Op 31 juli 1917 werd in Vlaanderen één van de belangrijkste offensieven van gans de oorlog ontketend. In tegenstelling tot de Slag bij de Somme in 1916, die in samenwerking met het Franse leger gevoerd werd en bedoeld was om de druk op het belegerde Verdun weg te nemen was dit het eerste grote onafhankelijke offensief van het Britse leger tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Het doel van de aanval was om binnen drie weken de steden Roeselare en Torhout te bereiken. Het draaide anders uit. De aanval liep bijna onmiddellijk vast. De combinatie van onzorgvuldig stafwerk, een sterk Duits verdedigingssysteem en hevige regenval die het ganse gebied in één modderige brij veranderde bleek catastrofaal. In plaats van de uiteindelijke objectieven binnen de de vooropgestelde drie weken te bereiken werd na 103 dagen enkel het kleine dorpje Passendale, een tussenobjectief, bereikt. De prijs die betaald werd in mensenlevens was onvoorstelbaar hoog. Duizenden soldaten uit elk deel van het Britse Imperium, ondersteund door Fransen, passeerden door de hel van Passchendaele. Van de eerste tot de laatste dag waren Schotse eenheden betrokken bij het gevecht om de heuvelrug.
Op de eerste dag van de Slag bevond de 15e Schotse Divisie zich in het oog van de storm. Na zware gevechten slaagden ze er in om de Frezenberg in te nemen, een klein stukje hoger gelegen terrein voor Zonnebeke. Het zou nog vijftig dagen duren vooraleer de 9e Schotse Divisie, met in haar rangen de 1e Zuid- Afrikaanse Brigade; de rand van het dorp zou bereiken, minder dan drie kilometer van de lijn waarop de 15e Divisie zich op 31 juli ingegraven had. Ondertussen kroop de 51st Highland Divisie vooruit in de richting van Poelkapelle in een hopeloze poging om de zwakke plek van de Duitsers te vinden. Omwille van de extreem moeilijke omstandigheden waarin gevochten werd was het vaak onmogelijk om de slachtoffers te evacueren waardoor veel lichamen gewoon ter plaatse bleven liggen. Nog elk jaar worden lijken van soldaten uit de Eerste Wereldoorlog geborgen.
Na twee maanden vechten werden veel van de uitgeputte Britse troepen vervangen door Australiërs en Nieuw- Zeelanders en eens die door reserves zaten kwamen de Canadezen aan, vastbesloten om ten langen laatste de ruïnes van het dorpje met de bijna mythische naam in te nemen: Passchendaele. Op 10 november slaagden ze erin om een beperkte verdedigingslijn in te richten aan de noord-oostelijke kant van het dorp. Het offensief werd afgebroken. Tot in de laatste fase van de gevechten waren Canadian Scottish, Seaforths, Camerons, Royal Highlanders en andere eenheden van Schotse origine betrokken. Op zijn minst de helft van de Canadese Victoria Cross-winnaars (de hoogste Britse onderscheiding) waren van Schotse afkomst.
Gedurende heel de oorlog was het aandeel van de Schotten in de verliescijfers overmatig hoog. “Passchendaele” vormde hierop geen uitzondering. De eeuwenoude reputatie van de Schotse militairen als “soldatenras” was één van de redenen waarom ze bijna constant ingezet werden, op gelijk welke plaats in de gevechtslijn.
De geschatte kostprijs van het kruis en de bronzen platen werd aanvankelijk begroot op 33.000 euro. Op 25 augustus 2006 was de helft van deze som verzameld en werd het monument besteld bij de Schotse firma Fyfe Glenrock (Oldmeldrum, Aberdeenshire). Eén van de bronzen platen werd gefincierd door mevrouw Fyffe als een eerbetoon aan haar familieleden die betrokken waren bij militaire conflicten. Niet inbegrepen in deze som is de kostprijs van de basis van het monument die gedragen werd door de gemeente Zonnebeke. Samen met de Vlaamse en Schotse Regeringen droeg de gemeente ook bij aan de organisatiekosten van het herinneringsweekend.
De sponsorcampagne startte op wapenstilstandsdag 2005. Een brievencampagne naar diverse Schotse bestuursorganen en het brede publiek werd opgestart en kreeg al snel een sterke respons. Ook de contacten met Schotse Regimental Associations, het nieuwe “Royal Regiment of Scotland”, luchtmachtbasissen in Schotland, enz. leverden al snel resultaten op. Het Memorial Museum Passchendaele 1917 en het Genootschap Passchendaele Society 1917 konden de hand leggen op honderden originele bunkerblokken die nodig waren om de basis te bekisten. Belangrijke giften kwamen onder andere van de Schotse steden Aberdeen en Glasgow, meerdere afdelingen van het Royal British Legion Scotland (belangrijke gift van RBLS Turiff and District) , Schotse en Engelse Western Front Associationafdelingen, de Schotse vrijmetselaars, de regionale besturen van Morayshire, Renfrewshire and Highland Council, de Vlaams Caledonische Society, de heer Tom Jenkins, Mevr. Fyffe, de Royal Dublin Fusiliers Association, het Royal Regiment of Scotland, de Black Watch Regimental Association... De structurele steun van de Vlaamse en Schotse Regering (Scottish Executive) en een debat in het Schots parlement over de bouw van het monument bezorgde de campagne de nodige internationale uitstraling.
Bron: persmap Schots weekend 2007 MMP