Het verhaal van Clement Robertson, de eerste VC in het Tankkorps
Clement Robertson werd geboren in 1890 in Pietermaritzburg in Natal, Zuid-Afrika. Na zijn studies aan het Trinity College in Dublin, was hij vlak voor de oorlog als zakenman in Egypte. Hij gaf zijn carrière onmiddellijk op bij het uitbreken van de oorlog en haastte zich naar Engeland om zich te laten inlijven bij het leger. Hij kreeg een commissie als tweede lieutenant bij het Royal West Surrey Regiment op 16 januari 1915. Details over zijn carrière zijn schaars maar we weten dat hij op het einde van 1916 werd overgeheveld naar het pas gevormde Eerste Bataljon, 'Heavy Branch' van het machinegeweercorps dat later het tankkorps werd.
Robertson was aanvankelijk een tankcommandant en tegen juni 1917 was hij bij Sectie nr. 12, van compagnie nr. 3, Bataljon A. Tijdens de slag om Mesen ontsnapte Robertson ternauwernood aan de dood . Zijn 'vrouwelijke' tank, A 56, werd getroffen door een granaat van het kaliber 5.9. Hij schreef daarover het volgende : ' De explosie scheurde één van de zijdeuren af en drukte de plaat onder de linkersponson (uitbouw aan weerszijden van tank ) volledig in. De NCO van de bemanning werd gedood en twee mannen werden gewond, waarvan één ernstig. Met een gehavende tank en bemanning die niet meer in staat was te vechten, besloot ik terug te keren naar Elton Point. 'Ondanks de zware averij, slaagde Robertson erin de tank en de gewonde bemanning terug te brengen naar de basis. Niet lang daarna werd hij bevorderd tot kapitein en had hij de leiding over sectie nr. 12.
De voorbereidingen die kapitein Robertson trof voor de aanval over de oostrand van het Geluveld-plateau op 4 oktober 1917 waren nauwgezet en gevaarlijk. Tussen 30 september en zero hour op 4 oktober, werkte de toen 26-jarige sectiebevelhebber zich uit de naad om, vaak onder hevig granaatvuur, fluorescerende tape aan te brengen langs de route die zijn tanks zouden moeten volgen over de omgewoelde wildernis in de richting van het front bij Polygoonbos.
Zijn gevaarlijke job begon bij Observatory Ridge aan de rand van Sanctuary Wood ten oosten van Zillebeke. Alleen begeleid door zijn ordonnans private Allen, markeerde hij in twee nachten de route tot aan Stirling Castle, ongeveer 900 meter. De volgende dag gidste hij zijn 4 tankcommandanten over het terrein dat zij zouden moeten oversteken bij Stirling Castle tot aan Black Watch Corner en vandaar langs de restanten van de Hooge-Reutelweg naar de frontlinie.
Bij het invallen van de duisternis op 3 oktober begaven hij en Allen zich weer op pad om de resterende afstand vanaf Stirling Castle tot aan het vertrekpunt bij Black Watch Corner verder van tape te voorzien. Het was een desolaat stuk terrein, waar nog maar pas zwaar was gevochten. Beide mannen deden hun best om hun werk te doen, maar door nieuwe granaataanvallen, duurde het tot 21.30 eer de laatste tape was aangebracht. Robertson keerde daarna terug om zijn tanks klaar te stomen voor de aanval van de volgende morgen. Tegen 3 u. 's morgens, na vier slopende dagen, was sectie nr. 12 van Compagnie nr. 3, Bataljon A, in positie. Het bestond uit tanks A56, A58, A59 en A 60.
Hun taak was cruciaal. Zij moesten ondersteuning geven aan de infanterie van de 64ste brigade (21ste divisie) die moest oprukken in de richting van de bunkers die een obstructie vormden naar de Reutel en Juniper Cottages aan de oostkant van het Geluveldplateau.
Tanks konden in elk geval aan die rechterflank wel degelijk een rol spelen. De weg naar de Reutel bood hen tenminste wat vaste grond en de 64ste brigade moest oprukken aan de uiterste rechterflank van de gehele aanval en zouden zonder twijfel vanuit de tweede lijn in en rond Juniper Wood onder vuur worden genomen. Ondersteuning van een tanksectie was dus geen overbodige luxe.
Robertson was vanaf de 30ste september onophoudelijk in de weer geweest en nam enkele uren rust, maar om 6 u. stond hij alweer klaar om zijn team naar de startpositie te loodsen voor de eigenlijke aanval. Gezien alle toegangswegen tot Polygoonwood voortdurend onder Duits granaatvuur lagen was dat al geen sinecure. Niet alleen moest hij het Duits bombardement proberen te vermijden, hij moest er ook voor zorgen dat zijn 'logge machines' op het juiste traject bleven. Daarom besloot hij hen te voet te volgen. Een beslissing die zonder meer vermetel was. Wie vandaag even ten oosten van de huidige 'Joist Farm'-locatie naar rechts kijkt, merkt wat een gezichtsveld de Duitsers wel hadden. Erg genoeg voor de oprukkende infanterie, maar Robertson zou vlak voor zijn 'ijzeren monsters' wel erg in de kijker lopen, zeker bij het eerste ochtendgloren, ook al werd het zicht voor een gedeelte belemmerd door rook, stof en opspattend modder. Het leek verdacht veel op een zelfmoordactie. Maar Robertson had geen keuze. Zijn tankbemanning met hun beperkt gezichtsveld, zou in het schemerduister nooit op de al zwaar gehavende weg, het juiste spoor hebben kunnen houden. Cruciaal was het vermijden van de 800 meter lange strook moerasgrond rond de Polygoon -en Reutelbeek. In dit gebied van zuigende modder met onzekere diepte, was er maar weinig manoeuvreerruimte . De tanks moesten de vastere grond op de weg naar de Reutel tussen Cameron House en Joist Farm volgen en via een brug ,die merkwaardig genoeg het granaatvuur had overleefd, de zompige beek vermijden. Ondanks het feit dat Robertson met zekerheid moet hebben geweten dat de traag voorttrekkende colonne vijandelijk vuur zou aantrekken, besliste hij het tankteam te voet over de brug te loodsen.
Binnen drie minuten van de aanval, na het begin van de oorverdovende barrage, was al één tank uitgeschakeld. Granaatscherven boorden zich door de bepantsering van de A 60, verwondden twee bemanningsleden en zorgden voor een scheur in de brandstofleiding. Robertson besefte dat vertraging de kansen van de infanterie in gevaar zou brengen en ging verder met de drie resterende tanks, terwijl de bemanning van de A 60 onder tweede luitenant Hunnikin de schade probeerde te herstellen. In volgorde waren dat de A 58 onder Luitenant V.H.G. Foxwell, de A 56 onder sergeant D. Davies en de A 56 onder tweede luitenant J.A. Ehrhardt. Het is niet duidelijk hoe ver Robertson de tanks over deze onbeschutte weg leidde. Zeker is dat hij hen voorbij de smalle brug loodste, wat op zich al een mirakel was. Kogels en shrapnel ratelden tegen de bepantsering en scherven metaal ketsten af binnen het claustrofobische interieur. Maar volgens een ooggetuigenverslag was Robertson nog altijd op de been en liep hij zelfs voor de tank van Foxwell uit toen ze de brug over gingen. Foxwell rapporteerde later : 'Kapitein Robertson loodste mij over het pad langsheen Polygoon Wood tot ik de versterkte weg naar de Reutel duidelijk voor me kon zien liggen.' Het lijkt ernaar dat Robertsons geluk na het overschrijden van de brug op was. Volgens de bevelhebber van de compagnie nr. 3, Majoor M.L. Lakin DSO, werd Robertson in het hoofd geraakt door machinegeweervuur, terwijl hij de infanteristen van de eerste aanvalsgolf begeleidde. Niemand van de tankbemanning had dit evenwel daadwerkelijk gezien. Feit was dat elke tankcommandant nu op zichzelf gewezen was om de kans op succes die Robertson hen door zijn uitzonderlijke actie had geboden, uit te buiten.
Luitenant Foxwell werd met zijn A58 al vlug geconfronteerd met vijandelijke troepen aan de linkerkant van de weg maar die werden uiteengedreven door machinegeweervuur (Lewis guns). Verder daverend over de helling, rekende de bemanning af met verschillende versterkte posten aan beide zijden van de weg. Hoewel de bemanningsleden op één na allemaal geraakt waren door splinters, bereikten ze met hun tank hun doel nabij Reutel Cemetery, onderweg nog meer machinegeweerposten uitschakelend. Later op de terugweg van de frontlinie werd de A 58 getroffen door een granaat die de onderkant van de rechtersponson doorboorde. Gelukkig waren de enige slachtoffers twee postduiven. De tank sputterde voort tot de versnelling het begaf en de bemanning gedwongen werd te voet verder te gaan.
Ook de A 56 had geen gebrek aan doelwitten toen ze op 220 meter van Reutel Cemetery naderden. Aanvankelijk gaven veel Duitsers zich over of liepen ze weg, maar later boden ze meer weerstand. Toch slaagde de A 56 erin een paar machinegeweernesten het zwijgen op te leggen in de buurt van Judge Cottage. Davies rapporteerde: ' We bleven een tijdje lang rondcirkelen op zoek naar vijandelijke haarden en als we er geen meer vonden, keerden we terug.' De bemanning dropte nog 4 kisten met munitie voor de infanterie, voor ze terugkeerde naar het veiliger Gunners Lodge.
Luitenant Erhhardt's ervaringen met de A 59 waren nog 'opwindender'. Na een regen van machinegeweer vuur te hebben doorstaan toen ze langs de verharde weg oprukten, stopte hij met zijn tank nabij het kruispunt van de Reutel. De opmars werd gestuit door Duitse machinegeweernesten bij Juniper Cottages. Hij besloot deze posities aan te vallen, ook al betekende het dat hij zich op verraderlijke grond moest begeven. De schutters in de tanks slaagden erin de vijandelijke nesten het zwijgen op te leggen, maar bij het aanvallen van een andere versterkte Duitse post, raakten ze vast en moest de bemanning de tank verlaten. Ehrhardt bleef samen met zijn mannen nog twee uur doorvechten met de infanterie, vooraleer zich terug te trekken. Een man van zijn team was vermist.
Ondanks de verliezen, waren ze in hun opzet geslaagd. Als gevolg van hun assistentie, was het de drie bataljons van de KOYLI gelukt de meeste van hun objectieven in te nemen langs de oostrand van de Reutelhellling. De aanval van sectie nr. 12 had bewezen dat tanks een wezenlijke bijdrage konden leveren in een actie op voorwaarde dat de omstandigheden gunstig waren, de voorbereiding intelligent werd aangepakt en de leiding -in dit geval Robertson- getuigde van durf en moed. In zijn verslag over die actie schreef Majoor Makin: 'Er bestaat niet de minste twijfel dat kapitein Robertson maar al te goed besefte dat hij zijn leven opofferde opdat zijn tanks hun doel zouden bereiken. En de geschiedschrijver van het tankkorps Majoor Clough Williams-Ellis, omschreef het als 'één van de moedigste ondernemingen van de oorlog'.
Robertson was een toegewijde officier die erg bewonderd werd. Een collega omschreef hem als 'één van de beste kerels'. 'Hij was heel populair, zowel bij de mede-officieren als bij de NCO's en bij de mannen onder zijn bevel. Vooral door zijn nooit aflatende vrolijkheid en zijn vriendschap won hij de harten van al wie met hem te doen had.'
Zijn vermelding in de London Gazette op 18 december 1917 luidde: 'For most conspicuous bravery in leading his tanks in attack under heavy shell, machine-gun and rifle fire over ground which had been heavily ploughed by shell-fire. Captain Robertson, knowing the risk of the tanks missing the way, continued to lead them on foot, guiding them carefully and patiently towards their objective, although he must have known that his action would almost inevitably cost him his life. This gallant officer was killed after his objective had been reached, but his skilful leading had already ensured successful action. His utter disregard of danger and devotion to duty afford an example of outstanding valour."
Zijn moeder die in Delgany woonde in het graafschap Wicklow ontving zijn Victoria Cross tijdens een plechtigheid in Dublin op 27 maart 1918.
Kapitein Clement Robertson werd begraven op
Oxford Road Cemetery, Plot II, Row F, Grave 7.
We will remember him.
Dank aan Filip Debergh voor de bijdrage.
Bronnen: