Bron: Gidsenkroniek Westland nr. 5/2001 - Auteur: Jean-Pierre Deroo
"Op de erelijst van de kathedraal van Liverpool staan de namen van ongeveer 40.000 militairen die het leven verloren in de eerste Wereldoorlog. Eén naam springt evenwel bijzonder in het oog, die van
Noel Chavasse, dubbel VC. De buitengewone toewijding en heldenmoed van deze man, één van de tweelingzonen van Francis Chavasse, Bisschop van Liverpool, heeft de aandacht getrokken van duizenden mensen, die nauwelijks méér over hem weten dan wat er op de officiële opschriften staat. Heel wat boeken werden geschreven over de heldenmoed van mannen aan het front, maar het
boek van historica Ann Clayton heeft het unieke voordeel dat zij heeft kunnen putten uit het rijke familiearchief van de Chavasses. Zij kreeg toegang tot het familiealbum en heeft met heel wat familieleden gesproken. Met zeer veel zin voor gevoel heeft zij de balans opgemaakt van het leven en de dood van een man en zijn bijzondere familie." Dat zegt de huidige Bisschop van Liverpool, Rev. David Sheppard.
Het is precies op basis van dit boek dat ik u hier een overzicht kan geven van het
leven van Noel Chavasse.
Hij werd
geboren op 9 november van het jaar 1884. Op dat ogenblik was zijn vader, Francis James Chavasse, Reverend in Oxford. Hij zelf was geboren als een afstammeling van een Franse rooms-katholiek, die in de vroege achttiende eeuw naar Engeland was verhuisd en daar binnen de volgende twee generaties bekeerd was tot het protestantisme. Zowel zijn vader als zijn grootvader waren chirurgen. De meeste mannelijke familieleden traden in de geneeskunde, de kerk of het leger. Francis maakte daar geen uitzondering op en zo werd hij eerst vicar (onderpastoor) en later rector in Oxford. Hij was een man die enorm veel respect afdwong, vooral door zijn manier van redeneren en argumenteren. Hij stond boven alle kritiek verheven. Wat hij zei, moest wel juist zijn.
Maar terug naar Noel Chavasse. Hij en zijn twintig minuten oudere tweelingbroer Christopher waren heel zwakke kinderen. Hun doop moest zelfs worden uitgesteld tot op het einde van het jaar. Het jaar daarop overleefden ze ternauwernood een tyfusaanval. Noel verloor heel wat schooltijd ten gevolge van allerlei ziektes, maar toch kon hij op sportgebied heel wat trofeeën in de wacht slepen. Hij schreef veel brieven naar zijn grootmoeder langs moeders kant. Hieruit bleek vooral zijn inventiviteit, reeds op zevenjarige leeftijd, maar later ook tijdens de eerste wereldoorlog op 30-jarige leeftijd. Deze grootmoeder was de enige levende grootouder, wat er voor zorgde dat zij hen erg na aan het hart lag.
Op zestienjarige leeftijd moesten zij uit Oxford vertrekken, omdat hun vader de plaats van Bisschop van Liverpool aangeboden kreeg en hij na lang beraad niet kon weigeren. Zo verhuisden ze van Oxford naar Liverpool in 1900, en kwamen terecht in een stad waarvan zij het dialect nauwelijks verstonden. Een stad waarvan de straten zeer luidruchtig waren en stonken. De armoede stak er de ogen uit. Maar hun nieuwe woonst lag in een veel betere buurt dan Liverpool centrum. Daar zouden zij de volgende 23 jaar wonen.
Ook in de school in Liverpool blonken de broertjes Chavasse uit op sportgebied. Maar ondertussen bleken ook hun gewone schoolresultaten te verbeteren en zelfs standvastiger te worden.
Twee evenementen betekenden een keerpunt in het leven van Noel. Het ene was een optreden van 7 pipers en 3 drummers van de Liverpool Scottish op school. Het eerste zaadje van vaderlandsliefde. Dat was in 1901. 16 jaar later zou hij in hun dienst sterven aan het front. Het tweede was in 1903. Noel had een verwonding waardoor hij geen rugby kon spelen. Op de dagen van de matchen kwam hij als assistent in een industriële school terecht. Hier begon zijn interesse te groeien in die school met zijn leerlingen van erg lage en arme afkomst, sommigen half crimineel. Zijn komst was onmiddellijk van grote betekenis voor de school. Hij hielp bij het houden van bijbellezingen en zangstonden (hij was een bijzonder begaafd pianist) en organiseerde sportevenementen. Hieruit bleek vooral zijn inzet voor anderen en zijn organisatietalent..
Ondertussen ging het leven in het paleis van de Bisschop zijn gang. Er werd nog altijd erg rigoureus aan de gebedstonden gehouden, het gezin stond op een voetstuk voor de bisschop, maar zelf was die door zijn drukke bezigheden eigenlijk een soort afstandelijke figuur geworden voor zijn kinderen. Het was niettemin in dit midden dat Noel Chavasse de
strengste opvoeding kreeg, de grootste toewijding aan gezin opdeed en een eerste ontluikende liefde voor het vaderland gewaar werd.
De goedheid van het gezin Chavasse was legendarisch. Alle huisbedienden werden goed behandeld, steeds met het oog op hun welzijn. De kinderen gingen met hen om als met gelijken. Vaak werden er in het huis party's gehouden voor de kinderen van lagere kerkelijke gezagsdragers. De Chavasse kinderen speelden allemaal muziek en vormden nu en dan een amateursbandje, 'The seven amateur Band".
Het leven van de bisschop was erg druk. Hij was ambtshalve lid van allerlei comités. Bovendien had hij grootse plannen. Hij wilde een kathedraal laten bouwen in Liverpool. Hij begon fondsen te verzamelen en twee jaar later, in 1904, werd de eerste steen gelegd, door de Engelse koning Edward de achtste.
Heel wat jongens uit Liverpool College studeerden verder aan de Universiteit van
Oxford. Het was zo goed als onvermijdelijk dat ook Noel Chavasse zou terug keren naar de plaats waar hij zijn jeugd had doorgebracht. Hij wilde natuurwetenschappen studeren met het oog op een diploma geneeskunde nadien. Eerder had hij met de gedachte gespeeld missionaris te worden, maar die tijd was voorbij. Hoewel hij niet al te sterk geloofde in zijn eigen mogelijkheden, en dus ook niet verwachtte dat hij tot Oxford zou worden toegelaten, kwam het goede nieuws dan toch in de zomer van 1904. En zo keerde hij naar Oxford terug.
De studentenjaren in Oxford waren jaren van vele brieven naar huis. Hierin beschrijft hij meestal vrij kort wat ze zo al uitrichtten in Oxford. Noel was erg begaan met zijn studies, maar vond dat hij eigenlijk onvoldoende tijd had om alles te doen wat hij wilde. Hij meende trouwens dat er naast het studeren nog andere dingen waren in het leven van een student. Maar vanaf zijn tweede jaar in Oxford bloeide hij intellectueel open. Hij ging
anatomie en fysiologie studeren en mocht zijn eerste dissectie doen. Hier bleek hij erg goed in te zijn. Hij geraakte erg bevriend met de professor van anatomie Dr Paterson, die trouwens een buur was van de Chavasses. Hij gebruikte elke invloed die zijn vader maar kon hebben om in contact te komen met mensen die hem steeds meer kennis konden bijbrengen van de geneeskunde, de anatomie, de dissecties.
Maar ook het geestelijk leven hield de tweeling in zijn ban. Hiervoor konden zij echter steeds hun vader consulteren, wat trouwens regelmatig gebeurde. Door het lezen van de biografie van een zekere Generaal Gordon leerde Noel dat je
plicht doen een grote deugd was. Dit zou hem later steeds voor de geest staan.
Ook op sportief vlak scheerden zij weer hoge toppen. Chris meende dat het eigenlijk vooral kwam doordat zij identieke tweelingen waren dat ze zo in de kijker liepen op sportief vlak en dat hun prestaties dat eigenlijk niet rechtvaardigden.
De examens van 1907 leverden Noel een
eerste prijs voor fysiologie op. Zijn broer Chris slaagde echter niet voor Geschiedenis. Noel weet dit onmiddellijk aan diens leraar. Chris was vastbesloten het beter te doen de volgende keer. Zo bleven beiden nog samen in Oxford. Door deze tegenslag bloeide Noel nog verder open en toonde een groot plichts- en verantwoordelijkheidsbesef.
Door lid te zijn van het rugbyteam leerde hij dat het heel wat anders is voor een team uit te komen en te winnen dan trofeeën te verzamelen voor je zelf. Ook dat zou hem later veel respect opbrengen. Niettemin werden ze geselecteerd om mee te doen aan de atletieknummers van de Olympische spelen van 1908. Ze liepen allebei de voorrondes van de 400 meter. Noel werd derde en Chris tweede, maar hun tijden lieten niet toe dat ze verder gingen dan de voorrondes.
Het volgende jaar scheidden hun wegen en studeerde Noel alleen verder aan Oxford.
Datzelfde jaar werd hij ook lid van het Oxford University Officer Training Corps. Hierdoor voelde hij aan dat hij zijn plicht deed. Ook zijn vader, de bisschop, was erg opgezet met de beslissing van zijn zoon. Na het academiejaar 1908-1909 keerde Noel terug naar Liverpool waar hij zijn studies voor geneeskunde verderzette. Die hadden voorrang op alles, zelfs op zijn lidmaatschap van het leger. Het zou nog drie jaar duren vooraleer hij opnieuw een uniform zou aantrekken.
Hij
studeerde verder en bleef maar studeren. Na 1910 begon hij aan een aantal optionele studies, zoals ontstekingen, vaccinatie, therapieën, operaties,… allemaal zaken die hem later erg van pas zouden komen. Elk vak werd met een succesrijk examen bekroond.
Iedere student geneeskunde moest een plaats zoeken in een hospitaal. Hij belandde in Dublin, waar hij al gauw het verschil tussen de Ieren en de Engelsen ondervond. Hij hield wel van de Ieren, maar niet van de Rooms-katholieke priesters. Zij leken hem vooral op geld uit te zijn en deden weinig goede werken.
Hoe dan ook, in 1912 studeerde Noel af en haalde hij een
eerste prijs in zijn examens. Zijn droom was echter stagiair te worden van Dr Robert Jones, een autoriteit in orthopedie. Deze droom kwam uit in oktober 1913. In die periode mocht hij ook zelf een aantal patiënten hebben en verzorgen. Zo kwam hij eens langsheen de armste wijken van Liverpool en zag daar een kreupele jongen kruipen op de straat. Hij gaf hem zijn kaartje en zei hem aan zijn moeder te vragen langs te komen in het hospitaal. Na negen operaties door Dr Chavasse kon de jongen weer rechtop lopen en een normaal leven leiden, in dienst van de handelsvloot.
In het hospitaal vond Noel toch een kans om doorheen zijn drukke leven
opnieuw aansluiting te vinden bij het leger. Hij werd
luitenant-chirurg in het Liverpool Scottish Regiment. Met hen trok hij verschillende keren op kamp. Hij las regelmatig de "Times", maar 28 juni 1914 was voor hem gewoon een hospitaaldag zoals alle andere, en het nieuws van de moord op Frans-Ferdinand in Sarajevo was niet meer dan krantenvulling. Toch waren kleine veranderingen aan de uniformen in de Liverpool Scottish een onbewuste voorbereiding voor de oorlog. Het kaki werd geïntroduceerd.
Na de oorlogsverklaring van de 4 augustus ging alles vrij snel. Het Liverpool Scottish stelde zijn diensten ter beschikking van het front overzee. Maar eerst moesten nog een aantal kampen worden afgewerkt om de soldaten voldoende te trainen voor het leven aan het front. Noel zelf kreeg de leiding over 18 brancardiers, 5 waterdragers en 9 sanitaire politieagenten die er voor moesten zorgen dat het kamp steeds proper was. Hij voelde zich erg goed bij zijn mannen, beter zelfs dan bij zijn collega's officieren. Het zou nog tot 1 november duren vooraleer hij naar Frankrijk zou vertrekken. Hij landde in Le Havre op 3 november. Vandaar ging het met treinen naar Rouen, Abbeville, Saint-Omer en Blendecques. In deze laatste plaats verbleven zij gedurende twee weken, waarin zij allerlei training kregen op het gebied van aanval. De weersomstandigheden waren echter zeer slecht. Tijdens deze kampen zag Noel opnieuw hoe het
klassenverschil tussen soldaten en officieren in stand werd gehouden. Soldaten kregen bier, de officieren wijn. De stad was voor de soldaten verboden terrein maar de officieren mochten er vrij rondwandelen.
Tijdens de kampen kreeg Noel de reputatie geen ziekteveinzers te kunnen dulden. Zijn grote bekommernis was echter de komende winter en daarmee de eerste ervaringen in de loopgraven. Hoe dan ook, Noel was een optimist en hij zou iedereen die aan zijn zorgen werd toevertrouwd beter maken, voor zover het uiteraard in de macht van de geneeskunde lag. Zijn grootste angst was
tetanus. Er was geen vaccin tegen (dat werd pas in het begin van de dertiger jaren ontdekt). Toch werd van bij de aanvang van de oorlog een tetanuscomité in het leven geroepen, met de unieke opdracht er voor te zorgen dat er voldoende antitetanus-gifdosissen zouden voorradig zijn. Dit was een serum dat werd toegediend nadat iemand gewond raakte. Chavasse was een van de eerste dokters die dit routinematig toediende bij een verwonding. In totaal heeft men 11 miljoen keer van zo een serum gebruik gemaakt tijdens de oorlog en slechts weinig gewonden hebben werkelijk tetanus gekregen.
Van Blendecques naar
Belle (Bailleul) was een tweedaagse mars in verschrikkelijke winterdagen. Laarzen waren niet in voldoende aantallen gearriveerd, de mannen moesten lopen met hun schoenen aan, waardoor sneeuw en ijs in hun sokken kon dringen. Toen de laarzen eindelijk aankwamen was er geen tijd om die "in te lopen". De kilts en de franjes werden nat en bevroren en kwetsen zo de benen van de mannen. Soms zag Chavasse mannen die van het front terug keerden, met erg witte, maar vastberaden gezichten. Dan zagen zij ook eens Fransen. De Schotten lachten met die uniformen van de Fransen, rood en blauw…..
Chavasses
reputatie om zelfs het onmogelijke te realiseren ontstond al van zeer vroeg in de oorlog. Hij slaagde er zelfs in een koe te houden zodat zijn patiënten elke dag verse melk konden krijgen.
De eerste
echte oorlogsbeleving kwam in Westouter en Kemmel. Een vriend van Chavasse van Liverpool College werd gedood door een kogel en Chavasse moest met zijn brancardiers het lichaam uit de frontlijn terug halen, voorbij Duitse scherpschutters. Het lukte. Daarna zag hij mannen uit de loopgraven terugkeren. Jonge mannen, die eruit zagen als ouderlingen. De eerste Kerstdag naderde en de echte gruwel van de oorlog was pijnlijk duidelijk geworden.
Het was ook in de streek van Kemmel dat dokter Chavasse te maken kreeg met "
loopgraafvoeten". Mannen hadden uren aaneen in de modder en het water gestaan in de loopgraven, soms tot 48 uur aan een stuk en dat bij een temperatuur dicht bij het vriespunt. Hun voeten waren volledig verdoofd. Ze voelden geen pijn, zij voelden helemaal niets meer. Van zodra hun laarzen uitgetrokken waren zwollen hun voeten enorm op. Het duurde ettelijke dagen vooraleer enig gevoel terug in de voeten kwam. Open blaren waren heel gevaarlijk. Gangreen kon gemakkelijk ontstaan en dan moest een teen of zelfs een halve voet er aan geloven. Stukken huid hingen van die blaren af en kwamen soms met de sokken mee.Chavasse stelde een ogenblik zelfs voor de rantsoenen rum van de mannen te gebruiken om hun voeten mee te masseren. Dat bracht bijna een kleine revolte teweeg. Dan maar een ander middel gezocht. Zeker twee jaar voordat het Medisch Tijdschrift
aspirine als een doeltreffend middel tegen loopgraafvoeten beschreef gebruikte dokter Chavasse dit al. Als dokter kon hij niet genoeg hameren op het feit dat de mannen steeds twee paar sokken moesten bij hebben, evenals een tweede set ondergoed zodat ze zich warm en droog konden kleden. Chavasse schreef naar huis en drong aan op het sturen van ladingen sokken voor zijn mannen. Hij verkreeg grote zendingen hierdoor. Dat maakte hem geliefd bij zijn team van brancardiers maar ook bij zovele anderen.
Hier merkte hij ook op hoe de officieren het moraal van de mannen konden hoog houden door voortdurend grappen te maken en de oorlog wat spottend aan te kijken. Van al die jonge officieren overleefde er slechts één het hele conflict. Twee van hen,
Turner en Kendall werden naast elkaar begraven op het kerkhof van Kemmel. Door latere beschietingen zijn die graven vernield en werden hun namen bijgezet op Kemmelse gedenkstenen. Het was wel opmerkelijk dat die beide mannen naast elkaar werden begraven. De eerste was de Schotse rugbykapitein en de andere een Engelse International in het rugby. Tegenstrevers dus op het sportveld.
Op 10 maart 1915 verhuisde de compagnie naar
Ieper. Op dat moment was er nog heel wat commercieel leven in Ieper. Een groot aantal bars en staminees waren nog open.
De Lakenhalle en de St - Maartenskathedraal waren getroffen door de grootste vernielingen. Noel Chavasse verzamelde wat brandglas en stukjes marmer van beelden voor zijn vader, als een souvenir.
In Ieper kon dokter Chavasse de kazerne gebruiken voor zijn veldhospitaal. Hij hoopte dat hij er lange tijd zou kunnen blijven zodat hij er iets voor het welzijn van de mannen kon doen dat de moeite waard was. Hij slaagde er in elk geval in iedereen die binnen kwam een heerlijk bad te bezorgen en de kleren te laten wassen, drogen en strijken. Het wassen en strijken werd door de Belgen gedaan, het drogen gebeurde in asten. Hij verkreeg ook een grammofoon van thuis en wat speelplaten. Dat vrolijkte de mannen erg op. Noel Chavasse schreef regelmatig brieven met uitleg over de verwondingen van iemand aan diens familie. Hij beschouwde dit als zijn plicht en als een grote troost voor wie de brief ontving. Ook maakte hij dankbaar gebruik van zijn sportieve talenten. Zo bereikte hij een aan het hoofd gewonde soldaat in minder dan geen tijd door een sprint in te zetten over de weg, in volle aanblik van de vijand, in plaats van de verbindingsloopgraaf te gebruiken. Hij vond dat dit te veel tijd zou in beslag nemen.
Op 2 april verhuisden ze naar
St-Elooi en Voormezele. Ook hier was zijn kwartier een meevaller en een toevluchtsoord voor velen. Hier ondervond hij wel een ander probleem. De bevoorrading met drinkwater. De Duisters waren erin geslaagd een riviertje te vergiftigen en ontnamen op die manier heel wat drink- en badwater. Er werd dus een waterput gedolven. Dat was een succes en zo hadden ze volop water. Maar ook het badwater werd gerecycleerd. Chavasse had deze recyclagemethode uitgevonden. Het zeepsop werd door kolenfilters gegoten en kwam zo terug in een vijvertje terecht. Door creosoot in het water te doen en de zon erop te laten spelen werden alle bacteriën gedood. Het water was inderdaad erg zuiver na filtering maar wel nog melkachtig door het creosoot.
Nu en dan zag Noel eens zijn
tweelingbroer. Als aalmoezenier moest deze soms heel ondankbare taken vervullen, zoals de laatste sacramenten toedienen aan iemand die omwille van desertie werd terechtgesteld. Maar hij organiseerde, net zoals Noel trouwens, ook lichtere dingen. Zoals een boksmatch waarbij Julian Grenfell, de dichter, optrad als scheidsrechter. Ook van zijn zussen hoorde hij nu en dan eens wat nieuws. Zij slaagden erin door collectes in Liverpool een volledig veldhospitaal voor elkaar te krijgen en dat binnen een aantal weken. Het hospitaal was ontworpen, gebouwd, uitgerust en bemand, beheerd en gefinancierd door de Liverpoolse bevolking. Het bood plaats aan 156 officieren en 196 anderen. Het werd opgezet in Etaples. Zijn zus May kwam er werken vanaf maart 1915.
Na de
gasaanval van 22 april 1915, schreef Noel dat hij het schandalig vond dat de Duisters zomaar conventies aan hun laars lapten, maar dat hij wel bewondering had voor hun kennis om het gas te maken en te gebruiken. Een gemakkelijke manier om loopgraven in te nemen.
Naarmate de oorlog vorderde begon Chavasse de
grote kloof te zien tussen het front en het thuisfront. Hij voelde erg mee met degene die deserteerden, maar kon die sympathie toch niet opbrengen voor officieren die dat deden. Zij moesten toch ten allen tijde het voorbeeld zijn voor de manschappen! Aan het thuisfront zagen ze hier ook niets van. Veel dokters ontkenden dat zoiets als shell-shock bestond en deden alles af als lafheid. De burgers thuis deden hetzelfde. Veel soldaten keerden zich in zichzelf en weigerden nog tientallen jaren te praten over de gruwelen van de oorlog. Gelukkig voor Noel kon hij al die dingen wel kwijt aan zijn familie. Voor de officieren gold er geen censuur in de brieven, zeker niet in het begin van de oorlog, aangezien zij er niet van werden verdacht gevoelige informatie te geven in hun brieven.
Op 10 juni 1915 kregen ze te horen dat ze verlof zouden mogen nemen. Een feestje werd hiervoor opgezet, maar 's anderendaags kwam het nieuws dat alle verlof terug ingetrokken werd en dat er nieuwe trainingen moesten worden aangevat. Duidelijk dat er een aanval op komst was. Die kwam er dan op 16 juni. Er moesten heel wat
loopgraven van de vijand ingenomen worden tussen de
Menenseweg en de spoorweg Ieper-Roeselare. De artillerie diende eerst de loopgraven te bestoken met granaten vooraleer de mannen er naar toe mochten lopen. Maar de mannen waren zo snel geweest om de drie achter elkaar liggende loopgraven in te nemen dat ze in de verste loopgraaf onder het vuur kwamen van de eigen artillerie. Rook bemoeilijkte het zicht. Tijdens die aanval en daarna moest Chavasse met zijn uitgeputte mannen er voor zorgen dat alle gewonden van de frontlijn weg geraakten. De
verliezen waren erg groot. De meeste van Chavasses kameraden waren gedood of vermist of gewond. Slechts 2 van de 23 officieren waren ongedeerd, evenals 140 van de 519 soldaten en onderofficieren. Alhoewel Noel Chavasse zelf erg nederig deed over zijn aandeel in deze aanval, hebben brieven van medestanders het over het enorm
verantwoordelijkheidsgevoel en de onuitputtelijke kracht die hij opbracht om iedere gewonde van het front weg te halen. Meer dan 36 uren was hij in de weer en verzorgde zelfs gewonden tussen de vijandelijke eerste linie en de eerste lijn die net was ingenomen. Hiervoor verscheen hij in de annalen van het bataljon. De bataljonsschrijver meende dat heel wat mannen hun leven te danken hadden aan de dokter. De lijst met aanbevelingen om eretekens uit te reiken werd opgesteld, maar ging waarschijnlijk verloren in een brand in het brigadehoofdkwartier. Zo kwam het dat niemand van de Liverpool Scottish aanbevolen werd door het eigen bataljon, maar wel door anderen en het duurde nog tot januari 1916 vooraleer de eretekens ook daadwerkelijk werden uitgereikt. Hier kreeg Chavasse zijn eerste
Military Cross.
Chavasse kreeg heel wat giften uit
Liverpool, met de vermelding dat ze moesten dienen om het leven van de Liverpool Scottish aangenamer te maken. Hij vroeg meer boeken, en tijdschriften en een kookkachel voor de winter. Op die manier kon hij de mannen warme drank bezorgen als ze uit de loopgraven terug keerden. Hij besteedde bovendien een groot deel van zijn loon aan zaken die de soldaten ten goede kwamen. Die ene kookkachel werden er al gauw meerdere.
Uit de slag bij Hooge had hij geleerd dat de eerste hulpposten te ver achter de loopgraven lagen, waardoor heel wat gewonden te lang moesten wachten op degelijke medische hulp. Hij ontwierp een
loopgraafhospitaal. Eén van zijn mannen, korporaal Pennington, ontwierp een korte draagberrie om toch snel gewonden te kunnen evacueren uit loopgraven die scherpe bochten hadden. De gewonde moest zittend op de draagberrie weggebracht worden. Korporaal Pennington kreeg hiervoor zelfs een patent een heel veel lof.
Na de slag bij Hooge werd Chavasse gepromoveerd tot kapitein. Er kwam geen verdere promotie meer omdat hij kritiek had geuit op het Royal Army Medical Corps en hij
sympathie toonde
voor soldaten die gek werden van de oorlog en het geweld. Na die zware slag leek Noel ook meer en meer fatalistisch, zich niet meer erom bekommerend of de oorlog hem zou opeisen of niet. Na een paar maanden echter veranderde dit opnieuw, telkens hij dacht aan zijn nichtje Gladys, met wie hij de rest van zijn leven wou delen, maar dit nog niet had durven zeggen.
Met de naderende winter was het weer vechten tegen de loopgraafvoeten. Nu wreef Chavasse de voeten van zijn mannen dagelijks in met vet, eigenlijk met walvisolie. Bovendien kregen de bataljons nu allemaal rubberen laarzen die ook de dijen bedekten. Voor de Schotten met hun kilts was dit wel erg moeilijk. Die kilts hadden immers geen knopen, zoals aan een broek, om die laarzen op te houden. Het bataljon, van de Liverpool Scottish was ondertussen weer aangegroeid en in september groot genoeg bevonden om weer aan een aanval deel te nemen. Het werd die in
Sanctuary Wood. Een meedogenloze slag die hen niets opleverde maar hen wel twee regimenten kostte. Het was ter gelegenheid van deze slag dat Chavasse en zijn mannen hun diensten aanboden, ook al waren ze zelf niet van dienst op dat moment. Iedereen herinnerde zich echter hoe ze bij het Hooge zelf door zoveel anderen werden geholpen. Heel de nacht waren zij in de weer om gewonden op te halen. In de vroege morgen kwamen er meldingen van nog meer loopgraven vol gewonden. Nu waren het eerstelijnsloopgraven. Aan de overkant zat een Duitse scherpschutter op de uitkijk in het zonnetje. Maar die mocht niet weten dat zij die loopgraven reeds hadden ingenomen. Dus maakten ze een ruime omtrekkende beweging om de gewonden weg te dragen langsheen een verbindingstunnel die in een trechter uitkwam van waaruit ze moesten klimmen. Toen Chavasse er als eerste uit klom werd hij beschoten, maar van zodra de brancardiers uit de trechter stapten stopte het schieten en konden alle brancardiers ongestoord hun werk doen. Dat deed Chavasse denken dat er toch minstens één Duitser een goed hart had. Later had Chavasse zelfs even een gevechtsrol gespeeld. In de zin dat hij van alle kanten mannen had verzameld om verloren kisten met granaten te verzamelen en te brengen naar de plaats waar ze moesten terechtkomen. Hij vreesde immers dat als de kanonniers zonder munitie kwamen te zitten ze zich zouden moeten terugtrekken en dat zou heel wat verliezen meebrengen. Die gedachte gaf hem vleugels. Maar die actie deed ook de
mythe ontstaan rond de dokter dat hij een "
beschermde" was en dat
geen kogels hem konden deren. Dat hij het Victoria Cross verdiende, meer dan een dozijn keren, dat je veilig was als hij er was…
Chavasse had dus een Duitser gezien, en die had niet geschoten op zijn brancardiers. November van 1915 naderde en zij zaten in St-Elooi tegenover een groep uit Saksen die blijkbaar niet de minste zin had om te vechten. De Duitsers vroegen om bully beef en kregen het toegeworpen vanwege de Britten. Niet ver genoeg echter en het viel in een krater vlak vóór de loopgraaf van de Duitsers. De Duitser kroop eruit en haalde de doos op. Niemand schoot. Dat ging zo door tot de 29ste november, wanneer de bataljons die loopgraven verlieten. Ook Chavasse deed hieraan mee. Op zekere dag zwaaide hij naar een Duitser en riep "Guten Morgen" De kolonel draaide zich naar hem om en vroeg of hij soms niet besefte dat dit de vijand was. Chavasse glimlachte breed en zei "Zeker, kolonel, ik dacht alleen hoe leuk het wel zou zijn om in die krater tussen de loopgraven een kantine te installeren."
In maart van 1916 verklaarde hij
Gladys zijn liefde, maar zonder een aanzoek te doen. Op die manier wilde hij haar niet binden, maar er tezelfdertijd wel zeker van zijn dat ze wist dat hij van haar hield, zelfs al kwam hij niet terug uit de oorlog. Zijn volgende korte verlofperiodes besteedde hij vooral aan haar.
Op 7 juni 1916 ontving hij zijn Military Cross uit de handen van de koning op Buckingham Palace, bijna één jaar na de feiten van de verdienste.
Terwijl in 1915 de luizen een ware plaag vormden, waren de ratten vanaf 1916 zo mogelijk nog slechter. Ze werden natuurlijk aangetrokken door voedsel en lijken. Alhoewel de mannen steeds vindingrijker werden om op die ratten jacht te maken, moesten er toch honden in de loopgraven gebracht worden om die ratten te pakken.
De hond van Chavasse, een fox-terrier, voldeed echter niet. Hij was blijkbaar bang van de ratten en liep weg om zich te verbergen. Toch hield Noel hem.
In augustus van 1916 nam Chavasse deel aan de
slag bij de Somme. Het Liverpool Scottish moest daar Guillemont innemen. Door allerlei vergissingen werd dit één grote mislukking. Een schrapnel raakte Chavasse heel lichtjes. Hij ontdekte pas 's avonds toen hij zich uitkleedde dat hij twee kleine splinters in zijn rug had. Hij kreeg bevel niet terug te gaan naar de loopgraven, maar hiermee kon hij zich niet verzoenen. 's Nachts trok hij dus toch met zijn mannen Niemandsland in op zoek naar gewonden. Hij droeg zelfs de lamp en riep of zong luid om de gewonden toe te laten te antwoorden en zo hun positie aan te geven. Hij sloeg geen acht op de kogels en bleef doorwerken. Hiervoor kreeg hij achteraf het
Victoria Cross. Alle persartikels en citaten plaatsten Chavasse op een voetstuk. Hij werd omzeggens de mascotte van het bataljon. Iedereen vond het een grote eer om met hem samen te werken.
Op 28 oktober 1916 gaven de collega-officieren een diner te zijner ere in het kasteel van Elverdinge. De menukaart heeft de oorlog overleefd. Hij was versierd met pentekeningen die de mijlpalen in de carrière van Noel Chavasse weergaven: de kathedraal van Ieper, het woord "Hooge" boven een Military Cross, Guillemont boven een Victoria Cross en een snelportret van Chavasse door een van zijn kompanen getekend.
Tussen dit gebeuren en zijn volgende verlof kreeg hij het aan de stok met de RAMC, enerzijds omwille van zijn kritiek op de veldambulances, die er nooit waren als ze er nodig waren, te weinig plaats hadden of de grote aantallen gewonden niet aankonden. Zijn rapport hierover was verre van welkom. Wat later was er zijn visie op de geslachtsziekten en het lage moraal van de soldaten. Hij wou niet toelaten dat bepaalde steden bordelen mochten openen en de soldaten er hun hart konden ophalen. In Engeland waren bordelen immers verboden en dat strookte hoe dan ook niet met Noels strenge opvoeding. Om het tij te doen keren drong hij er op aan dat officieren en padres het goede voorbeeld zouden geven. Toen het voorstel kwam om bordelen achter de linies te openen, met medisch onderzoek van de prostituees en andere profylactische middelen, was Noel hier compleet tegen. Hij had immers bewezen, door zijn zorg om de Liverpool Scottish dat het ook anders kon. Dat was zijn sterke positie, maar dus ook een positie tégen het opperbevel.
Met kerstmis 1916 was Noel met de Liverpool Scottish in de
Brandhoek. Hier slaagde hij erin een feestmaal te organiseren voor zijn brancardiers ter ere van zijn medaille. Allerlei spulletjes werden gekocht in Poperinge om de kantine een feestelijker aanblik te geven en lekkere dingen voor te schotelen.
Chavasse had een oog voor wie op de rand van een inzinking (fysisch of geestelijk) stond. Hij hield die dan als helper in zijn hulppost in plaats van hem terug te sturen naar de loopgraven. Zo kon hij beter recupereren. Wel moest hij dan allerlei karweitjes opknappen, zoals zorgen voor warme drank, gedroogde en gepoetste laarzen voor al wie van een nachtelijke tocht terug kwam, uitgeput was en een warm bad wilde nemen.
Chavasse keerde zich ook meer en meer af van de padres en van sommige dokters die ver achter het front een veilig bestaan leidden en alles erg afstandelijk aanpakten.
Zijn eenheid zou opnieuw ingezet worden in de
slag van Passendale in de zomer van 1917. Vroeg in de aanval van 31 juli 1917 kreeg Chavasse en granaatsplinter in het hoofd. Hij kon wel nog teruglopen naar de veldpost waar zijn wonde werd verzorgd. Tegen het advies in om voor verdere verzorging achter de linies terug te gaan hernam hij opnieuw zijn plaats in zijn frontlijnveldpost. Bij het krieken van de dag, na een hele nacht zoeken en gewonden inhalen en verzorgen, begonnen andere gewonden aan te komen op eigen kracht. Het regende. Noel Chavasse en een Duitse gevangen dokter, verzorgden onophoudelijk gewonden. Opnieuw ontsnapte Chavasse hier aan een gewisse dood. Toen hij in de deuropening verscheen om de volgende binnen te laten vloog een granaat rakelings langs hem heen en doodde een gewonde soldaat, die lag te wachten op evacuatie. Het is mogelijk dat Noel toch gewond geraakte, maar het was zeker geen wonde van enige betekenis.
Diverse getuigen spreken over drie verwondingen die hij had opgelopen vóór de fatale verwonding. Hij had minstens al 4 VC's verdiend die dag.
Gedurende die 1 augustus kreeg Chavasse een wonde die hem normaliter het slagveld moest doen verlaten. De bataljonsschrijver noteerde dat Chavasse twee maal aan het hoofd werd gewond, verschrikkelijke pijn had nadien, maar verder de gewonden bleef verzorgen. Nadien probeerde hij de slaap te vatten aan een tafeltje. Op 2 augustus viel een granaat in de veldpost en doodde nagenoeg iedereen. Chavasse had een
vijftal verwondingen, waarvan een zware in de buik. Ook zijn helper, soldaat Rudd, was dodelijk getroffen. Chavasse wist heel goed dat alle hulp voor hem zou te laat komen als hij bleef waar hij was. Dus sleepte hij zich naar buiten en begon aan een kruiptocht doorheen de loopgraven naar het Wieltje. De Vlaamse modder infecteerde zijn wonde. Hij bereikte na een tijdje een andere bemande post. Hier onderzocht hij zijn eigen verwondingen, bij gebrek aan een andere dokter en werd daarna onmiddellijk getransporteerd naar het CCR 32 op de Brandhoek in Vlamertinge. Dit CCR was gespecialiseerd in buikwonden. Na een operatie die op het eerste gezicht een succes was, moest Noel het onderspit delven op
4/8/1917, precies drie jaar na het uitbreken van de oorlog.
Hij is begraven op de rechterbegraafplaats in de Zevecotestraat. Een paar rijen verder ligt zijn helper Rudd, die 6 dagen later stierf door dezelfde granaat die Noel Chavasse het leven benam. Het originele kruis van het graf van Chavasse staat in de kapel van St-Peters-le-Bailey in Oxford.
Er is nog een andere Chavasse in Ieper. Op de
Menenpoort staat zijn broer
Aidan Chavasse, vermist tijdens een slag aan de Menenseweg op 1 juli 1917.
Chavasse kreeg postuum een bar bij zijn Victoria Cross. Twee maal een Victoria Cross krijgen is iets zeer uitzonderlijks. Dit ontvangen binnen dezelfde oorlog is zowaar uniek. Er is slechts één ander geval bekend van iemand die er ook 2 heeft gekregen, tijdens de 2de wereldoorlog. Dit was Kapitein Charles Hazlitt Upham van het Nieuw-Zeeland Infanterie Regiment uit Canterbury. Hij kreeg hem in Kreta en in de Westelijke woestijn. Heel opmerkelijk: hij is verwant met Chavasse. Zijn aangetrouwde tante was de echtgenote van een neef van Noel Chavasse. Toeval of niet, de Uphams hebben ook een tweeling.
Een andere Noel Chavasse, zoon van Chris, Noels tweelingbroer, diende onder Montgomery in WO II en kreeg het Military Cross. Ook Chris zelf had deze onderscheiding ontvangen.