Koningin Elisabeth werd geboren op 25 juli 1876 in Possenhofen, Beieren en stierf op 23 november 1965.
Ze trouwde met Kroonprins Albert getrouwd in 1900 en kreeg drie kinderen: Kroonprins Leopold, Prins Karel en Prinses Marie-José
Koning Albert en Koningin Elisabeth arriveren in De Panne in de herfst van 1914. Samen met hun drie kinderen bewonen ze vanaf halfweg oktober de meest westelijke villa aan de zeedijk, de Villa Maskens. Het is een ietwat afgelegen, eenvoudig huis dichtbij de plaats waar Leopold I in 1831 vanuit Engeland voet aan wal had gezet. De koninklijke aanwezigheid verandert het eens zo rustige zomerverblijf in een ontmoetingsplaats van personaliteiten en staatshoofden. Maar in De Panne leven Albert en Elisabeth meer dan ooit tussen hun volk, en krijgt ook Belpaire mensen van vlees en bloed te zien. De vorstin bouwt zich een filantropische reputatie op door hospitalen, tehuizen voor herstellenden en opvanghuizen voor weeskinderen te patroneren. Ze draagt ook het erevoorzitterschap van het Engels-Belgisch Comité ten voordele van het Rode Kruis, dat instond voor ravitaillering, kledij en sigaretten.
Onder haar impuls wordt het voormalige hotel l’Océan vanaf februari 1915 omgebouwd tot hospitaal voor gekwetsten. Het is inmiddels bekend dat de koningin er een verpleegstersopleiding volgde, en er een of twee keer assisteerde bij operaties. Nog later zal l’Océan zich pal naast de Swiss Cottage uitbreiden.
Op 13 december 1917 om 10 uur wordt Marie Belpaire door de vorstin ontvangen. Een koninklijke auto pikt haar op voor een audiëntie in de Moeren, waar het vorstenpaar tussen 20 juli 1917 en 1 augustus 1918 in de kasteelhoeve Sinte-Flora verblijft. Meteen na de koninklijke ontmoeting kruipt Belpaire in de pen. Tussen 24 december 1917 en 23 december 1919 schrijft ze 189 brieven naar Elisabeth. Zonder uitzondering in het Frans. Op enkele exemplaren na zijn alle brieven door Belpaire gedateerd en ondertekend. Aangezien de Swiss Cottage en de Villa Maskens op wandelafstand van elkaar liggen, worden de brieven niet met de post verstuurd. Belpaire geeft elke brief mee met een dienstbode – zelf spreekt ze van een facteur (28 oktober 1918) – die de correspondentie doorspeelt aan de hofdame van Elisabeth maar vermoedelijk frequenter aan Jules Ingenbleeck, sinds 1912 secretaris van het vorstenpaar. In haar brieven sluit Belpaire permanent verzoekschriften van militairen en burgers bij. Elisabeth, die kort voor de oorlog de studie van het Nederlands had hervat, kon die brieven vermoedelijk ook lezen, al weten we niet of haar passieve kennis van het Nederlands zo goed ontwikkeld was als Belpaire veronderstelde. De schriftelijke reacties van de vorstin – soms door Elisabeth eigenhandig geschreven maar vaker opgesteld door haar hofhouding – zijn (totnogtoe) zonder uitzondering in het Frans. De briefwisseling in 1918 mondde uit in meerdere “goede werken”: Belpaire en de koningin vormden wel degelijk een sociaal-culturele tandem die zo veel mogelijk nood poogde te leningen. Hun samenwerking resulteerde ook in enkele initiatieven ten behoeve van de verpleegsters. De correspondentie leidde zelfs tot meerdere ontmoetingen met Elisabeth, zoals blijkt uit Belpaires brieven én uit de oorlogsaantekeningen van Koning Albert. Naar het exacte aantal kunnen we voorlopig alleen maar gissen. Het staat wel vast dat de vorstin, net voor haar vertrek uit De Panne, Belpaire voor de laatste keer ontving op 26 oktober 1918. Tussen Belpaire en Elisabeth heerste immers wel zeker een goede verstandhouding en wederzijds respect. Per slot van rekening deelden ze enkele raakpunten zoals hun pacifisme, de liefde voor kunst, muziek, Beethoven, de verpleegkunde en het liefdadigheidswerk. Bovendien maakte ook Belpaires Belgische gezindheid en royalisme haar sympathiek bij de Koningin. (Info: Katrien François)