblijven ze alternerend in rustkampen of staan ter beschikking van o.a. de 6th Division voor werken aan de frontlinie in de omgeving van het Ieper-IJzer kanaal. Ondertussen blijven de artillerie van de machinegeweren aan beide zijden zeer actief. Niet alleen de frontlinies krijgen hun deel artillerievuur te verwerken maar ook het achterland. Er zijn geen belangrijke acties of aanvallen en het is een zogezegde rustige periode maar als we de slachtoffers bekijken voor de periode van 1 november tot 17 december: 2 officieren gedood en 10 gewond. Bij de manschappen vielen er 81 doden en 228 gewonden. Eind december gaat de 14th Div. op rust in Frankrijk om dan begin januari 1916 terug te keren naar de omgeving van het kanaal.
Voor de periode van december tot januari 1916 zijn blijkbaar de War Diary voor het 8th Bn niet voorhanden of verloren/vernietigd. Uit het divisiedagboek kunnen we opmaken dat de divisie het gebied van La Belle Alliance, Frascati, Hill Top Farm, Noordhof farm en Belmont Farm bezetten. (Zie boven: uittreksel uit loopgravenkaart St Julien 28 N W 2 met deze gebieden omcirkeld).
Uit het dagboek blijkt verder dat ze dagelijks onder Duits artillerievuur lagen. Verder zijn het rustige dagen. Als je het aantal slachtoffers bekijkt (uit de lijst met slachtoffers als bijlage bij het dagboek) blijkt dat er in de 41st Infantry Brigade, waartoe 8th Bn Rifle Brigade behoort, er tussen 1 januari en 14 januari 1916, 286 slachtoffers vallen (6 officieren en 280 manschappen) Op 14 januari 1916 is dat één officier en 16 manschappen. Strudwick is één van de doden.
The Dorking Advertiser publiceerde na zijn dood het volgende op zaterdag 22 januari 1916: (vrij vertaald)
Nog een soldaat uit Dorking is eervol gesneuveld voor zijn vaderland.
Soldaat Valentine Joe Strudwick van het 8ste Rifle Brigade trad in dienst 12 maanden geleden, en op de dag van zijn overlijden op 14 januari had hij de leeftijd van 16 jaar nog niet bereikt, daar hij geboren was op Valentijnsdag 1900. Zijn moeder zou hem natuurlijk nog een paar jaar liever niet in het leger gezien hebben, maar de jonge Strudwick had daar geen oren naar – een mooi voorbeeld voor ouderen die zich nog niet aangemeld hebben en misschien een verwijt!
Na slechts zes weken opleiding werd hij naar Frankrijk gestuurd. Al gauw verloor hij twee kameraden die naast hem stonden – allebei op slag dood. Hij was daardoor zo geschokt en bovendien ook het slachtoffer van een gasaanval, dat hij voor drie maanden opgenomen werd in het ziekenhuis van Sheerness. Na herstel vervoegde hij zijn regiment en deze week dan kreeg zijn moeder het volgende bericht van zijn commandant, gedateerd op 15 januari:
Het spijt me ten zeerste u te moeten informeren dat uw zoon gedood werd door een granaatinslag op 14 januari. Hij was op slag dood en heeft niet geleden. Zijn lichaam werd door een aantal kameraden gebracht naar een kleine begraafplaats achter de linies waar het deze morgen eervol begraven werd. Een kruis wordt gemaakt en zal spoedig op zijn graf geplaatst worden. Rifleman Strudwick werd gerespecteerd door zijn kameraden en officieren en het spijt ons ontzettend om zulk een goede soldaat te moeten verliezen. Van hun kant én de onze bied ik u onze oprechte blijken van medeleven aan.
De overledene was mevrouw Strudwick’s tweede overlevende zoon en haar verdriet is des te groter daar zij hem niet meer had kunnen zien sedert hij in dienst trad. Ze heeft een tweede zoon in de Royal Field Artillery.
De jonge Strudwick was een oud-leerling van St Paul’s.
De oudere broer, Jesse Strudwick, regimentsnummer 121109 werd uit het leger ontslagen op 3 juli 1916 om medische reden (ziekte). Joe ontving de Victory Medal, de British War Medal en de 1915 Star Medal. Hij ligt begraven op Essex Farm Cemetery In Plot I Rij U. Op zijn grafsteen staat als epitaaf: “Niet uit onze herinneringen, noch verstoken van onze liefde.” (“Not gone from memory or from love”). Hij wordt ook herdacht op het Dorking oorlogsmonument (zie afbeelding onder) en de namenlijst (Roll of Honour) van St. Paul’s en St. Martin’s Parish Churches.
Dorking monument
Met dank aan gids Pol Lefevre voor het uitpluizen van de betreffende War Diaries.
Gepubliceerd op WO1.be op 29/04/2020.