Het IJzerbedevaartcomité liet in 1933 een monument oprichten op de plaats waar de broers Van Raemdonck sneuvelden. Het monument werd ontworpen door kunstschilder Karel De Bondt (Afsnee aan de Leie) die ook de ingangsdeur van de crypte van de IJzertoren ontwierp. Het werk werd uitgevoerd door zijn broer Jan De Bondt. Het vijf meter hoge, zeshoekige monument werd opgetrokken met brokken beton van de Duitse stellingen van het Stampkot. In het werk zitten twee ineengestrengelde kruisen als symbool van broederliefde verwerkt.
Het monument werd onthuld op zaterdag 19 augustus 1933, de dag vóór de 14de IJzerbedevaart die aan de broers werd gewijd. De druk bijgewoonde onthulling ging gepaard met een plechtigheid die georganiseerd werd door de vrienden van het 24ste Linieregiment. Frans Van Raemdoncks gedicht 'Lied van de dood' werd er voorgedragen. Op de herinneringsplaat staan de namen van de twee broers vermeld en ook Amé (verkeerderlijk gespeld als AIME) Fiévez, die op het zelfde ogenblik op dezelfde plaats sneuvelde. Op zondag 28 juni 1987 werd aan het monument een gedenkplaat ter ere van Clemens De Landtsheer, neef van de twee broers, onthuld.
De twee broers Van Raemdonck en Amé Fiévez werden op 13 april 1917, 19 dagen na hun dood, in een ondiepe obusput begraven. De plaats situeerde zich toen in niemandsland en repatriëring was toen onmogelijk. Op het graf werden drie naamloze kruisjes geplaatst. Kort daarop verwijderden de Duitsers er twee. Het terrein bleef nog maanden het strijdtoneel. Artilleriebeschietingen omwoelden het volledig. In september 1917 werd het veroverd door de Belgen. De stoffelijke overschotten van de drie werden verzameld en herbegraven. In september 1918 plaatsten makkers van de 6de Compagnie van het 24ste Linieregiment een stenen kruis in de vorm van een boom met afgehouwen takken op de rustplaats. Daarrond kwam een houten omheining. De zerk bleef er staan tot hij in 1933 door het huidige monument werd vervangen. Daarna werd de zerk overgebracht naar de crypte van de IJzertoren en geplaatst voor de grafkamer van de twee broers. Bij de dynamitering van de IJzertoren op 16 maart 1946 werd hij vernield en bij de opruiming enkele jaren later niet meer teruggevonden.
Op 29 oktober 1919 werd het graf opengelegd met de bedoeling de stoffelijke resten later te repatriëren. Van de drie lijken trof men enkel nog wat resten aan: vier schoenen met voeten en kousen, een schedel, een dij- en een heupbeen en enkele kleinere beenderen. Identificatie was volkomen uitgesloten. Daarop besloot men de resten te laten waar ze waren en geen aanvraag te doen om ze naar hun geboortedorp terug te brengen. In 1924 werden de lijkresten van de broers Van Raemdonck en Fiévez op bevel van de militaire overheid ontgraven, in één kist gedeponeerd en overgebracht naar de Belgische militaire begraafplaats van Westvleteren. De kist werd bijgezet onder de middelste van de drie officiële grafzerken. Op 13 augustus 1932 worden de gezamenlijke resten van de twee broers en Fiévez ontgraven. Een week later (21 augustus 1932) worden zij tijdens de 13de IJzerbedevaart naar de crypte van de IJzertoren overgebracht, samen met de stoffelijke overschotten van zes andere IJzersymbolen: Renaat De Rudder, Joe English, Firmin Deprez, Frans Kusters, Hubert Willems en Frans Van Der Linden.
(Bron: Luc De Ryck, 'Terug naar Niemandsland')