John McCrae was 41 jaar toen de eerste wereldoorlog uitbrak. Hij had tot 1904 dienst gedaan bij het leger waar hij een opleiding bij de artillerie kreeg en het uiteindelijk bracht tot de rang van majoor bij de artillerie. De volgende tien jaar wijdde hij zich aan zijn medische loopbaan in het burgerleven en aan het onderwijzen van jongere dokters.
Op 9 september 1914, door het uitbreken van de oorlog, keerde John McCrae terug in de actieve dienst. Hij kwam terecht bij de 1st Brigade van de Canadian Field Artillery. Wegens zijn leeftijd en zijn tekort aan recente artillerie-ervaring, werd hij aangesteld tot brigade-chirurg met de rang van majoor. Hiermee was hij tweede in bevel in de brigade. In het begin waren McCrae en zijn eenheid betrokken bij de doodgelopen loopgravenoorlog. De eerste gewonden waren niet zo ernstig gekwetst. McCrae leidde de zorg over deze gewonden en had nu en dan ook het bevel over de kanonniers. Op 17 april 1915 promoveerde hij tot Luitenant-Kolonel.
Op 22 april, na de Duitse chloorgasaanval, werd zijn eenheid tot de strijd opgeroepen. Hij richtte een eerste-hulppost in in de westelijke oever van het kanaal. De intensiteit van de gevechten en het grote aantal gewonden waren toestanden die hij nog nooit had meegemaakt. Als hij het bevel over de kanonnen niet voerde, probeerde hij het hoofd te bieden aan de constante stroom gewonden die zijn aandacht nodig hadden. In een brief aan zijn moeder beschreef John zijn verbandplaats: "Ik had een vierkante ruimte, 8 bij 9, gegraven in de flank van de helling, bedekt met lappen stof om de regen buiten te houden, en een kleine zandzak achteraan om te verhinderen dat stukjes granaat zouden binnendringen. Wat stro op de vloer maakte het geheel af. Elke plaats langs de oever was min of meer gelijk, allemaal eekhoornholen." Hier dient gezegd dat de huidige betonnen schuilplaatsen van latere datum zijn.
Dokters als McCrae werkten dikwijls uren aan één stuk. De vloer van hun verbandplaats was dikwijls glibberig door de modder en de aarde kroop van tussen de planken die de wanden versterkten. Wonden moesten verbonden worden in het schemerlicht van kaarsen of kerosinelampen. Verbanden konden in zulke omstandigheden niet schoon gehouden worden en dikwijls was er een tekort aan geneesmiddelen.
Op zondag 2 mei werd een goede vriend van McCrae,
Luitenant Alexis Helmer, gedood door een granaat. Enkele mannen gingen een graf delven op de begraafplaats toen het vuren ophield. Ondertussen verzamelden anderen zoveel mogelijk de resten van het stoffelijk overschot. Ze stopten ze in zandzakjes, legden deze op een legerdeken die daarna met grote veiligheidsspelden werd dichtgespeld. Tijdens de begrafenis in het duister citeerde een diep ontroerde McCrae enkele gebeden. Ordonnansofficier Allison beweert dat hij de volgende dag persoonlijk zag hoe McCrae zijn gedicht schreef, terwijl hij achterop een ziekenwagen op de treeplank zat en naar het graf van Helmer staarde.
Op 9 mei werd de Eerste Brigade van de Canadese Veldartillerie teruggetrokken van de linie. John McCrae kon nu én als strijder én als medisch officier op de oorlog terugblikken. In juni kreeg hij het bevel om de artillerie te verlaten en zich te voegen bij het Canadian Army Medical Corps. Eigenlijk verkoos hij bij de artillerie te blijven, maar zijn plichtsgevoel overwon en hij werd een goed medisch officier. Op 28 januari 1918 stierf McCrae aan long- en hersenvliesontsteking. Hij werd met volle militaire eer begraven te Wimereux.