De Dodengang Deze smalle strook grond langs de IJzer heeft voor het Ministerie van Landsverdediging een heel bijzondere betekenis. Hier ligt immers het laatst bewaarde stuk van het Belgische front uit de Eerste Wereldoorlog: de Dodengang, een bijzonder belangrijke site voor de “Historische Pool van Defensie”. Dit initiatief van de Minister van Landverdediging, de heer André Flahaut en de in dit kader gedane investeringen hebben als doel de vrijwaring en de valorisatie van het historisch patrimonium van Defensie. Dit patrimonium moet aan de jonge generaties de boodschap “herdenken is aan vrede werken” meegeven. Deze uitzonderlijke site is ook een plaats van menselijk lijden. Duizenden soldaten hebben in dit drassige land een loopgravenoorlog uitgevochten, een verschrikkelijke uitputtingsoorlog waar geen einde aan leek te komen. Een te groot aantal hebben er hun leven verloren om onze vrijheden te verdedigen. Laten we hen niet vergeten. De herinnering aan hun opoffering zou ons moeten helpen een wereld van rechtvaardigheid en vrede tot stand te brengen!
Vechten in de IJzervlakte
Het Belgische leger komt midden oktober 1914 doodvermoeid in de IJzervlakte aan. De Opperbevelhebber, Koning Albert I, vraagt aan zijn soldaten hier stand te houden in een ultieme poging om een stuk Belgische bodem te vrijwaren van Duitse bezetting. De strijd golft heen en weer, tegenaanval volgt op aanval. Het Belgische Commando besluit de IJzervlakte te laten overstromen, om zo de Duitse opmars te stoppen. Deze ingreep slaagt. Het stijgende water dwingt de vechtende legers om op te houden met grootscheepse doorbraakpogingen. De bewegingsoorlog loopt vast in een loopgravenoorlog. De Duitsers blijven in de buurt van de IJzer, de Belgen nemen stelling achter de spoorwegdijk Nieuwpoort-Diksmuide. Tussen hen is er enkel water en moeras. De Duitsers merken dat de petroleumtanks op de linkeroever van de IJzer een uitkijk bieden over de Belgische troepen. Waarnemers met verrekijkers, mitrailleurs en scherpschutters nemen er onmiddellijk plaats. Het Belgische Commando wil absoluut de petroleumtanks terug veroveren. Begin mei 1915 grijpt het de kans maar de stormloop doorheen de drassige polders mislukt jammerlijk. Vele soldaten verliezen het leven door het vuur van de Duitse mitrailleuses. Er moet een oplossing gevonden worden die meer kansen op succes biedt.
De oorsprong van de Dodengang
Even ten zuiden van de petroleumtanks nemen de Belgen stelling achter de loopgraven die de spoorweg Nieuwpoort-Diksmuide met de linkeroever van de IJzer verbinden. De Belgen bezetten zelfs enkele voorposten op de rechteroever die in handen van de Duitsers is. Deze laatsten bezetten ook de stad Diksmuide. Aan dit front is de vijand overal en het is onontbeerlijk te schuilen in loopgraven om zich te beschermen tegen kogels en granaatscherven. Loopgraven worden niet gegraven maar ‘s nachts opgebouwd met zandzakken, hout of ander materiaal.
De Belgen willen ten alle prijzen de petroleumtanks bezetten om hun stellingen te beveiligen. Generaal Jacques beslist dan een naderingsloopgraaf te graven in de dijk van de linkeroever van de IJzer. Het werk van lange adem begint op 18 mei 1915. De soldaten winnen zes meter per dag. Elke dag brengt hen dichter bij de vijand. De Duitsers blijken hetzelfde idee te hebben en graven zuidwaarts doorheen de IJzerdijk. Dit maneuver moet eindigen op een fatale botsing tussen de twee vijanden. De Duitsers willen hun voordeel niet verliezen en gaan verwoed tekeer om de Belgen terug te drijven. De Duitse artillerie bombardeert de Belgische loopgraven onophoudelijk, doodt talrijke soldaten en richt schade aan die iedere nacht hersteld moet worden om verdedigbare stellingen te behouden voor de volgende dag. De gevechten zijn verschrikkelijk en de spanning gedurende de schaarse adempauzes is vaak ondraaglijk. Alle soldaten weten dat de vijand op enkele tientallen meter zit te wachten. Er wordt gevochten met geweer en granaat maar ook met blanke wapens. Gewonden wegbrengen is bijzonder moeilijk en gevaarlijk. De brancardiers kunnen niet rechtop staan in de loopgraaf zonder neergeschoten te worden. Ze moeten de slachtoffers doorheen de loopgraven slepen en trachten bij de eerste verbandplaats te geraken waar een geneesheer aanwezig is.
De Boyau de l’Yser zoals hij in het begin op de stafkaarten werd ingeschreven, verandert van naam. De Belgische soldaten van de verschillende eenheden die er zijn geweest, herdopen hem tot Boyau de la Mort (Dodengang), een naam die de loopgraaf heeft verdiend. De stafofficieren nemen de nieuwe naam over en vermelden hem voortaan op de kaarten. De uitputtingsoorlog Als de meest noordelijke stelling van het front aan de IJzer in de sector van Diksmuide is de Dodengang nu heel belangrijk geworden. Zowel de Belgen als de Duitsers beseffen dat deze uithoek één van de weinige plaatsen is waar een grootscheepse aanval het defensiesysteem van de tegenstander kan ontwrichten. Vandaar dat zowel de Belgen als de Duitsers hier zorgen voor een grote dichtheid aan bunkers en loopgraven, aan artillerie en infanterie. Ondertussen worden de petroleumtanks door Belgische kanonnen herleid tot een schroothoop. Het is niet meer nodig ze te veroveren.
Om de nachtelijke Duitse overvallen te doen stoppen, laat de genie van de 3de Legerdivisie in oktober 1915 de dijk die de IJzer van de overstroomde polders scheidt in de lucht vliegen. Het water vult onmiddellijk de gevormde krater en scheidt voortaan de Belgische en Duitse voorposten. Het nachtelijke opbouwwerk van de loopgraven wordt naarstig voortgezet en zal nooit stoppen. De hele Dodengang wordt voortdurend versterkt met zandzakken. De stelling wordt ook gevoelig verbreed. Er komt een gevechtsloopgraaf dichtbij de IJzer en meteen daarachter een steunloopgraaf om bevoorrading en versterking mogelijk te maken. Gekwetsten en doden worden eveneens langs die weg uit de stelling gebracht.
Om de aan- en afvoer van zwaarder materieel zoals mitrailleuses, loopgraafmortieren en de nodige munitie toe te laten, rijden door de steunloopgraaf wagens over een spoorlijntje van veertig centimeter breed. De soldaten zijn zeer tevreden met deze verbeteringen die hun bevoorrading vergemakkelijken. In de loop van 1916 bouwt men aan de ingang van de Dodengang de Ruiterschans. Deze constructie zit letterlijk "te paard" op de bestaande loopgraaf en steekt verscheidene meters boven het landschap uit. Het is een waar fort van zandzakken op twee niveaus: mitrailleuses die in staat zijn de hele omgeving te bestrijken op het hoogste niveau en schuilplaatsen voor de soldaten en het materieel op het laagste niveau.
Deze unieke stelling aan het front van de IJzer is vrijwel onneembaar. Ze draagt in aanzienlijke mate bij tot het blokkeren van het front in deze sector. Nu beide partijen het voorlopig hebben opgegeven om hier terrein te winnen, wordt het veel rustiger in de buurt van de Dodengang. Maar de kans op een bombardement is permanent aanwezig. Voor de Belgische soldaten blijft de situatie bijzonder gevaarlijk. Het gruwelijkste wapen ingezet aan het front van de IJzer is gifgas. Granaten, gevuld met mosterdgas, worden door de Duitsers naar de Belgische stellingen geschoten. Ze verspreiden hun kleverige inhoud, die langzaam verdampt. Wie het product per ongeluk aanraakt, krijgt verschrikkelijke brandwonden. Ogen en longen worden ook aangetast. Men weet nooit op voorhand of een granaat al dan niet gevuld is met gas. Daarom moeten de soldaten steeds hun gasmasker opzetten. Het is voor de soldaten zenuwslopend. Om het hoofd te bieden aan de steeds langer wordende gevaarlijke periodes zijn voor iedere soldaat in stelling in de Dodengang twee gasmaskers voorzien. Aan de kop van de loopgraven worden prikkeldraad, traliewerk, observatieposten en bunkers met schietposities aangelegd om elke verrassingsaanval van de Duitsers te breken. De soldaten noemen het niet voor niets de muizenval. Op 15 oktober 1918 dwingt het grote eindoffensief de Duitsers om zich terug te trekken.
Op 11 november 1918 gaat de wapenstilstand in. De Belgische soldaten verlaten nu definitief de Dodengang en lopen een laatste keer door de loopgraven waar zoveel van hun kameraden om het leven zijn gekomen.
Na de Eerste Wereldoorlog In West-Vlaanderen wordt meteen begonnen met de opruiming. Enkele plaatsen hebben een bijzondere emotionele waarde en worden bewaard als herdenkingsoord. Dat is zo voor de Dodengang. Het slagveldtoerisme komt op gang. Talrijke burgers komen het vroegere front bezoeken. Loopgraven hebben het nadeel dat ze grotendeels opgebouwd zijn uit natuurlijke materialen. De erosie doet zijn werk. Het hout rot weg. Zandzakken vergaan en wanden storten in. In 1924 laat het Ministerie van Openbare Werken de Dodengang opnieuw aanleggen. Het jaagpad op de dijk, de plaats waar de soldaten in 1915 zijn beginnen graven, moet weer bruikbaar worden om de scheepvaart op de IJzer mogelijk te maken. Deze werken zijn meteen de gelegenheid om de jutezandzakken te vervangen door zakken gevuld met cement. Deze vervanging waarborgt uiteraard een langere levensduur aan de site maar voortaan is er enige verbeelding nodig om de oude inrichting te herkennen. De Touring Club van België zorgt ervoor dat de site in stand wordt gehouden en belet in 1927 de afbraak om een weg aan te leggen.
Tot in 1940 neemt het Belgische Leger onderhoud en bewaking van het terrein op zich. De Tweede Wereldoorlog vaagt de herinnering aan de Eerste in belangrijke mate weg. De meeste na 1918 bewaarde sites zijn ondertussen verdwenen. De Dodengang is de uitzondering op de regel. Na de Tweede Wereldoorlog neemt de Touring Club van België de site opnieuw onder haar hoede. Het Belgische Leger levert nog altijd zijn steun en het 11de Bataljon Genie levert mankracht en materialen voor de restauratiewerken die regelmatig uitgevoerd worden. Op 2 juni 1992 wordt de unieke waarde van de site officieel erkend door een Besluit van de Minister van Verkeer, Buitenlandse Handel en Staatshervorming van het Vlaams Gewest, de heer Johan Sauwens. De Dodengang wordt beschermd overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten. De federale regering beslist op 15 mei 1994 dat het Ministerie van Landsverdediging opnieuw verantwoordelijk wordt voor het beheer van de Dodengang.
Vanaf 1995 voert het 11de Bataljon Genie onder leiding van het 5de Regionaal Centrum voor Infrastructuur van Defensie belangrijke restauratiewerken uit in de loopgraven langs de IJzer. Gezien de slechte staat van het gebouw van de site wordt door de Divisie Infrastructuur van Defensie in 2002 een nieuw gebouw opgericht en op 31 maart 2004 door de Minister van Landsverdediging, de heer André Flahaut ingehuldigd. Dit gebouw laat toe de loopgravenoorlog en het lijden van de soldaten op een boeiende manier voor de jonge generaties te evoceren. Informatie: website van het Koninklijk Legermuseum.