Gerard Steenlant is geboren op 1 april 1910 te Staden. Zijn vader Alidor, was schilder-behanger in het dorp. Zijn moeder was Alida Bentein. Komt het door zijn geboortedag (1 april) of niet, maar Gerard stak van kindsaf de draak met iedereen. Hij was een echte vlegel. Wanneer de Duitse troepen op 15 oktober Staden naderden, besliste vader Alidor met zijn echtgenote en de nog jonge kinderen te vluchten. In de verwarring vertrok hij echter in de verkeerde richting. Na enkele kilometers stootte het gezin op een Duitse officier te paard. De streng-kijkende man zei iets in het Duits - een taal die Alidor niet machtig was - en zwaaide met zijn arm om duidelijk te maken dat de vluchtelingen maar beter maakten dat ze wegkwamen. Dat gebeurde ook en deze maal vluchtten ze in de richting van Ieper. Dat deden ook 4000 andere Stadenaars op deze dag. Zij vluchtten via Vijfwege, Poelkapelle en Langemark naar Ieper. Van zodra de stad beschoten werd, ging het naar Vlamertinge. Vandaar gaat het dan naar Frankrijk. Van 15 tot 20 oktober 1914 is er in en om Staden zwaar gevochten tussen Duitsers en Fransen. Bij deze gevechten en bij standrechterlijke executies door de Duitsers zouden er in Staden in oktober 1914 maar liefst 42 onschuldige burgers het leven laten.
Staden lag gedurende de hele oorlog aan Duitse zijde. Het gezin Steenlant, waaronder de piepjonge Gerard kon dus niet meer terug. Eerst verbleven ze een tijdje in het Zuid-Franse Cahors, waar Gerard er een broertje bijkreeg. Zoals zovele Vlaamse vluchtelingen, kreeg het gezin na enige tijd te horen dat er werk en logement voor hen was in Normandië. Veel Stadenaars hadden zich onder leiding van onderpastoor Mostaert voorlopig in het Normandische Lisieux gevestigd en daar trokken ook de Steenlants naartoe.
Ze waren er nauwelijks enkele uren aangekomen of Gerard ging er al op de vuist met een Franse leeftijdsgenoot. De knaap had zijn Vlaams voor Duits genomen en had Gerard toegeroepen: "Sale Boche!" (vuile mof). Daarop had Gerard, die als vluchteling maar al te veel dergelijke beledigingen gehoord had, zijn handen niet meer kunnen thuishouden en de jonge Fransman een pandoering verkocht.
Omdat Gerard zo'n stouterik was, kreeg hij het vaak aan de stok met onderpastoor Mostaert, die ook toezicht hield in de Belgische school. Eind 1919 keerde het gezin Steenlant vanuit Lisieux terug naar Staden. Net zoals vele anderen, moesten ze de tijdens de jaren van de wederopbouw in een barak van het Koning Albertfonds wonen. Ook de school was in een barak. De eerste maanden droeg de schoolmeester zelfs nog zijn militair uniform, bij gebrek aan burgerkleren. Ruimte om te spelen was er genoeg in de talrijke puinen en op de grote Duitse militaire begraafplaats op Stadenberg.
Na de voltooiing van de wederopbouw, opende vader Alidor weer zijn winkel in het dorp. Gerard ging bij hem werken, maar ging tegelijk ook naar de zondagsschool en naar de academie van Roeselare. In 1934 huwde hij met de Poperingse Marjolaine Vergeele en vestigde hij zich als schilder-behanger in Brugge. Gerard en Marjolaine zouden zes kinderen krijgen en zijn zaak zou erg bloeiend blijken.
(Bron: Personenrubriek op http://www.inflandersfields.be)