Oktober 1914, het koninkrijk gered door de zee
De Westhoek onder water
De jonge Duitsers waren verbijsterd. Deze morgen nog hadden ze met veel enthousisame een onbeduidend dorpje, gelegen achter een spoorwegberm en gedomineerd door een kerktoren en een windmolen, aangevallen en omzeggens moeiteloos veroverd. Hun bevelhebber had hen voor dageraad nog toegesproken en gezegd dat dit de laatste belangrijke stap was voor de verovering van de eerste Franse Kanaalhaven: Duinkerkekn.
Nu, terwijl een niet onaangename herfstdag ten einde liep, werden ze plots dringend teruggeroepen. Blijkbaar dienden ze niet te vluchten voor de vijandelijke kanonnen - die hadden ze in de voorbije maanden trouwens altijd al snel het zwijgen kunnen opleggen - maar voor een veel indrukwekkender en geheimzinnger vijand die langzaam maar zeker het vlakke, boomloze land in een zee leek te veranderen. Nerveus liepen de mannen in kleine groepjes tussen de halfvernielde bakstenen huizen en de versplinterde houten schuurtjes, langs de straat die terug naar de spoorweg leidde.
Eens over de spoorweg, terwijl de infanteristen de stilaan onderlopende smalle kasseiweg betraden, keek één van hen nog even om naar het bakstenen stationnetje aan de zuidkant van de weg. Op de gevel zag hij een witgekalkt naambord met in zwarte letters "Ramscappelle".
Gisteren nog waren ze met z'n allen zo uitgelaten geweest. Ze voelden zich toen sterk en onoverwinnelijk. Nu lag er op hun terugweg een uitgestrekte, ijzige, bruinachtige watermassa te wachten die hen deed vluchten als Ramsch, minderwaardige koopwaar en oude rommel die teruggestuurd werd naar zijn meester.
Na een geforceerde mars van een half uur, waarbij de modder en het water langzamerhand hun botten en kousen begon te doordrenken passeerden ze een hoeve omgeven door een nog juist te onderscheiden brede, vierzijdige gracht. Aan de ingang stond een bordje waarop iemand ooit de naam geschilderd had: "Groote Hemme". De boerderijgebouwen stonden op het droge maar alles weer er op dat dit niet lang meer het geval zou zijn.
Het water begon nu langzaam langs hun benen omhoog te kruipen wat de mannen tot op het bot deed afkoelen. Niet ver daar vandaan, aan de linkerkant, probeerden verschillende door paarden getrokken rijtuigen letterlijk hun weg te vinden doorheen het verdronken land. Plotseling verloren sommige van de viervoeters de vaste grond, panikeerden en verdwenen met hun last in een door het water verraderijk onzichtbaar geworden, brede waterloop. De doodsbange voeders slaagden er in van de wagens te springen en zelf opnieuw vaste voet aan de grond te krijgen. Voor hun ingespannen trekdieren was het echter te laat. Het was nu ieder voor zichzelf. Iedereen in de onderlopende polder trachtte zo snel mogelijk die droge IJzerdijk te bereiken.
De Duitsers zouden nooit meer voor Kerstmis 1914 hun hofstede terugzien zoals ze hun gelieden hadden beloofd bij hun vertrek.
Wat volgt is het uitvoerig en gedetailleerd verhaal van één van de zeldzame, grootschalige en tevens succesvolle terugtochten uit de militaire geschiedenis.
Na "den Grooten oorlog" zijn de naakte feiten door een nationale legende overgroeid. Het scheen, zelfs tot lang na de Tweede Wereldoorlog, dat elke Belgische oud-strijder het verhaal van "Geeraert en Cogge" persoonlijk had meegemaakt. Er verschenen honderden scherpe krantenartikels en vurige boeken van de hand van tientallen voor- en tegenstanders, mensen die al dan niet bij de onderwaterzetting betrokken waren geweest. Hoe het echter allemaal juist in zijn werk was gegaan, hoe het vermoeide en uitgedunde Belgische leger zover was geraakt, werd nooit eerder in dergelijk detail onderzocht.
Dit is het moedige verhaal van een handvol officieren en soldaten, geholpen door enkele eenvoudige burgers van middelbare leeftijd, die de brutale invaller stopten ... niet met vuur, maar met water.
Technische gegevens:
- 15 x 22,5 cm staand
- Auteur : Paul Van Pul
- Uitgegeven door Uitgeverij De Krijger
- Aantal pagina's : 371
Gepubliceerd 27/11/2004.